Winning en gebruik van water in Nederland, 1976-2016

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Afgezien van fluctuaties in de koelwaterhoeveelheden lijken de winning en het gebruik van water de afgelopen veertig jaar op hetzelfde niveau te zijn gebleven.

Lichte daling grondwaterwinning en -gebruik

De laatste veertig jaar vertonen de totale winning en het totale verbruik van water in Nederland geen duidelijke trend. Ondanks dat de economie in die periode sterk is gegroeid. Wel zijn de winning en het gebruik van grondwater ten opzichte van veertig jaar geleden beperkt gedaald, terwijl de winning en het gebruik van oppervlaktewater van jaar tot jaar fluctueren en gemiddeld heel licht zijn gestegen. Het drinkwatergebruik is sinds 2005 tamelijk constant, maar iets gedaald ten opzichte van de jaren negentig van de vorige eeuw. In 2016 stijgt het weer iets. Dit terwijl de bevolking en de productie wel sterk zijn gegroeid in deze periode.

Waterwinning en -gebruik waterbedrijven en enkele andere sectoren

Oppervlaktewater is de belangrijkste waterbron voor de industrie en energiebedrijven. De drinkwaterbedrijven onttrekken merendeels grondwater.
Het aandeel van de grondwaterwinning in de leidingwaterproductie bedraagt iets meer dan 60 procent en is in ruim tien jaar praktisch onveranderd gebleven. Huishoudens zijn de grootste afnemers van leidingwater. Door waterbesparende maatregelen begon halverwege de jaren negentig het huishoudelijke gebruik van leidingwater per hoofd van de bevolking te dalen. In droge jaren, zoals 2003 en 2006 is het grondwaterverbruik en leidingwaterverbruik door een hogere waterbehoefte vanuit o.a. de landbouw en huishoudens enkele procentpunten hoger. Ook 2016 laat weer een stijging zien.

Gebruik van oppervlaktewater verschuift naar zout water

Het overgrote deel (90 tot 95 procent) van het oppervlaktewatergebruik wordt toegepast als koelwater. De schommelingen in de onttrekking van oppervlaktewater worden voornamelijk veroorzaakt door de fluctuerende koelwaterhoeveelheden. Elektriciteitsbedrijven zijn veruit de grootste gebruiker van oppervlaktewater. In 2016 nam deze sector bijna twee-derde van het totale watergebruik voor haar rekening, dat vrijwel geheel is gebruikt voor koeling.
Sinds 2003 wordt geleidelijk aan steeds meer zout oppervlaktewater gebruikt voor koeling. In recente jaren is die trend versterkt doorgezet. In 2016 komt meer dan de helft van het ingenomen oppervlaktewater uit zoute wateren. Dit wordt grotendeels verklaard door het sinds 2010 stapsgewijs in bedrijf komen van de nieuwe grote voornamelijk steenkool gestookte elektriciteitscentrales op locaties aan de kust en bij zeehavens. Dat is ten koste gegaan van andere centrales meer landinwaarts die doorgaans koelen met zoetwater. De industrie heeft een minderheidsaandeel in de zout water inname en gebruik. De gegevens van de periode voor 2003, zijn onvoldoende vergelijkbaar met die van 2003 en later.

Oorzaken van verschillen tussen winning en gebruik

Voor de genoemde jaren wijkt het totale gebruik van water af van de winning. Dit verschil wordt veroorzaakt door de waterbalansen van de drinkwaterbedrijven. De belangrijkste oorzaken zijn (1) de infiltratie van gewonnen zoet oppervlaktewater dat niet direct voor drinkwaterproductie wordt aangewend, (2) het saldo van import en export van leidingwater en (3) verliezen die optreden bij de bereiding en transport van het (drink)water.

Relevantie

Onttrekkingen van grondwater kunnen de lokale grondwaterstand zo beïnvloeden dat verdroging ontstaat.
Koelwaterlozingen kunnen in warme perioden een negatief effect hebben op de zuurstofhuishouding van het ontvangende oppervlaktewater, omdat in warm water minder zuurstof oplost. Hierdoor kan vissterfte ontstaan en de ecologie van het water negatief worden beïnvloed. Ook kunnen door onder andere lekken uit bepaalde bronnen, diverse verontreinigingen met het koelwater worden geloosd.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Waterwinning en watergebruik in Nederland.
Omschrijving
Ontwikkeling van de winning van grondwater en oppervlaktewater, alsmede het gebruik van grondwater, oppervlaktewater, leidingwater en ander water. En vanaf 2003 met verdeling zoet en zout oppervlaktewater.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Berekeningswijze
De registers van de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (VEWIN) vormen voor alle jaren een belangrijke bron voor de gegevens over leidingwater, onder andere voor het onderscheid tussen huishoudelijk gebruik en het gebruik door bedrijven.
De gegevens voor andere sectoren dan de waterleidingbedrijven vanaf 2003 sluiten niet aan bij de gegevens voor de periode tot en met 2001. Dit als gevolg van een andere berekeningsmethode.
De gegevens tot en met 2001 zijn berekend op basis van de CBS-enquête Watervoorziening van industrie, delfstoffenwinning en elektriciteitscentrales, die om de vijf jaar werd gehouden. Tot en met 1991 was de enquête integraal, maar dan zonder confrontatie met andere gegevensbronnen; vanaf 1996 werd bij de kleine bedrijven een steekproef getrokken. De vragenlijst werd toegezonden aan bedrijven met 20 of meer werknemers (CBS, 1998, 2005). Een meer uitgebreidere toelichting geeft de tabeltoelichting bij de StatLine-tabel StatLine: Waterverbruik nijverheid, bedrijfstak (SBI'93), 1996 en 2001 (CBS, 2005).
Vanaf 2003 wordt er gebruik gemaakt van diverse bronnen. Voor de land- en tuinbouw worden de gebruikscijfers afgeleid van het bedrijveninformatienet van het Landbouw Economisch Instituut. Voor de grote bedrijven in de industrie en milieudienstverlening zijn de gegevens berekend op basis van de milieujaarverslagen. Ontbrekende bedrijven in de industrie zijn bijgeschat op basis van productiecijfers. Voor de kleinere industrieën is een extrapolatie gemaakt uit de (historische) gegevens van de CBS-enquête Watervoorziening van industrie, delfstoffenwinning en elektriciteitscentrales 2001. Het gebruik van leidingwater door de dienstverlenende sectoren is verdeeld aan de hand van het arbeidsvolume uit de Nationale Rekeningen van het CBS. Een uitgebreidere toelichting geven de publicaties Milieurekeningen 2008 (CBS, 2009) en Environmental Accounts of the Netherlands, 2012 (CBS 2013).
Geografische verdeling
Nederland.
Andere variabelen
Totale waterwinning ten behoeve van het leidingwaterproductie en gebruik, leidingwatergebruik per bedrijfstak, totale grondwatergebruik per bedrijfstak, grondwatergebruik per bedrijfstak voor koeling, en totale oppervlaktewatergebruik per bedrijfstak en verdeeld naar zoet en zout oppervlaktewater.
Verschijningsfrequentie
Tot en met 2001 elke vijf jaar. Vanaf 2003 jaarlijks.
Opmerking
De gegevens vanaf 2003 sluiten niet helemaal aan bij de gegevens voor de periode tot en met 2001. Dit is het gevolg van andere databronnen en waarneming. Zie ook onder berekeningswijze. Dat geldt evenzeer voor de splitsing van het oppervlaktewater in een gedeelte zoet en een deel zout water. De beiden reeksen sluiten niet goed op elkaar aan. Daarom is er voor gekozen alleen de recente reeks, vanaf 2003 met steeds de recente jaren toegevoegd, te updaten. Voor recente jaren zijn de cijfers beschikbaar per gedetailleerde bedrijfstak in fysieke aanbod en gebruik tabellen.
Betrouwbaarheidscodering
Totalen leidingwater: A (integrale enquête)
Koelwater energiebedrijven: B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is).
Waterwinning industrie: C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Overige gegevens: D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Winning en gebruik van water in Nederland, 1976-2016 (indicator 0057, versie 13,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.