Ontwikkeling aantal faunapassages bij rijkswegen

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Tot 2005 zijn bij rijkswegen ongeveer 440 ecoducten, dassentunnels en andere faunapassages aangelegd. Voor enkele diersoorten heeft dit de nadelige effecten van versnippering van de natuur verminderd.

Ontwikkeling en beleid

Rijkswegen vormen barrières die vaak moeilijk of niet te nemen zijn voor dieren. In 1974 is het ministerie van Verkeer en Waterstaat daarom begonnen dassentunnels onder rijkswegen aan te leggen. In 1988 kwamen twee grote natuurbruggen (ecoducten) over de A50 op de Veluwe gereed. In 1992 kwam er met het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (V&W, 1992) beleid om verdere versnippering te voorkomen en om bestaande versnippering terug te dringen. De basis voor dit beleid was een lijst van alle doorsnijdingen van de Ecologische Hoofdstructuur door rijkswegen, kanalen en spoorwegen. Vanaf dat moment zijn er veel ontsnipperende maatregelen genomen, waaronder faunapassages. Tot 2005 zijn bij rijkswegen ongeveer 440 faunapassages tot stand gebracht, waarvan ongeveer 300 kleine faunatunnels. Zes ecoducten, waarvan drie op de Veluwe, en vier grote onderdoorgangen maken ook een veilige passage mogelijk voor grotere zoogdieren zoals edelhert, ree en wild zwijn.
Aanpassingen aan ongeveer 120 bestaande duikers, viaducten en bruggen maakten deze geschikt voor medegebruik door diersoorten. Op ruim 280 locaties zijn rasters aangebracht om diersoorten te leiden naar de passages. Hierdoor wordt ook de sterfte beperkt. Het totale aantal gerealiseerde faunapassages bij provinciale wegen, lokale wegen en spoorwegen is vergelijkbaar met dat bij rijkswegen. Verder zijn op tal van plaatsen natuurvriendelijke oevers en fauna-uittreedplaatsen aangelegd bij kanalen.

Gevolgen van versnippering

Voor veel kleine diersoorten met een zeer geringe mobiliteit zoals muizen, sprinkhanen en loopkevers, vormen (snel)wegen een onneembare hindernis die ze vermijden, ook omdat ze daar geen dekking hebben.
Mobielere diersoorten hebben hier minder problemen mee, maar als zij wegen en spoorwegen oversteken, komt een deel om. Bij een verkeersintensiteit van veertig auto's per uur haalt bijvoorbeeld 30% van de overstekende amfibieën de overkant van de weg niet. Bij zestig auto's per uur kan dit oplopen tot 75% of meer. Dassen, boommarters en ook otters worden regelmatig slachtoffer van het verkeer. Een zesde tot een kwart van de dassenpopulatie in Nederland wordt jaarlijks doodgereden.
Ook verdrinken er dieren bij vaarwegen met steile oevers en zonder uittreedplaatsen. Zo kwamen in de periode van 1987-1994 in het Twentekanaal op een traject van 63 kilometer 210 reeën om. De rasters die zijn aangelegd vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid, versterken de barrièrewerking van infrastructuur voor grotere soorten als das en edelhert.

Gebruik en effect van faunapassages

Inventarisaties bij rijkswegen laten zien dat de meeste faunapassages inderdaad door een of meer diersoorten worden gebruikt. Een aantal functioneert echter niet doordat ze in slechte staat verkeren of onder water staan.
Grotere zoogdieren zijn aangewezen op ecoducten en grotere onderdoorgangen. In 2004 passeerden edelherten, damherten, wilde zwijnen en reeën naar schatting ongeveer 4.000 maal het wildviaduct bij Terlet. Kleinere zoogdieren zoals vossen, steenmarters, bunzingen, wezels, hermelijnen, egels, konijnen en muizen maken gebruik van vrijwel alle typen faunapassages
Amfibieën zijn aangetroffen op met loopplanken aangepaste duikers, op oeverstroken onder bruggen, in amfibietunnels en soms ook in vochtige faunatunnels. Ook honden en katten blijken vrijwel alle typen faunapassages regelmatig te gebruiken. Gebruik door roofdieren zoals katten en vossen werkt naar verwachting negatief op het gebruik door andere soorten.
Het is niet precies bekend welk effect de faunapassages hebben op populatieniveau. Maar als meer dieren de passage gebruiken, kunnen populaties aan weerszijden van de faunapassage meer als één populatie gaan functioneren, en kunnen niet-bezette leefgebieden worden gekoloniseerd.
De populatie dassen is bijvoorbeeld sinds 1974 gegroeid van ongeveer 1.200 naar ruim 4.000 dieren. Ook is het leefgebied uitgebreid. De ongeveer 600 dassentunnels en honderden kilometers raster die zijn aangelegd hebben daar zeker een bijdrage aan geleverd. Er sterven echter nog steeds veel dassen in het verkeer.

Beheer

Om faunapassages effectief te laten functioneren, is het cruciaal dat ze goed aangelegd en beheerd worden. Het gaat er dan bijvoorbeeld om dat zowel de begeleidende rasters als de toestand van de passage zelf regelmatig worden geïnspecteerd; dit gebeurt echter niet altijd. Onderzoek aan dassen- en amfibietunnels toont aan dat de voorzieningen regelmatig niet functioneren. Naast constructiefouten is achterstallig onderhoud daarvan de voornaamste oorzaak.

Bronnen

  • MNP (2006). Natuurbalans 2006
  • Prudon, B. & R.C.M. Creemers (2004). Veilig naar de overkant. Een kritische kijk op constructie en onderhoud van amfibieëntunnels. Uitgave RAVON.
  • Vereniging Das en Boom, 2002. Landelijk onderzoek naar de kwaliteit van dassenvoorzieningen. Rapport 51 pp.
  • Brandjes, G.J.,R. van Eekelen, K. Krijgsveld en G.F.J. Smit, 2002. Het gebruik van faunabuizen onder Rijkswegen. Resultaten literatuur- en veldonderzoek. DWW Ontsnipperingsreeks deel 43

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
De cijfers zijn afkomstig van de dienst Weg en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat. De gegevens over gebruik komen van PGO's, vooral RAVON en VZZ, en uit Brandjes e.a.2002.Deze indicator heeft alleen betrekking op Rijkswegen. Ook gemeenten, provincies en andere organisaties hebben initiatieven tot het aanleggen van faunapassages genomen. Deze zijn niet centraal geregistreerd, het totale aantal fauna passages in Nederland ligt daarom zeker hoger.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
03
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Ontwikkeling aantal faunapassages bij rijkswegen (indicator 1419, versie 01,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.