Ontwikkeling veestapel op landbouwbedrijven, 1980-2019

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De omvang van de Nederlandse veestapel heeft een vrij grillig verloop. Dit verloop wordt mede aangestuurd door nationale en Europese wet- en regelgeving. Ook de uitbraken van epidemieën onder de dieren spelen een belangrijke rol.

Meer melkvee

Het aantal runderen is sinds 1980 met ruim een kwart afgenomen. Het aantal daalde van 5,2 miljoen in 1980 naar 3,7 miljoen in 2006, waarna het weer toenam tot 4,3 miljoen in 2016. Daarna volgde weer een daling tot 3,8 miljoen in 2019. De scherpe knik in 1984 viel samen met de invoering van de melkquota binnen de Europese Unie, waardoor het aantal melk- en kalfkoeien tussen 1984 en 2011 met 42 procent is gedaald tot 1,47 miljoen. Op 1 april 2015 werden de melkquota weer afgeschaft met als gevolg een toename van de melkveestapel. Van 2011 tot 2016 nam het aantal melk- en kalfkoeien met 19 procent toe tot 1,75 miljoen. Daarnaast is er vanaf 2012 ook een toename van het jongvee voor de melkveehouderij. Het stuks jongvee steeg van 2012 tot 2015 met 149 duizend naar 1,34 miljoen, een stijging van 13 procent.
De Nederlandse veehouderij bleek in 2015 meer fosfaat geproduceerd te hebben dan is toegestaan op basis van Europese afspraken. De grootste toename hierbij kwam van de melkveehouderij. In 2017 is als een reactie daarop het fosfaatreductieplan voor de Nederlandse melkveehouderij in werking getreden, waarbij bedrijven melkvee van de hand moesten doen om de groei van de melkveestapel te stoppen. Ook werd het fosfaatgehalte in het mengvoer verlaagd om minder fosfaat in de mest te krijgen. Als gevolg van het fosfaatreductieplan was er van 2016 tot 2019 een afname van het aantal melk- en kalfkoeien met 10 procent tot 1,58 miljoen. Het stuks jongvee daalde van 2015 tot 2019 met 413 duizend naar 0,92 miljoen, een daling van 31 procent.

Steeds minder paarden

Het aantal paarden (en pony's) dat gehuisvest is op landbouwbedrijven is tussen 1980 en 2009 gestegen van 67 duizend tot 145 duizend. Mede als gevolg van de financiële crisis in 2008 is tussen 2009 en 2019 het aantal paarden op landbouwbedrijven gedaald tot 88 duizend. Een groot aantal paarden is gehuisvest op andere dan landbouwbedrijven, bijvoorbeeld maneges. Het totale aantal paarden in Nederland is niet goed bekend, maar ligt volgens schattingen vanuit de paardensector tussen de 400 en 450 duizend.

Minder schapen

Als gevolg van de invoering van de melkquota in 1984 was een bedrijfsuitbreiding met melkkoeien veelal geen optie meer. Boeren zijn daarna meer schapen gaan houden en het aantal schapen is flink gaan stijgen. In 1980 waren er 850 duizend schapen en in 1992 werd het hoogste aantal van 2,0 miljoen schapen bereikt. In dat jaar kwamen de schapen onder de mestwetgeving te vallen en was er een lagere ooipremie waardoor het aantal schapen is gaan dalen. Met ingang van 2006 is de ooipremie, die bedoeld was om houders van vlees- en melkschapen een inkomensondersteuning te geven bij ongunstige marktomstandigheden, geïntegreerd in de bedrijfstoeslagregeling. Als gevolg hiervan liep het aantal schapen na 2007 nog verder terug. Daarna was er een dalende trend, waarbij in 2016 een dieptepunt werd bereikt met 780 duizend schapen. In 2019 was het aantal schapen weer gestegen tot 920 duizend.

Veel meer geiten

In 1980 waren er nog maar een paar duizend geiten in Nederland. In de periode van 1980 tot 2009 is het aantal geiten enorm gestegen. Alleen rond 1992 was er sprake van een afname. Sinds 1992 vallen ook geiten onder de mestwetgeving. Het aantal geiten was in 2009 opgelopen tot bijna 375 duizend. In 2010 is als gevolg van de ruimingen in verband met de Q-koorts het aantal geiten gezakt tot ruim 350 duizend. Daarna is de stijging weer in een enorm tempo doorgegaan. In 2019 was het aantal geiten toegenomen tot 615 duizend.

Aantal kippen en varkens weer in stijgende lijn

Het aantal kippen verloopt golvend met een stijgende trend. In 1980 waren er 81 miljoen kippen en in 2019 waren dat er 101 miljoen. De forse afname in 2003 was een gevolg van de vogelgriepepidemie. In het voorjaar van 2003 werden bijna 30 miljoen kippen geruimd. Het aantal vleeskuikens schommelt sinds 2003 rond de 45 miljoen. In 2019 waren er 49 miljoen vleeskuikens. Het aantal leghennen heeft na 2003 een stijgende trend. In 2019 waren er 44 miljoen leghennen.
De varkensstapel bedroeg 10 miljoen in 1980. Het grootste aantal varkens was er in 1997 met 15 miljoen stuks. In februari 1997 was er een uitbraak van de varkenspest, waardoor de varkensstapel in een jaar tijd fors daalde. De jaren erna kenden een dalende trend tot 2004 als gevolg van factoren als marktontwikkelingen, de Wet herstructurering varkenshouderij en milieu- en dierwelzijnsmaatregelen. Op het dieptepunt in 2004 waren er 11,2 miljoen varkens. De afgelopen tien jaren varieerde het aantal varkens vrij licht rond een gemiddelde van 12,3 miljoen. In 2019 waren er 12,3 miljoen varkens.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over veehouderij is te vinden in de database StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Ontwikkeling veestapel op landbouwbedrijven, 1980-2019
Omschrijving
Index (2010 = 100) van de veestapel op landbouwbedrijven, waarbij zes categorieën worden onderscheiden: kippen, paarden en pony's, rundvee, schapen, geiten en varkens
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Zie de korte onderzoekbeschrijving Landbouwtelling (CBS, 2020c) voor algemene informatie.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Gewassen, dieren en grondgebruik
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks. De peildatum voor de veestapel is 1 april (van het referentiejaar).
Achtergrondliteratuur
Zie voor de methodenbeschrijving de tabeltoelichting van de landbouwtellingstabellen op StatLine
Betrouwbaarheidscodering
Integrale waarneming.

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Ontwikkeling veestapel op landbouwbedrijven, 1980-2019 (indicator 2124, versie 09,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.