Megabedrijven in de landbouw, 1999-2009

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Het aantal megabedrijven in de landbouw in Nederland is de afgelopen tien jaar bijna verdubbeld. In 2009 telde Nederland 1757 megabedrijven (> 500 Nederlandse grootte-eenheid), waarvan ruim 1300 in de tuinbouwsector.

Aantal megabedrijven in tien jaar verdubbeld

In de afgelopen tien jaar is het totaal aantal megabedrijven in Nederland met 802 bedrijven toegenomen van 955 naar 1757; dat is bijna een verdubbeling. Omdat het totaal aantal agrarische bedrijven nog altijd daalt, neemt het relatieve aandeel van de megabedrijven des te meer toe. De toename van megabedrijven komt voor het grootste deel voor rekening van de tuinbouw- en blijvende teeltbedrijven: respectievelijk 579 en 156 bedrijven erbij. Bij deze sectoren worden grote schaalsprongen gemaakt: van de totale tuinbouwproductie vindt inmiddels meer dan 60% plaats op megabedrijven; bij de blijvende teelten is dat ruim 35%.

Tuinbouw kent verreweg de meeste megabedrijven

In Nederland kan 2,4% van de landbouwbedrijven als megabedrijf worden getypeerd; het voorkomen ervan is in sterke mate sectorgebonden. In 2009 waren er in de tuinbouw ruim 1300 megabedrijven, terwijl het in de akkerbouw en de rundveehouderij slechts om een tiental bedrijven gaat.

Beperkte toename megabedrijven in intensieve veehouderij en gemengde bedrijven

Bij de hokdierbedrijven (varkens- en pluimveehouderij, ook wel intensieve veehouderij genoemd) gaat het is de toename de afgelopen tien jaar beperkt gebleven: van 78 in 1999 naar 95 bedrijven in 2009. Dit is in economische omvang van acht naar elf procent van de totale hokdierproductie in Nederland. Ongetwijfeld spelen daarbij de problemen bij de vergunningverlening in relatie tot geurhinder en de ammoniakproblematiek een belangrijke rol.
Ook bij de gemengde bedrijven gaat het nog om minder dan 100 bedrijven. Bij de blijvende teelten waren er in 2009 echter al bijna 200 megabedrijven.

Nauwelijks megabedrijven in akkerbouw en bij graasdierbedrijven

Bij de akkerbouw en graasdierbedrijven blijft het aantal megabedrijven beperkt tot minder dan 1% procent. Hoewel het aantal megabedrijven iets is toegenomen, is de productieomvang op de megabedrijven min of meer gelijk gebleven. In de akkerbouw gaat het om 3,5% van de productie, bij de graasdierenbedrijven is dat ongeveer 2%.

Akkerbouwbedrijven

De grote akkerbouwbedrijven bevinden zich vooral in de echte akkerbouwgebieden zoals de provincies Zeeland, Groningen, Flevopolders en oostelijk Drenthe.

Tuinbouwbedrijven

Het kaartje met de verspreiding van alle bedrijven wordt vooral gedomineerd door de tuinbouwgebieden. Deze bevinden zich traditioneel in het Westland, bij Aalsmeer, in de kop van Noord-Holland en rond Venlo. Maar er zijn ook nieuwe gebieden zoals Emmen, Noordoostpolder, Oost-Brabant en de Betuwe.

Blijvende teeltbedrijven

Megabedrijven voor blijvende teelten bevinden zich vooral in de provincie Noord-Brabant en Noord-Limburg; dit zijn fruitkwekerijen of boomteeltbedrijven. Ook in andere provincies komen ze voor zoals in het gebied rond Boskoop in Zuid-Holland.

Graasdierbedrijven

Megagraasdierbedrijven liggen vooral in het noorden van het land; verder ligt er verspreid over de andere provincies hier en daar een enkel megabedrijf, behalve in Zeeland en Zuid-Holland.

Hokdierbedrijven

Megabedrijven met intensieve veehouderij liggen vooral in westelijk Noord-Brabant, Noord-Limburg en de Gelderse vallei

Gemengde bedrijven

Gemengde megabedrijven bestaan uit een combinatie van twee of meer agrarische bedrijfstakken; het kan daarbij gaan om gewascombinaties, veeteeltcombinaties of veeteelt-gewas combinaties. Ze komen vooral voor in Oost-Brabant en Noord-Limburg.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Megabedrijven in de landbouw,1999-2009
Omschrijving
Verspreiding en ontwikkeling van megabedrijven in de landbouw
Verantwoordelijk instituut
Jaap van Os en Han Naeff - Alterra Wageningen UR
Berekeningswijze
Megabedrijven zijn gedefinieerd als landbouwbedrijven met een economische omvang van meer dan 500 Nederlandse grootte-eenheden (nge). Deze grens is min of meer arbitrair. Het betreft landbouwbedrijven die duidelijk groter zijn dan een gezinsbedrijf. Een omvang van 500 nge levert onder normale omstandigheden voldoende werk en inkomen op voor zes tot tien volwaardige arbeidskrachten. De economische omvang wordt uitgerekend op basis van productievariabelen uit de landbouwtelling, die aangeven in welke omvang verschillende gewassen en diercategorieën aanwezig zijn. Deze worden vermenigvuldigd met nge-factoren per gewaseenheid of per dier. Het is mogelijk dat een bedrijf over meerdere vestigingen beschikt.
Basistabel
Het aantal megabedrijven per hoofdbedrijfstype per gemeente. Het hoofdbedrijfstype wordt eveneens bepaald op basis van de nge's. Zo wordt een bedrijf getypeerd als akkerbouwbedrijf als minimaal 2/3 van de nge van het bedrijf door de akkerbouwgewassen wordt geleverd.
Geografische verdeling
Gemeentelijke indeling in 2009 (van Bridgis).
Andere variabelen
Dezelfde berekening is ook gemaakt voor 1999 zodat de ontwikkeling van de laatste tien jaar in beeld is gekomen.
Verschijningsfrequentie
De landbouwtelling wordt jaarlijks herhaald; op basis daarvan kan de ontwikkeling van het aantal megabedrijven ook jaarlijks bepaald worden.
Achtergrondliteratuur
Gies, Edo, Jaap van Os, Tia Hermans en Rik Olde Loohuis (2007) Megastallen in beeld. Wageningen, Alterra-rapport 1581.
Raad voor het Landelijk Gebied (2006) Buitenbeentjes en Boegbeelden. Een advies over megabedrijven in de Nederlandseland- en tuinbouw. RLG advies 06/01, Utrecht.
Betrouwbaarheidscodering
A. Integrale enquête

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
02
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Megabedrijven in de landbouw, 1999-2009 (indicator 2074, versie 01,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.