Biobrandstoffen, 2003-2010

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Het aandeel biobrandstoffen in de in Nederland verkochte benzine en autodiesel is gedaald van 3,4 procent in 2009 naar 2,1 procent in 2010. Vooral het verbruik van biodiesel daalde.

 20032004200520062007200820092010*
        
 % van de totale verkoop per soort brandstof
Fysieke levering       
Totaal biobrandstoffen0,030,030,020,382,782,563,422,10
Biobenzine---0,432,002,473,143,06
Biodiesel0,050,050,040,353,282,613,611,45
         
Bijmengplicht       
Totaal biobrandstoffen    2,003,253,754,00
Biobenzine    2,002,503,003,50
Biodiesel    2,002,503,003,50
 
Bron: CBS (2011b).CBS/mei11/0535

Verbruik biobrandstoffen gedaald

In 2010 bestond ongeveer 2 procent van de in Nederland verkochte benzine en autodiesel uit biobrandstoffen. Dit is aanzienlijk minder dan de 3,4 procent in 2009. Vooral het verbruik van biodiesel daalde: van 3,5 procent naar 1,5 procent. Het verbruik van biobenzine bleef, met 3 procent van alle benzine, gelijk. De hier gepresenteerde cijfers gaan uit van de fysieke levering van biobrandstoffen op de Nederlandse markt.

Bijmengplicht

Leveranciers van motorbrandstoffen voor het wegverkeer zijn vanaf 2007 verplicht om een bepaald aandeel biobrandstoffen te leveren. In de praktijk gaat het dan vooral om biobrandstoffen die zijn bijgemengd in gewone benzine en diesel. Deze verplichting wordt daarom vaak 'bijmengplicht' genoemd. Het verplichte aandeel biobrandstoffen in benzine en diesel voor het wegverkeer is opgelopen van 2 procent in 2007 tot 4 procent in 2010.

Toch voldaan aan bijmengplicht

Ofschoon in 2010 de in de praktijk bijgemengde aandelen biobrandstof lager zijn dan de bijmengplicht, betekent dit niet dat de leveranciers niet aan hun verplichting hebben voldaan. Voor invulling van deze verplichting kunnen leveranciers namelijk ook gebruik maken van extra leveringen uit voorafgaande jaren. Dat is in 2010 in ruime mate gebeurd. Ook tellen vanaf 2009 milieutechnisch goede biobrandstoffen dubbel. Bij gebruik van deze biobrandstoffen hoeven leveranciers minder biobrandstoffen te leveren om aan de verplichting te voldoen. Vooral voor biodiesel is veel van deze dubbeltelling gebruik gemaakt. Dat verklaart tevens waarom het verbruik van biodiesel in 2010 is teruggelopen.

Duurzaamheid van biobrandstoffen

De afgelopen jaren is er veel maatschappelijke en politieke discussie geweest over de wenselijkheid van biobrandstoffen voor het wegverkeer. Hierbij worden ten aanzien van het gebruik van biobrandstoffen een aantal voor- en nadelen genoemd.

Voor- en nadelen van het gebruik van biobrandstoffen

Als voordelen van biobrandstoffen worden genoemd: de reductie van broeikasgasemissies en de verminderde afhankelijkheid van de steeds schaarser wordende fossiele olie, die vaak afkomstig is uit landen waarmee de politieke relatie als instabiel wordt ervaren. Als nadeel van biobrandstoffen wordt vaak genoemd dat de reductie van broeikasemissies maar zeer beperkt is of soms zelfs negatief, als alle, vaak indirecte, effecten worden meegenomen. Ook kunnen biobrandstoffen concurreren met voedsel, wat daardoor duurder kan worden. Tot slot kunnen natuurgebieden bedreigd worden door een toename van de teelt ten behoeve van biobrandstoffen.

Doelstellingen 2009 en 2010 bijgesteld

Als resultaat van de discussie over duurzaamheid heeft de Nederlandse overheid het verplichte percentage biobrandstoffen voor de leveranciers van motorbrandstoffen verlaagd van 4,5 naar 3,75 procent voor 2009 en van 5,75 naar 4,0 procent voor 2010 (VROM, 2008).

Doelstelling 2020

In de nieuwe Europese Richtlijn voor Hernieuwbare Energie (EU, 2009) is afgesproken dat 10 procent van alle energie voor transport in 2020 uit hernieuwbare bronnen afkomstig moet zijn. Daarbij moeten gebruikte biobrandstoffen voldoen aan in de richtlijn gedefinieerde duurzaamheidscriteria en mogen bepaalde, milieutechnische gunstige biobrandstoffen dubbel geteld worden. Met het oog op deze nieuwe doelstelling voert de Nederlandse overheid het verplichte aandeel hernieuwbare transportbrandstoffen langzaam op van 4,25 procent in 2011 naar 5,5 procent in 2014 (I&M, 2011). Deze verplichting geldt nu niet alleen meer voor leveringen van benzine en diesel aan het wegverkeer, maar ook voor leveringen van diesel voor mobiele werktuigen in de bouw en de landbouw.

Rapportage aard en herkomst biobrandstoffen

Volgende EU Richtlijn Hernieuwbare Energie mogen vanaf 2011 alleen biobrandstoffen ondersteund worden door de overheid (bijvoorbeeld via een verplichting) welke voldoen aan de duurzaamheidscriteria uit de richtlijn. Voor het beoordelen of aan deze criteria wordt voldaan is het noodzakelijk om informatie te verzamelen over de aard en herkomst van de gebruikte biobrandstoffen. Vooruitlopend op deze richtlijn hebben overheid en bedrijfsleven in 2010 reeds ervaring opgedaan met het verzamelen van gegevens over de aard, herkomst en duurzaamheid van biobrandstoffen. Dat heeft geresulteerd in een rapportage van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEA, 2011).

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over hernieuwbare energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Biobrandstoffen
Omschrijving
Ontwikkeling van de verkoop van biobrandstoffen (totaal, biobenzine, biodiesel), uitgedrukt als percentage (op energiebasis) van de totale verkoop per soort brandstof.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
De berekeningswijze is vastgelegd in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie; update 2010 (Agentschap NL, 2010). Tevens is een verantwoording van de toepassing van de principes uit het Protocol te vinden in het rapport Hernieuwbare energie in Nederland 2009 (CBS, 2010a).
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Verbruik biobrandstoffen in wegverkeer daalt (CBS, 2011a)
Opmerking
De gegevens voor de jaren 2003 tot en met 2005 zijn afkomstig uit de rapportages van de Nederlandse overheid in het kader van de Europese richtlijn biobrandstoffen voor het wegverkeer (2003/30/EC).
De cijfers voor 2006 zijn afgeleid uit gegevens van de belastingdienst aangevuld met informatie uit directe waarneming van het CBS in het kader van de oliestatistiek.
De cijfers vanaf 2007 zijn afgeleid uit directe waarneming van het CBS in het kader van de oliestatistiek, daar waar mogelijk gecontroleerd met de rapportages van oliemaatschappijen aan VROM in het kader van de biobrandstoffenwetgeving.
Betrouwbaarheidscodering
C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
19
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Biobrandstoffen, 2003-2010 (indicator 0535, versie 10,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.