Milieudruk doelgroep Verkeer en vervoer: een overzicht

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De doelgroep Verkeer en vervoer draagt bij aan een scala van milieuproblemen. Klimaatverandering, verzuring, geluidhinder en fijn stof zijn de belangrijkste.

Belangrijkste bijdragen aan de milieubelasting in Nederland

De doelgroep Verkeer en vervoer was in 2008 (voorlopig cijfer) verantwoordelijk voor 18% van de Nederlandse broeikasgasemissies, waaronder die van kooldioxide. Van de verzurende emissies (stikstofoxiden, zwaveldioxide en ammoniak) kwam in 2008 26% voor rekening van de doelgroep Verkeer en vervoer. Verder is de doelgroep verantwoordelijk voor 31% van de emissie van fijn stof. Dit is exclusief de emissies door de zeevaart. Mede doordat de emissies door het verkeer op leefniveau plaatsvinden, is de doelgroep de belangrijkste veroorzaker van de verspreiding van fijn stof. Verder is zij een aanzienlijke bron van geluid- en geurhinder.

Oorzaken van emissies

  • Kooldioxide (CO2) wordt gevormd bij verbranding van het in de motorbrandstof aanwezige koolstof. Hierdoor is de CO2-emissie evenredig met het brandstofverbruik.
  • Distikstofoxide (N2O) ontstaat vooral tijdens de opwarmfase van driewegkatalysatoren bij een onvolledige omzetting van NOx in stikstof. Bij de nieuwste generatie katalysatoren is dit 'probleem' voor een belangrijk deel opgelost.
  • Stikstofoxiden (NOx) worden in de motor gevormd door verbranding van stikstof uit de lucht. Dit proces vindt in ongeveer dezelfde mate plaats in benzine/LPG- en dieselmotoren.
  • Zwaveldioxide (SO2) ontstaat door verbranding van het in de motorbrandstof aanwezige zwavel.
  • Koolmonoxide en vluchtige organische stoffen (VOS) worden gevormd bij een onvolledige verbranding van motorbrandstoffen. Dit proces vindt vooral plaats bij benzinemotoren, hetgeen het hoge aandeel van personenauto's in deze emissies verklaard. VOS-emissies ontstaan tevens door verdamping van benzine uit het brandstofsysteem van voertuigen. In 2008 is ongeveer 10% van de VOS-emissie van het wegverkeer door verdamping ontstaan.
  • Bijna 80% van de emissie van fijn stof door verkeer en vervoer ontstaat bij de verbranding van diesel; de rest is afkomstig uit slijtage van wegdek, banden, remvoeringen en bovenleidingen en dergelijke.

Welke milieudruk wordt toegekend aan de doelgroep Verkeer en vervoer?

Voor niet-broeikasgassen wordt bij de bepaling van de milieudruk door de doelgroep Verkeer en vervoer de omtrek van Nederland als afbakening gehanteerd. Dit betekent dat de zeescheepvaart op de Nederlandse kustwateren niet is meegenomen. In het geval van de luchtvaart worden alleen de emissies tijdens de start en landing (vliegtuigbeweging) beschouwd.
De berekening van broeikasemissies door verkeer en vervoer wordt, conform de richtlijnen van de IPCC gebaseerd op de hoeveelheden in Nederland verkochte brandstoffen. De broeikasgasemissies als gevolg van de internationale zeescheepvaart en luchtvaart van en naar Nederland worden niet aan Nederland toegerekend.
Emissies als gevolg van het elektriciteitsgebruik door elektrische voertuigen of elektrische treinen worden aan de doelgroep Energievoorziening toegerekend.

Beleid hernieuwbare energie

In het kader van Schoon en zuinig (VROM, 2007) heeft het beleid tot doel gesteld om in 2020 een aandeel van 20% hernieuwbare energie te komen voor het primaire energieverbruik. Hierbij zit ook een deel om biobrandstoffen in te zetten bij verkeer en vervoer. De Europese Commissie heeft voorgesteld om voor de transportsector een doelstelling van 10% in 2020 in te stellen (EU, 2009). De huidige beschikbare biobrandstoffen (zoals biodiesel en bio-ethanol) scoren echter mogelijk niet goed op enkele duurzaamheidsaspecten, zoals CO2-reductie in de keten productie-verbruik, aantasting biodiversiteit en verdringing van voedsel- door energiegewassen. De tweede generatie biobrandstoffen, zoals bioethanol van lignocellulose, heeft een betere klimaatprestatie en concurreert niet met de voedselvoorziening. Maar deze generatie biobrandstoffen zal voorlopig nog niet beschikbaar zijn (IEA, 2008).

Samenstelling doelgroep Verkeer en vervoer

De doelgroep Verkeer en vervoer omvat het personen- (particulier en openbaar) en goederenvervoer via weg, spoor, lucht en water. De doelgroep is niet gekoppeld aan de Standaardbedrijfsindeling (SBI) van het CBS.
In de indicatoren in het Milieucompendium maken we veelvuldig een onderscheid tussen de categorieën 'wegverkeer', 'overige verkeer' en 'mobiele werktuigen'.

  • Belangrijke categorieën binnen het wegverkeer zijn personenauto's, bestelauto's, vrachtwagens en autobussen.
  • Het overige verkeer bestaat uit het railvervoer en de binnenscheepvaart, de zeescheepvaart en de luchtvaart.
  • De zogenaamde mobiele werktuigen als tractoren en vorkheftrucks, worden vooral ingezet in de bouw en de landbouw. Bij de broeikasgassen worden de emissies door mobiele werktuigen toegerekend aan de sectoren waar deze worden ingezet. Een en ander in overeenstemming met de IPCC-voorschriften.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Milieudruk doelgroep Verkeer en vervoer: een overzicht
Omschrijving
Een beschrijving van de belangrijkste oorzaken van de emissies naar lucht door het verkeer en vervoer
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek, in samenwerking in de Emissieregistratie (Planbureau voor de Leefomgeving, Centraal Bureau voor de Statistiek, Rijkswaterstaat-Waterdienst-Dienst Water en gebruik, Wageningen Universiteit-Alterra, SenterNovem, TNO, Deltares).
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
10
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Milieudruk doelgroep Verkeer en vervoer: een overzicht (indicator 0126, versie 09,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.