Nationaal Landschap Groene Hart

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator is afgesloten omdat sinds 2012 het rijksbeleid voor nationale landschappen is beëindigd.

Actuele informatie over nationale landschappen kunt u vinden bij indicator

Het Groene Hart bestaat uit weilanden die maar net hoger liggen dan het water in de sloten. Een houtkade, een vaart, een meer of een plas en smalle, langgerekte percelen die vanaf de bebouwing tot aan de horizon lijken door te lopen, bepalen het landschap.

Kernkwaliteiten

Het Groene Hart is een open landschap binnen de ring van steden die samen de Randstad vormen. Langs rivieren die de grootschalige veenweidegebieden, droogmakerijen en plassen doorsnijden, liggen historische stadjes en landgoederen. De indicatoren voor kernkwaliteiten die medesturend zijn voor de gebiedsontwikkeling in het Groene Hart zijn:

Historische kavelpatronen

Drie landschapstypen zijn binnen het Groene Hart te onderscheiden. Het meest karakteristiek zijn de veenweidegebieden, waar het verkavelingspatroon veelal stamt uit de ontginning rond 1000. Vanaf de oeverwallen is het land in langgerekte stroken verkaveld. Waar veen is afgegraven, zijn plassen ontstaan. Vanaf de zestiende eeuw is een deel van de plassen drooggemalen en zijn de diepliggende droogmakerijen ontstaan. De percelen zijn hier rechthoekig. Langs de rivieren Vecht, Oude Rijn, Hollandse IJssel en Lek liggen oeverwallen met relatief veel bewoning en opgaande begroeiing.

De verkaveling in het veenweidelandschap (inclusief de waarden) is weinig veranderd sinds de ontginning in de Middeleeuwen. Binnen het nationale landschap verschilt de verkaveling sterk. Het gebied ten noordoosten van Leiden, dat reeds vroeg werd ontgonnen, kenmerkt zich door een onregelmatig blokvormige verkaveling. In het overige Groene Hart overheerst de opstrekkende strokenverkaveling. Vooral in het Utrechtse plassengebied komen zeer langgerekte kavels voor. In de latere veenontginningen was de ontginning meer geordend en hadden de kavels een vaste diepte en breedte, de zogenoemde cope-verkaveling.

De droogmakerijen hebben een rechthoekige verkaveling en wegen- en slotenpatroon, dat over het algemeen goed de tand des tijds heeft doorstaan.

Historische landschapselementen

Naast de verkavelingspatronen zijn oeverwallen, plassen, dijken, kaden, buitenplaatsen en landgoederen sporen van de ontstaansgeschiedenis van het Groene Hart. De oeverwallen van rivieren en riviertjes waren in het oerlandschap de laagste plekken, die goed toegankelijk waren via het water. Vanaf de Middeleeuwen concentreerde de bewoning zich hier. Tegenwoordig vormen de oeverwallen de hoogstgelegen gebieden in het nationale landschap omdat het veen inklonk door ontwatering. De inklinking van het veen leidde er ook toe dat men dijken en kaden moest aanleggen om overstroming van het ontgonnen land te voorkomen. In het gebied met cope-verkaveling werd elk blok van percelen omgrensd met kaden. Een deel van de kaden is begroeid met bomen en struiken. De veenplassen zijn veelal uitgeveende restanten van het oorspronkelijke hoogveenmoeras in Laag-Nederland. Voorbeelden zijn het Naardermeer en de Reeuwijkse Plassen. Het open water is vaak omzoomd met rietmoeras en moerasbos, wat deze gebieden een besloten karakter geeft. Vooral in 17de eeuw zijn door rijke stedelingen op de oeverwallen van de Vecht en andere rivieren landgoederen en buitenplaatsen aangelegd. De oeverwallen hebben door de relatief grote hoeveelheid bebouwing en opgaande begroeiing een besloten en groen karakter.

Kengetallen schaal en groen karakter Nationaal Landschap Groene Hart (peiljaar 2006)
   Oppervlakte
   Totaal (ha)Totaal (%) Oeverwallen (%)
Nationaal Landschap Groene Hart 180 824  15 552 ha
w.v. Zeer open gebied47 93326,55,2
 (Vrij) kleinschalig en besloten84 90647,072,2
 Bebouwing*5 4103,08,3
 Groen karakter12 0176,69,7
 w.v.lijnvormige beplanting3 821 418 m21,1 m/ha39,8 m/ha
  boomgaarden1 5330,83,7
  kwekerijen1 6330,90,2
  opgaande begroeiing6 9393,83,8
* Uitsluitend gebouwen en huizen uit de TOP10 exclusief erven, tuinen, paden, wegen die binnen de bebouwde kom voorkomen

Veendikte

Het veenweidegebied is van nature zeer nat; het laagveenpakket is van natuurhistorisch belang. Wat rest van het oorspronkelijke veenpakket dat meters dikker was, dreigt nog verder te oxideren als gevolg van ontwatering van het veen. De huidige veendikte is bekend uit metingen van Alterra. Het veenpakket is het dikst in een brede strook tussen Amsterdam en Dordrecht.

Openheid

Een kwart van het Groene Hart heeft een zeer open karakter omdat opgaande begroeiing en bebouwing vrijwel ontbreken. Het Vechtplassengebied, het oostelijk deel van de waarden en het gebied rond Boskoop zijn kleinschaliger omdat hier meer opgaande begroeiing voorkomt. Op de oeverwallen speelt hier ook de hogere bebouwingsdichtheid een rol. De visuele invloed van dorpen en steden, ook die buiten de begrenzing van het nationaal landschap liggen, is aanwezig in een groot deel van het Groene Hart.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Groene Hart
Omschrijving
De indicatoren van kernkwaliteiten zijn:
1. Historische kavelpatronen: Geometrische inrichtingspatroon droogmakerijen en strokenverkaveling in veenweide- en waardengebied;
2. Historische landschapselementen: beplante dijken en kades, besloten oeverwal met vele buitenplaatsen en open veenplassen;
3. Veendikte;
4. Openheid.
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving, Alterra - Wageningen UR
Berekeningswijze
1. De gebieden met gave verkavelingspatronen en de historische kavelgrenzen zijn afgeleid uit een vergelijking van de TOP10 en de topografische kaart uit het begin van de twintigste eeuw (Bonnebladen). In gebieden met gave strokenverkaveling zijn alle huidige kavelgrenzen als historisch verondersteld omdat de geometrische nauwkeurigheid van de Bonnebladen zodanig is dat een dergelijke vergelijking niet mogelijk is.
2. GIS-bestanden van Alterra en RACM (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten) zijn aangevuld, geactualiseerd en omgezet naar polygonen op schaal 1:10.000 op basis van TOP10, luchtfoto's 2006, en AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland).
3. De totale veendikte is bepaald door de dikte van voorkomende veenlagen uit grondboringen van TNO (www.dino.nl) en de Bodemkaart van Nederland 1:50.000 van Alterra (www.bodemdata.nl) te combineren (STOWA, 2004).
4. Gegevens over bebouwing en opgaande begroeiing uit de TOP10 zijn geactualiseerd aan de hand van luchtfoto's 2006. Schaalklassen zijn berekend met behulp van het model KELK (Roos-Klein Lankhorst et al., 2004).
Basistabel
Zie berekeningswijze
Geografische verdeling
Nationaal Landschap
Andere variabelen
Zie berekeningswijze
Verschijningsfrequentie
Wanneer relevant.
Achtergrondliteratuur
Roos-Klein Lankhorst, J., S. de Vies, J. van Lith-Kranendonk, H. Dijkstra & J.M.J. Farjon (2004). Modellen voor de graadmeters landschap, beleving en recreatie: Kennismodel Effecten Landschap Kwaliteit KELK, Monitoring Schaal , BelevingsGIS. Planbureaurapporten 20. Natuurplanbureau, Vestiging Wageningen.
STOWA, 2004. Aandachtsgebieden veenkaden, inventarisatie van gebieden met veenkaden of kaden op veenondergrond. STOWA rapport 36. Utrecht.
Opmerking
Nulmeting
Betrouwbaarheidscodering
Integrale waarneming.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Nationaal Landschap Groene Hart (indicator 1489, versie 01,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.