Energielabels voor personenauto's, 2001-2010

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De verkopen van nieuwe auto's met energielabel A zijn in 2010 verder toegenomen: circa 30 procent van alle nieuwe auto's had een A-label. Het marktaandeel van A-labels is daarmee in drie jaar tijd vervijfvoudigd. Deze sterke stijging is mede het gevolg van de vergroening van de Nederlandse autobelastingen die de afgelopen jaren is ingezet. Ook speelt een rol dat de regels voor het toekennen van energielabels aan nieuwe auto's in 2008 en 2009 niet zijn aangescherpt, waardoor een groter deel van het autoaanbod een A- of B-label kreeg.

Verkopen van A- en B-labels nemen verder toe in 2010

De verkopen van nieuwe personenauto's met een energielabel A zijn in 2010 verder toegenomen tot zo'n 140 duizend auto's. In 2007 werden nog maar 29 duizend auto's met een A-label verkocht, zie ook de figuur hierboven. Ook de verkopen van auto's met een B-label zijn in de afgelopen drie jaar flink gestegen van 85 duizend in 2007 tot 169 duizend in 2010. Het marktaandeel van relatief zuinige personenauto's met een energielabel A of B lag in 2010 op 65 procent, terwijl dat in 2007 nog zo'n 23 procent was. Deze groei is vooral ten koste gegaan van auto's met een energielabel C, D of E. Het gezamenlijke marktaandeel van die drie labels is tussen 2007 en 2010 gedaald van 71 naar 34 procent. Het marktaandeel van de labels F en G nam af van 6% in 2007 naar 1% in 2010.

Fiscaal beleid en toegenomen aanbod dragen bij aan verkopen zuinige auto's

De sterke toename van het marktaandeel van zuinige auto's in de afgelopen jaren is mede het gevolg van de vergroening van de Nederlandse autobelastingen. In 2006 is een bonus-malus regeling ingevoerd om de verkopen van nieuwe auto's met een groen label te stimuleren: auto's met een energielabel A of B kregen een korting op de aanschafbelasting (de Belasting van Personenauto's en Motorrijwielen, BPM) en auto's met een label D t/m G kregen een toeslag. Uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving bleek echter dat het effect van deze regeling in eerste instantie beperkt was (Kieboom en Geurs, 2009). Door de relatief lage toeslag op onzuinige auto's (in verhouding tot de aanschafprijs) werd de aankoop van deze auto's nauwelijks ontmoedigd. De kortingen voor zuinige auto's met energielabel A en B hadden wel effect op de autokeuze, maar dit effect werd beperkt door het kleine aanbod van deze auto's: alleen in de kleinste autosegmenten had de consument keuze uit verschillende auto's met A- of B-label.

In 2008 zijn de aan de energielabels gekoppelde bonus- en malusbedragen in de BPM verhoogd. Tevens is een extra toeslag ingevoerd op de BPM voor zeer onzuinige auto's, ook wel de 'slurptax' genoemd. Deze toeslag was weliswaar niet direct gekoppeld aan het energielabel maar heeft er wel mede toe geleid dat de verkopen van auto's met een onzuinig label fors zijn afgenomen. De toekenning van energielabels is bovendien versoepeld, waardoor het aanbod van auto's met A- of B-label is toegenomen .De combinatie van het toegenomen aanbod en de sterkere stimulering heeft er aan bijgedragen dat de verkopen van auto's met A- of B-label fors zijn toegenomen de afgelopen drie jaar.

De bonus-malus regeling op basis van het energielabel is begin 2010 afgeschaft. In plaats daarvan wordt de BPM de komende jaren stapsgewijs omgebouwd naar een volledig CO2-afhankelijke heffing. Tot 2010 was de hoogte van de BPM nog grotendeels afhankelijk van de prijs van de auto, maar vanaf 2013 wordt het BPM-bedrag alleen bepaald door de CO2-uitstoot. De energielabels blijven wel bestaan. Als eerste stap is in 2010 een BPM-vrijstelling ingevoerd voor zeer zuinige auto's, met een CO2-uitstoot lager dan 95 g/km (dieselauto's) of 110 g/km (andere auto's). De verkopen van deze auto's zijn hierdoor flink gestegen. Ook dat heeft bijgedragen aan de verdere groei van het marktaandeel van auto's met A- en B-label: alle vrijgestelde auto's hebben namelijk een A- of B-label.

Verkopen van hybride auto's blijven gelijk in 2010

In 2010 zijn in Nederland ongeveer 16 duizend nieuwe hybride auto's verkocht. De verkopen lagen daarmee op hetzelfde niveau als in 2009. Tussen 2007 en 2009 zijn de verkopen van nieuwe hybride auto's juist sterk toegenomen: in 2007 werden er nog maar een kleine vier duizend hybride auto's verkocht. De toegenomen verkopen tussen 2007 en 2009 zijn voor een groot deel het gevolg van de verlaging van de fiscale bijtelling voor zeer zuinige zakenauto's. De bijtelling voor zakenauto's is begin 2008 verhoogd van 22% naar 25%, maar voor zeer zuinige auto's is de bijtelling verlaagd naar 14%. Het aanbod van zeer zuinige auto's bestond de afgelopen jaren voornamelijk uit auto's uit de miniklasse. Daarnaast viel een aantal hybride auto's onder de regeling. De populariteit van hybride auto's onder zakenautorijders is hierdoor toegenomen. Inmiddels zijn er ook zeer zuinige auto's uit de compacte klasse op de markt.

De verkopen van hybride auto's zijn de laatste jaren ook via de BPM gestimuleerd. Hybride auto's met een A-label kregen sinds juli 2006 een korting op de BPM van 6.000 euro, terwijl voor B-labels een korting gold van 3.000 euro. In februari 2008 zijn deze bedragen verhoogd tot 6.400 euro en 3.200 euro. Ook deze regeling is begin 2010 afgeschaft. In het huidige BPM-stelsel gelden voor hybride auto's dezelfde tarieven als voor benzineauto's.

Nederland hanteert relatief systeem van energielabels voor personenauto's

Het Nederlandse energielabel voor personenauto's komt voort uit een Europese richtlijn waarin is bepaald dat autokopers in de showroom beter geïnformeerd moeten worden over het brandstofverbruik van het autoaanbod. Onderdeel hiervan is het weergeven van het brandstofverbruik van de auto's via een label. De richtlijn (1999/94/EG) maakt deel uit van de strategie van de EU om de CO2-uitstoot van personenauto's terug te dringen. De CO2-uitstoot van een auto is rechtstreeks afhankelijk van het brandstofverbruik dus ook de afhankelijkheid van (fossiele) brandstoffen neemt hierdoor af. De EU-lidstaten mogen zelf bepalen hoe ze het label vormgeven. Nederland heeft ervoor gekozen om niet alleen het brandstofverbruik weer te geven op het label, maar ook een indeling in energieklassen in te voeren.

Het Nederlandse energielabelsysteem voor personenauto's kent 7 energieklassen, variërend van A tot G. De indeling van het autoaanbod in energieklassen is voor 75 procent gebaseerd op de zuinigheid van de auto in vergelijking met auto's van dezelfde grootteklasse. Er wordt dus vooral gekeken of de auto relatief zuinig of onzuinig is in vergelijking met auto's van soortgelijke omvang. Dit bekent dat een grote auto een zuiniger label kan krijgen dan een kleine auto, ook al is het brandstofverbruik van de kleine auto in absolute zin lager. De autokoper kan hierdoor op basis van de labels binnen iedere grootteklasse zien welke auto's relatief zuinig zijn en welke niet. De absolute zuinigheid van een auto (in vergelijking met alle andere auto's) telt voor 25 procent mee in de vergelijking, zodat het voor grote auto's wel moeilijker is een zuinig label te krijgen dan voor kleine auto's. Het aanbod van auto's met een zuinig label (A, B of C) is hierdoor groter in de kleinere autoklassen.

Aanbod van zuinige auto's blijft gelijk door aanscherping labels

Tot 2008 werden de energielabels voor personenauto's jaarlijks opnieuw berekend. De gemiddelde nieuwe auto is de afgelopen jaren namelijk steeds zuiniger geworden. Door de labels ieder jaar opnieuw vast te stellen wordt voorkomen dat na verloop van tijd alle auto's in het aanbod een zuinig label hebben, zoals bijvoorbeeld het geval was bij koelkasten. In 2008 en 2009 is de indeling in energieklassen echter niet aangescherpt, maar is dezelfde indeling gebruikt als in 2007. Omdat nieuwe auto's de afgelopen jaren fors zuiniger zijn geworden, kregen steeds meer auto's een A- of B-label.


In de onderstaande figuren is het marktaandeel weergegeven van de energieklassen in de verkopen van nieuwe auto's (eerste tabblad) en in het aanbod van nieuwe auto's (tweede tabblad boven de figuur). De tweede figuur laat zien dat het marktaandeel van de energielabels A en B in het autoaanbod tussen 2001 en 2007 grofweg varieerde tussen 10 en 15 procent. Sindsdien is het marktaandeel toegenomen tot circa 30 procent in 2009 en 2010: het aantal automodellen met een A of B label is in drie jaar tijd dus verdubbeld. Uit de eerste figuur blijkt echter dat de verkopen van auto's met een energielabel A of B in dezelfde periode nog sterker zijn toegenomen. Tussen 2001 en 2007 varieerde het marktaandeel van A- en B-labels tussen 15 en 25 procent maar in 2009 en 2010 lag het gecombineerde marktaandeel op circa 65 procent. De toename van de verkopen van A- en B-labels is dus niet alleen het gevolg van het toegenomen aanbod.


In 2010 zijn de voorwaarden voor toekenning van de energielabels weer aangescherpt. De wijze waarop dit is gedaan is iets versoepeld ten opzichte van hoe dit voorheen gebeurde. Toch heeft de aanscherping ertoe geleid dat het aanbod van zuinige auto's in 2010 min of meer constant is gebleven ten opzichte van 2009. Mede hierdoor is ook het marktaandeel van A- en B-labels in de nieuwverkopen niet verder gegroeid. De labels worden vanaf nu iedere twee jaar herzien, beginnend in 2012. In 2011 gelden dezelfde voorwaarden als in 2010 (RDW, 2010).

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Energielabels voor personenauto's
Omschrijving
Marktaandeel van nieuwe personenauto's in Nederland met verdeling naar energielabel
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving
Berekeningswijze
Gegevens afkomstig van RDW
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
jaarlijks
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
09
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Energielabels voor personenauto's, 2001-2010 (indicator 0537, versie 04,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.