Vrijkomende agrarische bebouwing, hergebruik, 2002 - 2006

Vrijkomende agrarische bebouwing,-aantal, sloop en hergebruik

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator, die verbonden is aan de monitoring van de Nota Ruimte, wordt niet meer bijgehouden (de Nota Ruimte is geen vigerend ruimtelijk beleid meer).

Het beleid streeft naar hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing. Op basis van de resultaten van het Alterra-onderzoek kan worden geconstateerd dat er tussen 2002 en 2006 18.306 boerderijen beschikbaar zijn gekomen voor een andere functie dan de agrarische. In 17 procent van de gevallen heeft zich in de voormalige boerderij een niet-agrarische onderneming gevestigd.

ProvincieAantal vrijgekomen agrarische bedrijven Aantal vrijgekomen agrarische bedrijven met niet-agrarische ondernemers Aandeel vrijgekomen agrarische bedrijven met nieuw- of hervestiging van niet-agrarische ondernemers
 20022002-2006 2002-2006alleen in 2002alleen in 2006 20022006
Groningen1.162602 501849 1516
Friesland1.4301.022 784592 517
Drenthe1.598847 742966 1517
Overijssel3.4921.775 18268116 717
Flevoland386254 282025 3121
Gelderland5.3073.393 340165209 816
Utrecht962725 934168 1022
Noord-Holland1.4031.462 16371134 2820
Zuid-Holland2.5652.559 1647292 2210
Zeeland738668 724346 818
Noord-Brabant5.1513.606 450168248 1119
Limburg1.8791.393 1496283 1217
Nederland26.07318.306 18438021.228 1217
          
Bron: Alterra/ABF Research, 2005, 2009

Agrarische bebouwing

De Nota Ruimte pleit voor hergebruik en sanering van vrijkomende agrarische bebouwing. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de agrarische bebouwingslocaties in 2006 en 2002 voor alleen het landelijk gebied. Bij de bedrijfslocaties in 2002 zijn hierbij de hobbymatige bedrijven meegeteld. Dit is bij de telling in 2006 niet gebeurd. Voor 2006 is wel het totaal aan bedrijflocaties inclusief hobbymatig bekend: 107.400. Een toename ten opzicht van de 98.031 locaties in 2002 die verklaard wordt door meer hobbymatige bedrijvigheid.
In oppervlak agrarische bebouwing (inclusief hobbyboeren) is er sprake van een afname van 7% tussen 2002 en 2006. Qua aandeel in de totale versteendheid in Nederland is in 2006 ca 49% van de bebouwing in het landelijk gebied agrarisch t.o.v. 52% in 2002. Ca 22% van de agrarische bebouwing kan als meer hobbymatig agrarisch gebruik worden beschouwd. Dit is een toename van 8% in vergelijking met 2002. Het gebruik van de agrarische bebouwing verschuift dus enigszins naar hobbymatig gebruik (hetgeen niets hoeft te betekenen voor het grondgebruik).

ProvincieAantal agrarische bedrijfslocaties  Oppervlakte agrarische bebouwing (ha) Aandeel agrarische bebouwing t.o.v. versteendheid totaal (%) Aandeel hobbymatige agrarische. Bebouwing t.o.v. agrarische. bebouwing totaal (%)
 2002
inclusief hobbymatige bedrijven
2006
exclusief hobbymatige bedrijven
 20022006 20022006 20022006
Groningen4.2252.939 528515 5148 1523
Friesland8.1565.338 926899 5954 1621
Drenthe5.2503.443 561567 4745 1725
Overijssel13.2709.388 1.4781.483 5957 1321
Flevoland2.1911.993 345338 6255 68
Gelderland19.76612.714 2.1642.032 5249 1828
Utrecht3.9642.673 476430 5047 1524
Noord-Holland5.9344.253 688599 4539 1016
Zuid-Holland8.7566.216 871713 4840 1219
Zeeland3.3042.788 358335 4441 814
Noord-Brabant17.47612.666 2.4982.273 5552 1322
Limburg5.7394.169 850764 4845 1325
Nederland98.03168.580 11.74310.948 5249 1422
Bron: Alterra/ABF Research, 2005, 2009
Cursief: voor deze provincies was voor 2006 geen recenter peiljaar van TOP10vector beschikbaar t.o.v. 2002

Hergebruik van vrijgekomen agrarische bebouwingen

Tussen 2002 en 2006 zijn er 18.306 boerderijen vrijgekomen. 17 procent van de vrijgekomen boerderijen is in 2006 in gebruik door een ondernemer die met een niet-agrarsich bedrijf op het adres is gevestigd. Nog eens 4 procent van de sinds 2002 vrijgekomen boerderijen is in bedrijfsmatig hergebruik geweest, maar vanaf 2006 niet meer. Aangenomen mag worden dat deze en een groot deel van de overige vrijgekomen agrarische bebouwing voor bewoning wordt gebruikt.

Relevante doelstellingen Nota Ruimte

Uitvoeringsdoelstellingen:

  • Stimulering hergebruik van bestaande vrijkomende agrarische bebouwing


Operationele doelstellingen:

  • Ruimte voor hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied


Algemene doelstellingen:

  • Vitaal platteland

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Hergebruik van vrijgekomen agrarische bebouwing
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
Berekeningswijze
Definitie indicator: aantal vrijgekomen boerderijen (agrarische bebouwing) dat wordt hergebruikt door niet-agrarische (bedrijfsmatige) activiteiten (wonen en werken) of is gesloopt.Voor de nulmeting van de monitor Nota Ruimte in 2005 is voor deze indicator gebruik gemaakt van een toen recent uitgevoerd onderzoek naar verstening en functieverandering in het landelijk gebied door Alterra in opdracht van het ministerie van VROM.Voor de tweede meting in 2007 is gebruik gemaakt van een andere methodiek omdat een herhaling c.q. actualisatie van het Alterra onderzoek toen niet voor handen was. Omdat de voor deze methodiek actuele benodigde gegevens helaas niet meer beschikbaar komen is voor deze derde meting teruggevallen op de methodiek van de nulmeting uit 2005 mede omdat het ministerie van VROM aan Alterra opdracht heeft gegeven het onderzoek uit 2005 te updaten inclusief de gegevens met betrekking tot de vrijgekomen agrarische bebouwing.De hoeveel agrarische bebouwing die is vrijgekomen is in dit onderzoek bepaald door koppeling, voor twee peiljaren, van de bebouwing uit Top10vector met de gegevens van de CBS Landbouwtelling in het GIAB-informatiesysteem van Alterra.De locaties van de agrarische bedrijven zijn in GIAB vastgelegd als punten die geplaatst zijn in het centrum van de bedrijfsgebouwen of erf. Door een ruimtelijke selectie (alle bebouwing deels of geheel gelegen binnen een straal van 50 meter rondom de GIAB-locatie) wordt de bebouwing uit de TOP10vector toegewezen aan de agrarische bedrijven. De methode heeft een aantal beperkingen:schuren behorende bij het bedrijf die geheel buiten de 50-meterzone liggen, worden niet meegenomen;woonhuizen van de bedrijven zelf (binnen 50 meter) worden meegenomen;bebouwing behorende bij andere adressen kan worden meegenomen (vooral bij lintbebouwing);Verder is er nog onderscheid gemaakt tussen agrarische bebouwing waar met grote waarschijnlijkheid beroepsmatig agrarische activiteiten worden ondernomen, en bebouwing waar hobbymatig agrarische activiteiten worden ondernomen. Locaties met een registratie volgens de Landbouwtelling zijn doorgaans de beroepsmatige bedrijven. De Landbouwtelling heeft het nadeel dat nevenvestigingen vaak niet apart geregistreerd staan. In het bestand van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) wordt ruimer en op staladres geregistreerd. Naast nevenvestigingen zijn hierin ook de meer kleinschalige hobbydierbedrijven opgenomen. In dit onderzoek worden de locaties, waar alleen een GD-registratie aanwezig is, beschouwd als hobbybedrijven. Hobbymatige akker- en tuinbouwactiviteiten worden niet meegenomen.Bij de in 2009 uitgevoerde actualisatie van het onderzoek voor de periode 2002 - 2006 is dezelfde methodiek gehanteerd maar waarbij zich een aantal beperkingen voordeden in het voorhanden zijnde datamateriaal.Voor het peiljaar 2006 zijn op basis van recente TOP10vector bestanden de meest geschikte kaarten bij elkaar gezocht. Voor het noordelijke deel van Nederland zijn de kaarten vier tot vijf jaar actueler zijn t.o.v. peiljaar 2002. In het zuidelijke deel van Nederland daarentegen is het verschil in jaren met één jaar tot geen jaar verschil zeer gering. Dit is een redelijk grove benadering, want per kaartblad blijken ook in deze zuidelijke gebieden wel incidenteel actualisaties te zijn doorgevoerd. Bij het interpreteren van de gegevens moet rekening houden met deze grote verschillen in opnamejaren. In tabellen met de resultaten van de fysieke verstening en verglazing zijn de provincies waarvoor ten opzichte van de vorige studie niet echt een recenter peiljaar beschikbaar is cursief gemarkeerd.De verstening en de verglazing is in beeld gebracht op basis van de nieuwe begrenzing van het landelijk gebied. De 'footprint' van gebouwen en kassen is gemeten voor zowel peiljaar 2002 als voor peiljaar 2006 en gecategoriseerd op basis van de nieuwe begrenzing landelijk gebied - overgangszone - stedelijk gebied.Consequentie is dat de verstening/verglazing in de periode 2002-2006 niet op dezelfde gebieden betrekking heeft als in de periode 1996-2002. Hiermee dient bij de interpretatie van de resultaten rekening te worden gehouden. Bij de telling van de agrarische locaties per provincie zijn in 2006 de hobbymatige bedrijven niet meegeteld. Wel is het totaal aantal bedrijven inclusief hobbymatig voor 2006 bekend, in totaal betreft het 107.400 bedrijven.GIAB staat voor Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven en is een GIS-bestand waarin alle, bij LASER en de GD geregistreerde, agrarische bedrijven zijn opgenomen en gelokaliseerd. De bedrijven die bij LASER staan geregistreerd zijn afkomstig van de Landbouwtelling. De opgegeven en afgeleide bedrijfsgegevens zijn gekoppeld aan de locaties. De bedrijven die bij de GD geregistreerd staan, betreffen bedrijven met dieren en komen voort uit onder andere de Identificatie & Registratie-regeling (gele oormerken).Voor deze indicator is gebruik gemaakt van het Alterra-rapport 1202 Verstening en functie- verandering in het landelijk gebied, hoofdstuk 5, pag. 73-80 en de Update van Rapport 1202: Verstening en functieverandering in het landelijk gebied, voor de periode 2002-2006, hoofdstuk 5.
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
03
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2010). Vrijkomende agrarische bebouwing, hergebruik, 2002 - 2006 (indicator 2020, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.