Gebruik van antibiotica in de veehouderij en resistentie, 1999 - 2011

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Frequent gebruik van antibiotica in de veehouderij heeft geleid tot ontwikkeling van resistentie bij bacteriën.

In 2011 verkoop antibiotica 30% minder

De overheid zet in op selectief, beperkt en curatief gebruik van antibiotica, maar het huidige gebruik in de veehouderij is nog groot. In 2011 was het gebruik ruim 30% lager dan in 2009 waarmee het eerste reductiedoel van 20% ruim is gehaald. Dit blijkt uit verkoopcijfers van de branchevereniging Veterinaire Farmacie (FIDIN). Voor 2013 geldt een reductiedoel van 50% en voor 2015 van 70%.

Gebruik antibiotica in de veehouderij daalt sinds 2007

Het aantal behandelingen in de varkens- en pluimveehouderij was in 2011 de helft lager dan in 2009 (Bondt et al., 2012). In de vleeskalverhouderij was de daling minder. Vleeskalverhouders behandelden hun dieren in 2011 het vaakst, met ongeveer 25 behandelingen per jaar. Melkkoeien kregen met 6 behandelingen per jaar het minst vaak antibiotica toegediend. Een verdere daling kan bereikt worden door een betere hygiëne en door minder dieren per vierkante meter te houden.

Grote verschillen tussen bedrijven

De variatie in gebruik tussen bedrijven is groot en het zijn vaak dezelfde bedrijven die elk jaar een hoog gebruik hebben (Bondt et al. 2009). De SDa Autoriteit Diergeneesmiddelen (2012) rapporteert een nog grotere variatie dan Bondt et al. Door benchmarking, intensieve controle en door begeleiding door de dierenarts wil de SDa vooral het aantal grootverbruikers terugbrengen. Over het algemeen gebruiken de grotere varkensbedrijven in gebieden met een hoge varkensdichtheid relatief vaker antibiotica (van der Fels-Klerx, 2011).

Bacteriële resistentie tegen antibiotica door gebruik in de veehouderij

Het frequente gebruik van antibiotica in de veehouderij leidt tot bacteriële resistentie (Mevius, 2008). Het gebruik in de veehouderij staat in schril contrast met de terughoudendheid waarmee antibiotica worden toegepast in de humane gezondheidszorg. Nederland kent met 11 standaarddoseringen per 1000 inwoners per dag het laagste gebruik binnen Europa bij mensen (NETHMAP, 2012). Ter vergelijking: het aantal standaarddoseringen per 1000 dieren in de intensieve veehouderij in 2011 op basis van Bondt et al. (2012) is 20-70 per dag.

Antibioticaresistentie is het hoogst bij dieren die voor de vleesproductie worden gehouden. Een van de bacteriën die deze resistentie hebben ontwikkeld, is de algemene darmbacterie E. coli (zie onderstaande figuur). Het hoogste niveau van resistentie doet zich voor bij vleeskuikens. Bij circa 60 procent van de groepen vleeskuikens is resistentie gevonden tegen drie belangrijke groepen van antibiotica: beta-lactam-antibiotica (waaronder penicilline), tetracycline en quinolonen. Met de daling van het gebruik sinds 2007 neemt bij vleeskalveren en vleeskuikens de resistentie iets af (MARAN-2012). Behalve bij E. coli zijn ook bij Salmonella- en Campylobacterbacteriën stijgende resistenties aangetoond (MARAN-2009, 2011).

Directe risico's voor de volksgezondheid

Het antibioticagebruik in de veehouderij brengt zowel een direct als een indirect risico voor de volksgezondheid met zich mee. Een direct risico is resistentie van bacteriën die via voedsel, direct contact of het milieu overdraagbaar zijn naar de consument en waarvan deze ziek kan worden. Het risico van voedseloverdraagbare besmetting neemt toe naarmate de hygiëne in de keuken meer te wensen overlaat. Voorbeelden zijn Salmonella en Campylobacter. De MRSA-bacterie (ook wel ziekenhuisbacterie genoemd) veroorzaakt infecties die moeilijk behandelbaar zijn. MRSA is namelijk ongevoelig voor de zogenaamde beta-lactam-antibiotica. Deze antibiotica zijn belangrijk voor de behandeling van ernstige infecties. Ongeveer 10-15% van het aantal humane MRSA-infecties betreft de veegerelateerde variant van MRSA. Dit is duidelijk hoger dan in andere Europese landen (van Cleef et al., 2011). De besmetting komt vooral voor bij personen die direct contact hebben met besmet vee. Buiten deze groep komt de veegerelateerde MRSA zelden voor.

Indirecte risico's voor de volksgezondheid

Een indirect risico ontstaat als in darmbacteriën zoals E. coli resistentiegenen voorkomen die overdraagbaar zijn naar de menselijke darmflora. Dit zou bijvoorbeeld kunnen plaatsvinden bij ESBL's (Extended Spectrum β-lactamases). ESBL's zijn enzymen in bacteriën die alle beta-lactam-antibiotica kunnen inactiveren. De genen die voor productie van deze enzymen zorgen, zijn relatief gemakkelijk overdraagbaar tussen bacteriën. Dat maakt een snelle verspreiding mogelijk, onder meer van dier naar mens. Er is een toename van het aantal humane besmettingen met ESBL's die gelijk oploopt met het voorkomen van ESBL's in de Nederlandse veestapel (MARAN-2012). Ook gezelschapsdieren en wilde dieren kunnen ESBL's bij zich dragen. In welke mate dieren in de veehouderij een bijdrage leveren aan de humane besmettingen is niet duidelijk.

Antibioticaresistentie verspreidt zich in het milieu

In oppervlaktewater in gebieden met veel veehouderij zijn hoge percentages bacteriën met resistentie tegen antibiotica aangetroffen (Blaak et al., 2010). Het type resistentie wijst op een relatie met dierlijke mest, maar ook afvalwater, al dan niet gezuiverd, kan een bron zijn. Uit bodemmonsters is gebleken dat de hoeveelheid resistente bacteriën in de periode 1940-2008 op 5 Nederlandse locaties is toegenomen (Knapp et al., 2010). Ook werd gevonden dat bemesting de hoeveelheid van bepaalde resistentiegenen in landbouwgronden kan verhogen (Geofox-Lexmond, 2009). Een pool van resistentiegenen in het milieu zou door mutaties en kruisingen kunnen leiden tot verspreiding van resistenties. Het is nog niet bekend of het milieu in vergelijking met de bovengenoemde risico's een relevante route van overdracht van resistentie naar de mens vormt.
Resistentievorming wordt bij de toelating voor diergeneesmiddelen niet meegenomen als factor in de beoordeling van milieurisico's (EC/2001/83). De toelating maakt wel een beoordeling van de ecologische toxiciteit. In een rapport van Geofox-Lexmond (2009) worden berekeningen gemaakt van gehalten in de bodem (zoals toegepast in de toelating) voor de twee belangrijkste groepen antibiotica die in de veehouderij worden gebruikt. Informatie over de actuele concentraties van antibiotica in het milieu is schaars.

Gezondere dieren

De gezondheid van dieren is in de loop van de tijd waarschijnlijk verbeterd. Alhoewel exacte meetgegevens ontbreken, zijn er diverse ontwikkelingen die daarop duiden (Leenstra et al., 2010). Ondanks positieve ontwikkelingen leiden dierziekten steeds vaker tot maatschappelijke onrust, zoals bij de Q-koorts.
Ook antibiotica dragen bij aan de gezondheid van dieren. Antibiotica zijn effectief, betrouwbaar en goedkoop (PBL, 2010). Het antibioticagebruik in gram per kilogram vlees is ondanks de recente daling nog steeds hoog vergeleken met de meeste Europese landen (Grave et al., 2010; EMA, 2012).

Beleid voor antibioticagebruik in de veehouderij

Betere hygiëne, goed geventileerde stallen en het vermijden van stress voor de dieren kunnen het antibioticagebruik terugdringen. De overheid heeft de verantwoordelijkheid voor het terugdringen van het gebruik van antibiotica bij de veehouderijsector gelegd, zolang deze erin slaagt om de gestelde doelen te halen. Inmiddels genomen maatregelen zijn o.a. registratie van het gebruik, vaste contracten tussen veehouder en veearts, beperking van groepsmedicatie en een verbod op het toedienen van enkele voor de humane gezondheidszorg meest kritische antibiotica door de veehouder zelf (PVE, 2012).

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Antibioticagebruik in de veehouderij en resistentie van bacteriën tegen antibiotica
Omschrijving
Frequent gebruik van antibiotica leidt tot resistentie van bacteriën tegen deze middelen.
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving, Martha van Eerdt (PBL/WLV)
Berekeningswijze
Cijfers over het antibioticagebruik per kg levend gewicht en over antibioticaresistentie zijn afkomstig van FIDIN en MARAN-2012. De hoeveelheid antimicrobiële groeibevorderaars is geschat uit grafieken in de FIDIN-rapportages.
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
jaarlijks
Achtergrondliteratuur
FIDIN, branchevereniging van Veterinaire Farmacie in Nederland.MARAN-2012 (2012), Monitoring of Antimicrobial Resistance and Antibiotic Usage in Animals in The Netherlands
Opmerking
De verkoopdata van FIDIN omvatten naar schatting 98% van de verkopen in Nederland. De berekening van de hoeveelheid antibiotica is in overeenstemming gebracht met de door het Europees Medicijn Agentschap geharmoniseerde methode (EMA, 2012). Door deze correctie komt het gebruik ongeveer 4% lager uit (MARAN-2012). Het gemiddeld gebruik per land wordt sterk bepaald door de samenstelling van de veestapel en het type gebruikte antibiotica. Zo heeft een land met veel melkvee een lager gemiddelde dan een land met relatief veel varkens en kippen.
Betrouwbaarheidscodering
Het aantal behandelingen per dier is gebaseerd op cijfers uit de LEI-steekproef, ca 400 bedrijven w.v. circa 80% intensieve veehouderijbedrijven. Rapportages van productschappen en van SDa omvatten meer bedrijven en komen voor 2011 op een ca 30% hoger aantal behandelingen. Dit afwijkende aantal behandelingen kan behalve met de steekproef(grootte) ook te maken hebben met een verschil in rekenregels.

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Gebruik van antibiotica in de veehouderij en resistentie, 1999 - 2011 (indicator 0565, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.