Koolstofvoetafdruk, 1995 - 2011

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator wordt niet meer geactualiseerd.


Recentere informatie over de koolstofvoetafdruk is te vinden bij het CBS.

In 2011 vond ruim 56% van de uitstoot van broeikasgassen door Nederlandse consumptie plaats in het buitenland. In 1995 was dit aandeel nog 49%. Deze uitstoot treedt op bij de productie van geïmporteerde goederen en diensten ten behoeve van Nederlandse consumptie. De toename in de koolstofvoetafdruk van Nederlandse consumptie in de periode 1995-2011 vindt hiermee volledig in het buitenland plaats.

Emissies door producenten hebben grootste bijdrage in koolstofvoetafdruk

De koolstofvoetafdruk geeft de totale hoeveelheid broeikasgassen weer die in binnen- en buitenland wordt uitgestoten als gevolg van consumptie. De Nederlandse koolstofvoetafdruk nam in de periode 1995-2008 geleidelijk toe van 248 tot 276 Mton CO2-equivalenten (tabblad Totaal). Vanaf 2009 bleef de koolstofvoetafdruk op een lager niveau vanwege de kredietcrisis. Meer dan 80% van de koolstofvoetafdruk betreft emissies door producenten in binnen- en buitenland tijdens de productie en levering van goederen en diensten. De resterende 20% betreft directe emissies. Het gaat hier om directe emissies van CO2 thuis (bijv. bij gasgebruik) en in de auto, maar ook om de emissies van methaan uit afval op stortplaatsen.

Emissies via goederen hoger dan via diensten

Goederen hebben de grootste bijdrage aan de koolstofvoetafdruk (tabblad Eindproduct). Onder andere voedingsmiddelen en elektriciteit zijn consumptiecategorieën met relatief hoge emissies in de productieketen. Ook de emissies via diensten (handel, transportdiensten en overige diensten) zijn hoger dan de directe emissies. Bestedingen aan diensten maken een groot deel uit van de particuliere en publieke consumptie. Het aandeel van directe emissies van huishoudens en stortplaatsen is met meer dan 4% afgenomen in de periode 1995-2011. Deze afname was vooral het gevolg van een afname van de stortplaatsemissies. Dit is het gevolg van de verminderde hoeveelheid organisch afval in het gestorte afval, van het affakkelen van stortgas en van het gebruik van stortgas voor het opwekken van energie (RWS, 2015).

Groot aandeel van energiesector in de koolstofvoetafdruk

De energiesector (exclusief raffinaderijen) in binnen- en buitenland heeft de grootste bijdrage in de koolstofvoetafdruk. Elektriciteit is essentieel voor zowel de directe energiebehoefte van Nederlandse consumenten als voor de productie van goederen en diensten hier en elders (tabblad Sector). Het aandeel van de energiesector is in de periode 1995-2011 toegenomen met 3 procentpunten tot een aandeel van meer dan 30%. Ook de basisindustrie en de landbouw hebben een substantieel aandeel in de Nederlandse koolstofvoetafdruk.

Koolstofvoetafdruk buiten Europa neemt toe

In de periode 1995-2011 is de broeikasgasemissie voor Nederlandse consumptie binnen Nederland afgenomen, maar buiten Nederland toegenomen. Verreweg de meeste buitenlandse broeikasgasuitstoot voor Nederlandse consumptie vindt plaats in andere EU landen, China en de verzamelcategorie 'Rest van de wereld' (tabblad Regio). Met uitzondering van de EU namen de bijdragen van alle regio's toe in de periode 1995-2011. De broeikasgasemissies ten gevolge van Nederlandse consumptie verdubbelden bijna in Brazilië.

CO2 heeft het grootste aandeel in de koolstofvoetafdruk

De toename in de koolstofvoetafdruk is volledig toe te schrijven aan de emissie (uitstoot) van CO2 (tabblad Broeikasgas). De emissies van methaan (CH4) en lachgas (N2O) in de koolstofvoetafdruk namen in de periode 1995-2011 niet toe. De F-gassen zijn nog niet in de berekening van de koolstofvoetafdruk opgenomen.

De koolstofvoetafdruk in rijke landen is relatief hoog

Het jaar 2007 is het meest recente jaar waarvoor geschikte data beschikbaar zijn voor een vergelijking van de koolstofvoetafdruk tussen landen en regio's. Per persoon was in 2007 de gemiddelde emissie van broeikasgassen door consumptie ongeveer 6 ton CO2-equivalenten (tabblad Persoon). De hoogte van de emissie per persoon verschilt tussen regio's echter sterk. Zo hebben rijkere landen een hogere emissie van broeikasgassen door consumptie dan armere landen als gevolg van een hogere levensstandaard. Per Nederlander was de gemiddelde emissie van broeikasgassen door consumptie ruim 16 ton CO2-equivalenten.

Handelingsopties voor het verkleinen van de koolstofvoetafdruk zijn te vinden langs de gehele handelsketen

Wetenschappers zijn het er over eens dat de uitstoot van broeikasgassen vrijwel zeker bijdraagt aan mondiale klimaatverandering. Daarom zijn er internationaal afspraken gemaakt om de uitstoot van broeikasgasemissies te beperken. Deze afspraken zijn gemaakt op het niveau van individuele landen. Via internationale handelsstromen zijn consumptie en productie in verschillende landen echter sterk met elkaar verweven. De koolstofvoetafdruk brengt dit in beeld en biedt hiermee extra aanknopingspunten om mondiale broeikasgasemissies te verlagen.
Mogelijkheden om de koolstofvoetafdruk van de Nederlandse consumptie te verkleinen liggen bij verschillende actoren in de hele handelsketen: bij de primaire producenten, bij de tussenhandelaars en verwerkende industrie, en bij de uiteindelijke consumenten. Zo kan de emissie lager worden door meer elektriciteit op te wekken uit duurzame bronnen zoals wind en zon. Via bijvoorbeeld woningisolatie of zuiniger benzinemotoren in auto's kunnen de directe emissies bij consumenten verlaagd worden. Voorbeelden van veranderingen in het consumptiepatroon, waardoor de indirecte emissies van broeikasgassen verlaagd worden, zijn het minder eten van dierlijke eiwitten en minder verre vliegvakanties.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Emissies van broeikasgassen door Nederlandse consumptie
Omschrijving
De totale hoeveelheid broeikasgassen die in binnen- en buitenland wordt uitgestoten als gevolg van Nederlandse consumptie wordt de koolstofvoetafdruk (carbon footprint) genoemd. De consumptie omvat zowel die van huishoudens (particuliere consumptie) als die van de overheid (publieke consumptie). De koolstofvoetafdruk beschrijft hiermee de totale emissie van broeikasgassen langs productieketens voor de Nederlandse consumptie. De broeikasgassen die in beschouwing zijn genomen zijn CO2, CH4 en N2O. De emissies van deze drie gassen worden bij elkaar opgeteld op basis van Global Warming Potentials die per gas het relatieve effect op klimaatverandering weergeven. Dit totaal wordt uitgedrukt in CO2 equivalenten.
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving; auteur: Harry Wilting.
Berekeningswijze
De koolstofvoetafdruk is berekend met een multi-regionaal input-output (MRIO) model. Een MRIO-model maakt gebruik van MRIO-tabellen waarin nationale input-output tabellen, die de financiële transacties tussen economische sectoren in een land beschrijven, en tabellen van internationale handel - betreffende de waarde van exporten en importen per land en per economische sector - zijn samengebracht in één coherent geheel. MRIO-tabellen in combinatie met milieu en sociale data van economische sectoren vormen hiermee een geschikte basis voor analyses van de milieu- en overige duurzaamheidsimpacts die optreden in internationale productieketens van goederen en diensten. In het model wordt de emissie van broeikasgassen bij productie in verschillende landen toegerekend aan de productieketens waar zij deel van uit maken. Uiteindelijk komt dit neer op een herverdeling van de mondiale emissies van broeikasgassen in productiesectoren aan consumenten in de verschillende landen. Het MRIO-model dat is gebruikt in de berekening van de koolstofvoetafdruk voor Nederland en andere landen is beschreven in een congrespaper (Wilting, 2014). De belangrijkste gegevensbron in de berekening is de World-Input-Output Database (Timmer, 2012). In de berekening worden voor productie 48 bedrijfstakken onderscheiden en 41 wereldregio's waaronder alle EU landen (met uitzondering van Kroatië) en een aantal grote economieën daarbuiten.
Basistabel
-
Geografische verdeling
Verdeling naar 27 EU landen (Kroatië niet), grote economieën daarbuiten en een rest van de wereld categorie.
Verschijningsfrequentie
Onregelmatig
Achtergrondliteratuur
Hertwich, E. G. and G. P. Peters (2009) Carbon footprint of nations: A global, trade-linked analysis. Environmental Science and Technology 43(16): 6414-6420.Mark van Oorschot, Trudy Rood, Edward Vixseboxse, Harry Wilting en Stefan van der Esch (2012) De voetafdruk van Nederland: hoe groot en hoe diep?. PBL-publicatienr. 500411002, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
Opmerking
Er zijn in de afgelopen jaren diverse studies verschenen met uitkomsten voor de ontwikkeling van de koolstofvoetafdruk van Nederland. Aangezien er nog geen standaard is voor het gebruik van methoden en databases voor de berekening zijn er verschillen in de uitkomsten voor zowel de absolute niveaus als de trends (Wilting et al., 2015). Strategieën om de verschillen in uitkomsten te verkleinen liggen in het bevorderen van samenwerking tussen groepen wetenschappers en statistici onderling en met elkaar. De samenwerking zou zich moeten richten op het beter begrijpen van modellen voor voetafdrukberekeningen en het verhogen van de consistentie in uitkomsten (Hoekstra et al., 2014).
Betrouwbaarheidscodering
D. Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2015). Koolstofvoetafdruk, 1995 - 2011 (indicator 0581, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.