Water en groene ruimte

Openheid van de Grote wateren, 2002-2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De openheid in de Nederlandse grote wateren is het grootst in het westelijk deel van de Waddenzee. Dit gebied ligt relatief ver van steden, industriegebieden en havens. In 2012 is de openheid afgenomen ten opzichte van 2002. Deze indicator laat zien waar er nog open gebieden te vinden zijn en welke factoren bijdragen aan het verminderen van de openheid.

Ontwikkeling openheid 2002 - 2012

De openheid is tussen 2002 en 2012 verder afgenomen. Gemiddeld over alle grote wateren (naar rato van hun oppervlakte) veranderde de openheidsindex van 100 in 2002 naar 50 in 2012. Met name in de Zuidwestelijke Delta hebben ruimtelijke ontwikkelingen voor een toename van menselijke objecten in het uitzicht gezorgd. Voornaamste oorzaken zijn de ontwikkeling van havengebieden en oevers en de plaatsing van meer en grotere windturbines in en rond de wateren. Zo is het zicht op windturbines is in de periode 2002-2012 in de Waddenzee en het IJsselmeer met een factor 2 toegenomen, in de Grevelingen met een factor 4 en in het Veerse Meer met een factor 16.

Openheid van de grote wateren

De openheid van de grote wateren is een doelstelling van het ruimtelijk beleid. Doel hiervan is het unieke open karakter van deze wateren te waarborgen. De openheid van de grote wateren wordt bepaald door de afmetingen van het water en de zichtbare door de mens gemaakte objecten eromheen. Voor 2002 en 2012 is dit berekend voor de Waddenzee, IJssel-, Ketel- en Markermeer en de wateren in de Zuidwestelijke Delta (Grevelingen, Oosterschelde, Veerse Meer en Westerschelde). De mate van openheid is berekend als de inverse van het aandeel van door de mens gemaakte objecten in het waargenomen landschap, waarbij objecten zwaarder meewegen naarmate ze dichter bij de waarnemer staan.
Het effect van windturbines op de openheid is relatief groot. Windturbines vormen het grootste deel van de zichtbare objecten op meer dan 3 km afstand. Ze komen vooral voor verspreid over het Fries-Groningse kustgebied en in de Wieringermeer. Energiecentrales zijn slechts plaatselijk aanwezig (Eemsmond, Harlingen, Lelystad, Borssele) en geven een beperkte vermindering van de openheid. Verder dragen woonbebouwing, industriegebieden en havens bij aan het verminderen van de openheid.

Beleidsdoelstellingen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Deze indicator verwijst naar de volgende doelen en nationale belangen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte:

  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuur-historische waarden behouden zijn (leefbaar en veilig)
  • Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuur-historische en natuurlijke kwaliteiten

Referenties

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Openheid grote wateren

Omschrijving

Invulling van de ruimtelijke doelstelling voor het behoude van het unieke open karakter van de Nederlandse grote wateren.

Verantwoordelijk instituut

Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)

Berekeningswijze

Voor de indicator voor de openheid is gebruik gemaakt van de hoogte van bestaande menselijke objecten in en rond de grote Nederlandse wateren. AHN1 is genomen als onderlegger voor het maaiveld. Dit is aangevuld met de dieptekaart voor de Waddenzee, waarbij de minimale hoogte op 1 m +NAP is gesteld (situatie hoogwater).
Voor de situatie omstreeks 2002 is het 3DShapes-bestand gebruikt (project LUMOS, op basis van toenmalig top10-vectorbestand en AHN-1). De hoogtes hierin zijn gemiddeld per object. Vervolgens is het polygonen-bestand vergrid naar 1x1 m (centrale waarde). Elke gridcel afzonderlijk is verschoven om samen te vallen met de Top10NL-kaart. De transformatie in X- en Y-richting is berekend op basis van 20 ijkpunten en lineaire regressie met de X- en Y-coordinaat (correlatiecoefficient: 0,995, p<<0,001). Vervolgens is hiervan een grid van 5x5 m gemaakt met de gemiddelde hoogte per gridcel en de bijbehorende categorie van bebouwing. Karakterisering van de bebouwing is gebeurd middels het Top10NL-bestand van 2011, aangevuld met data voor olie- en gaswinningsplatforms (Noordzeeloket, tevens PBL-dataportaal, vroegst beschikbare gegevens van de situatie per 1-1-2005) en windturbines (WSH, tevens PBL-dataportaal, situatie per 1-1-2002, en gegevens van Duitse en Belgische windturbines).
De hoogte-gegevens voor de situatie in 2012 zijn afkomstig van het nieuwe AHN2-bestand (versie december 2011). Hiervoor zijn de ruwe, niet-gecorrigeerde gegevens gebruikt met een resolutie van 0,5x0,5 m (met gemiddelde hoogtes van gemiddeld 9 afzonderlijke meetpunten). Dit is opgewerkt naar een grid van 5x5 m m.b.v. de maximale hoogtes. Noord-Holland is hierin nog niet aanwezig. Hiervoor is teruggevallen op het oude 3DShapes-bestand (zie boven). Het hoogtebestand is aangevuld met data voor olie- en gaswinningsplatforms (Noordzeeloket, tevens PBL-dataportaal, situatie per 1-5-2010), windturbines (WSH, tevens PBL-dataportaal, situatie per 1-1-2012), gegevens van Duitse en Belgische windturbines, en energiecentrales (Eemsmond, Harlingen; situatie per 1-1-2012).
De berekeningen zijn uitgevoerd in een grid van 25x25 m waarbij de maximale hoogte (en bijbehorende bebouwing) genomen is uit het onderliggende grid van 5x5 m.
Zichtpunten zijn gekozen in het water, op onderlinge afstanden van 1 km (totaal 5543 punten). Voor elk punt is berekend welke menselijke objecten vanuit het punt zichtbaar zijn, rekening houdend met de hoogte van het zichtpunt (5 m +NAP), de hoogte van het object, de hoogte van eventuele tussenliggende objecten, en de kromming van de aarde. De zichtafstand is bepaald aan de hand van meetgegevens van het KNMI van stations langs de kust en aan het IJsselmeer en verdeeld in slecht zicht (10-percentiel: 3 km), gemiddeld zicht (50-percentiel: 11 km) en goed zicht (90-percentiel van de minimale uurwaarden voor zichtafstand door het KNMI gerapporteerd: 25 km). Voor de punten in het grid van 25x25 m is de afstand en zichtbare hoogte binnen de zichtafstand vanuit elk zichtpunt bepaald. Voor de indicator is berekend welk deel (verticale oppervlakte) van het uitzicht vanaf het zichtpunt wordt ingenomen door menselijke objecten (zoals huizen, flats, fabrieken, windmolens, platforms etc.). Dit is vergeleken met de totale (verticale) oppervlakte van de zichtbare omgeving. Er heeft een afstandsweging plaatsgevonden door de fractie menselijke objecten te vermenigigvuldigen met een factor afhankelijk van de afstandsklasse (0-3 km: factor 3; 3-11 km: factor 2; 11-25 km: factor 1)). De openheid is berekend als 1 - fractie menselijke objecten in het uitzicht.
Voor de vergelijking 2002-2012 is de gemiddelde openheid in 2002 berekend over de resultaten van alle zichtpunten. Deze waarde is aangehouden als de indexwaarde 100. De gemiddelden per water voor 2002 en 2012 zijn geschaald ten opzichte van dit overall gemiddelde.

Basistabel

AHN-1, 3D-shapes, AHN-2, Top10-NL-2011

Geografisch verdeling

Nederland

Verschijningsfrequentie

Afhankelijk van het beschikbaar komen van nieuwe versies van het AHN-bestand (schatting: eens per 10 jaar).

Achtergrondliteratuur

Wortelboer, F.G., 2009. Hoe open is de Waddenzee? Een indicator voor de openheid van het Waddenlandschap. Planbureau voor de Leefomgeving. PBL Rapport 500180001.
Wortelboer, in prep. Openheid van de Nederlandse grote wateren. PBL.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2012). Openheid van de Grote wateren, 2002-2012 (indicator 2094, versie 02 , 20 september 2012 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.

Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR.