Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) in lucht, 2009-2022

In 2022 is de Europese grenswaarde voor het jaargemiddelde PM2,5 (25 µg/m3) nergens in Nederland overschreden. Wel is de advieswaarde van de Wereldgezondheidsorganisatie (5 µg/m3) in het hele land overschreden. De gemiddelde-blootstellingsindex (GBI) voor 2011 was voor Nederland vastgesteld op 17,0 µg/m3. De reductiedoelstelling hieraan gekoppeld voor 2020 was 15% en is gehaald. De GBI bleef ook de jaren na 2020 dalen tot een waarde van 8,9 µg/m3 voor de periode 2020-2022.

Jaargemiddelde concentratie PM2,5

De gemeten regionale achtergrondconcentraties PM2,5 lagen in 2022 gemiddeld rond de 9 µg/m3 (7 - 10 µg/m3). In stedelijke gebieden waren de jaargemiddelde PM2,5 concentraties rond de 9 µg/m3 (7 - 11 µg/m3) en op verkeersbelaste locaties rond de 10 µg/m3 (8 - 11 µg/m3). In de jaren 2020-2022 zijn deze jaargemiddelde PM2,5 waarden tamelijk constant gebleven (zie afbeelding 'Jaargemiddelde').
De PM2,5 concentratie daling zichtbaar in de periode 2009-2020 is vrijwel gelijk aan de waargenomen daling in PM10 concentraties (Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2020). De daling in de PM10 concentratie wordt vooral veroorzaakt door de daling in de PM2,5 concentratie. (Hoogerbrugge et al., 2016).
2018 was een warm en droog jaar waardoor hogere concentraties PM2,5 gemeten zijn dan in de jaren ervoor en erna. Verder werden er in de jaren 2020 en 2021 COVID-19 lockdown maatregelen getroffen, waardoor er minder verkeer was dan andere jaren. Mede hierdoor, en door de implementatie van nieuwere en schonere technieken door industrieën, vervoer en scheepvaart, kunnen de lagere concentraties gemeten in de afgelopen jaren verklaard worden. Of de concentraties na het vervallen van de COVID-19 maatregelen constant zullen blijven of zullen dalen/stijgen, zal uit de metingen van komende jaren moeten blijken.
In de zomerperiode van het jaar 2015 was een beperkt aantal metingen beschikbaar op regionaal en verkeersbelaste meetstations door technische problemen met de meetinstrumenten. Dit is in afbeelding 'Jaargemiddelde' weergegeven met een stippellijn.

Ruimtelijke verdeling PM2,5

De afbeelding 'Kaart 2022' geeft voor dat jaar de ruimtelijke verdeling van grootschalige, jaargemiddelde PM2,5 concentraties weer zonder lokale verhogingen langs drukke verkeerswegen en straten (Grootschalige Concentratiekaarten Nederland, GCN). Deze ruimtelijke verdeling is vergelijkbaar met die van PM10. In de buurt van industrie en gebieden met intensieve veehouderij zijn de lokale PM2,5-bijdragen echter aanzienlijk kleiner dan die van PM10. De berekende jaargemiddelde concentraties voor 2022 liggen onder de Europese grenswaarde (25 µg/m3), en rond de door de Europese Commissie voorgestelde nieuwe EU- grenswaarde (10 µg/m3). De jaargemiddelde concentraties liggen wel boven de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) advieswaarde van 5 µg/m3.

Chemische samenstelling

De concentratie PM2,5 was in 2018 hoger en in 2020 lager dan omliggende jaren, dit is niet alleen in de figuur 'Chemische samenstelling' te zien, maar ook in afbeelding 'Jaargemiddelde'. In 2018 vertonen vooral de componenten 'overig' en 'NO3' hogere waardes. Het jaar 2018 was een erg droog jaar waardoor de fijnstof concentraties hoger waren dan andere jaren. In het jaar 2020 werden er COVID-19 maatregelen ingevoerd, waardoor er minder verkeer was dan andere jaren wat onder andere geleid heeft tot lagere PM2,5 concentraties.
In 2007/2008 is op het regionale achtergrondstation Cabauw de chemische samenstelling van PM2,5 gemeten (Schaap, 2010). Sinds 2012 is, voor dezelfde locatie en aan de hand van vergelijkbare meetmethode, data beschikbaar vanuit het RIVM. De figuur 'Chemische samenstelling' laat de resultaten van de verschillende meetcampagnes zien. De balk zware metalen (ZM) geeft in het figuur de som weer van As (Arseen), Ca (Calcium), Cd (Cadmium), K (Kalium), Mg (Magnesium), Ni (Nikkel), Pb (Lood) en Zn (Zink). Deze zware metalen zijn, in vergelijking met de andere specifiek genoemde metalen, beperkt aanwezig en worden om grafische redenen dus als groep weergegeven. Onder 'overig' worden de restante componenten meegenomen die niet specifiek in het figuur genoemd worden.

Zoals in de figuur weergegeven, bestaat PM2,5 uit een scala van stoffen uit verschillende bronnen. Afhankelijk van de bron verdeelt men fijn stof in een primaire en een secundaire fractie:

  • De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct in de lucht komen door uitstoot van onder meer verkeer, houtstook, scheepvaart en industrie.
  • De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer ontstaan door chemische reacties tussen gassen (NH3, NOx, SO2, vluchtige organische stoffen (VOS)) en/of al aanwezige deeltjes. Landbouwemissies in binnen- en buitenland spelen hierbij een belangrijke rol.

De belangrijkste bijdrage aan PM2,5 komt van secundair anorganisch aerosol (voornamelijk ammoniumsulfaat en ammoniumnitraat) en organisch koolstof (OC) o.a. van houtstook.

Voor meer informatie over het bepalen van de indicatieve chemische samenstelling van PM2,5, zie de 'Technische toelichting' onderin deze pagina.

Fracties fijn stof

Fijn stof is een verzamelbegrip en duidt op zwevende deeltjes in de lucht (in de regel deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer; PM10, zie CLO indicator Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2020). De fijnere fractie van fijn stof noemen we PM2,5 en bestaat uit deeltjes met een diameter kleiner dan 2,5 micrometer. Nog kleinere deeltjes fijn stof, kleiner dan 100 nanometer, worden ultrafijnstof genoemd. Hier is een aparte indicator voor geschreven: Ultrafijnstof in de lucht.
Voor een volledige definitie zie 'opmerkingen' in 'Technische toelichting'.

Grenswaarden, advieswaarden en gemiddelde-blootstellingsindex

De WHO stelt dat blootstelling aan PM2,5 schadelijker is dan blootstelling aan PM10. De kleinere deeltjes van PM2,5 dringen dieper in de longen door (WHO, 2006; Brunekreef en Forsberg, 2005). In de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit zijn daarom sinds 2008 grens- en richtwaarden voor PM2,5 opgenomen. Voor PM2,5 geldt momenteel een Europese grenswaarde van 25 µg/m3 voor het jaargemiddelde. De Europese Commissie heeft eind 2022 een nieuwe grenswaarde voorgesteld van 10 µg/m3 . De WHO beschouwt deze grenswaarde als interimdoelstelling op weg naar een advieswaarde van 5 µg/m³ (WHO, 2021).

Naast grenswaarden voor jaargemiddelde concentraties bevat de EU richtlijn ook een aanpak om de blootstelling van bevolking aan fijn stof generiek terug te dringen. Om dit te bereiken heeft de EU voor PM2,5 een grenswaarde voor de gemiddelde stadsachtergrondconcentratie (blootstellingsverplichting; 20 µg/m3) vastgesteld en een verminderingsdoelstelling voor de gemiddelde-blootstellingsindex (GBI, Eng.: AEI).
Deze index is het gemiddelde over drie jaar van de gemeten concentraties op stedelijke achtergrondlocaties in Nederland. Voor 2010 en 2020 zijn de GBI's gedefinieerd als het gemiddelde over 2009-2011 respectievelijk 2018-2020. 
De GBI voor 2011 is voor Nederland vastgesteld op 17,0 µg/m3. De reductiedoelstelling hieraan gekoppeld voor 2020 was 15% (2,6 µg/m3) en is gehaald. De GBI bleef ook de jaren na 2020 dalen. Ten opzichte van de periode 2009-2011 liet de periode 2020-2022 een GBI daling zien van 8,1 µg/m3.

Periode GBI
  µg/m3
   
2009-2011 17,0
2010-2012 15,7
2011-2013 14,6
2012-2014 13,6
2013-2015 13,2
2014-2016 12,3
2015-2017 11,4
2016-2018 11,2
2017-2019 10,8
2018-2020 10,0
2019-2021 9,3
2020-2022 8,9
doelstelling:  
2018-2020 14,4
   

Samen meten aan luchtkwaliteit

Naast het bestaande meetnet van het RIVM en partners, zijn in Nederland meer ontwikkelingen om PM2,5 en luchtkwaliteit te meten. Een overzicht van deze meetprojecten met nieuwe sensortechnologie en mede door burgers vindt u op het kennisportaal 'Samen meten aan luchtkwaliteit'.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof in lucht

Omschrijving

Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof in Nederland op basis van meetgegevens van het RIVM, GGD-Amsterdam en DCMR.

Verantwoordelijk instituut

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Berekeningswijze

Jaargemiddelde concentraties berekend uit dagwaarden. Voor een geldig jaargemiddelde moet er minimaal 75% aan meetdata beschikbaar zijn per kalenderjaar voor gebruik in trendfiguren. Daarnaast moet een station op minstens 75% van de jaren over de gehele periode (2008-2022) een geldig jaargemiddelde hebben om meegenomen te worden in de trendfiguur.

Basistabel

GELUK database van het RIVM.

Geografische verdeling

1. De kaart is gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen. 2. De trendfiguren 2009-2022 zijn gebaseerd op meetgegevens van vier tot zeven regionale stations, acht tot vijftien stadsstations en twee tot twaalf straatstations van het RIVM, GGD-Amsterdam en DCMR (aantal stations kan per jaar verschillend zijn). 3. De chemische samenstelling wordt bepaald op het regionale achtergrondstation Cabauw

Andere variabelen

Het RIVM, GGD-Amsterdam en DCMR leveren ook informatie over andere luchtverontreinigende stoffen zoals fijn stof, koolmonoxide, ozon, stikstofoxiden en zwaveldioxide.

Verschijningsfrequentie

Jaarlijks

Achtergrondliteratuur

1) Concentratiekaarten voor grootschalige luchtverontreiniging in Nederland. Rapportage 2022 (Hoogerbrugge, et al. zie bij 'Referenties'). 2) Chemische samenstelling PM2,5: Mooibroek D, van der Swaluw E, Hoogerbrugge R (2013c) A reanalysis of the BOP dataset : Source apportionment and mineral dust 680356001 (rivm.nl). Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.

Opmerking

1) De volledige (en juiste) definitie van PM2,5 luidt: 'Deeltjes die een op grootte selecterende inlaat als omschreven in de referentiemethode voor bemonsteren en meten van PM2,5 passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 2,5 μm'. 2) De meetgegevens van de fijnere fractie van fijn stof zijn verkregen met metingen volgens of vergelijkbaar met de referentiemethode. 3. De chemische samenstelling is indicatief omdat deze enkel op meetstation Cabauw bepaald wordt en de bemonstering per type samenstelling om de vier dagen plaats vindt.

Betrouwbaarheidscodering

Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) in lucht, 2009-2022 (indicator 0532, versie 08,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.