Ruimtelijke samenhang Ecologische Hoofdstructuur, 1990 - 2006

Ruimtelijke samenhang Ecologische Hoofdstructuur

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De kansen voor duurzaam voortbestaan van doelsoorten is toegenomen door de uitbreiding van het areaal natuurgebied van de Ecologische Hoofdstructuur. Voor circa éénderde van de faunadoelsoorten zijn de ruimtelijke condities nog niet zodanig dat duurzaam behoud is gegarandeerd. De ruimtelijke samenhang is tussen 2004 en 2006 niet significant toegenomen.

Kansen duurzaam voortbestaan van doelsoorten toegenomen door uitbreiding van natuurgebieden

De indicator zet de areaaluitbreiding van natuurgebieden af tegen de eisen van doelsoorten van de beoogde natuurdoelen. Duurzame instandhouding betekent dat soorten gedurende een langere periode blijven voortbestaan met in acht neming van diverse natuurlijke fluctuaties (niet klimaatverandering).
Met de uitbreiding van de EHS vanaf 1990 tot 2006 zijn de kansen voor duurzaam behoud van doelsoorten toegenomen. In 1990 was de ruimtelijke samenhang van de EHS voor circa 62% van de beoogde diersoorten voldoende voor duurzaam behoud, in 2004 gold dit voor circa 64%. Voor de overige doelsoorten is de ruimtelijke samenhang nog onvoldoende om duurzaam behoud te garanderen.
Voor Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten (VHR) is de situatie minder gunstig. De toename van het areaal nieuwe natuur en afgesloten beheerscontracten binnen de EHS (zie indicator 13.1) is in 2005 en 2006 zodanig klein geweest dat de methode om de ruimtelijke samenhang te bepalen naar verwachting geen significant verschil zal laten zien. Daarom is geen nieuwe berekening uitgevoerd.

Knelpunten in ruimtelijke condities vooral bij de natuurtypen 'bloemrijk grasland', 'kalkgrasland', 'nat schraalgrasland' en 'bos van laagveen en klei'

De knelpunten in ruimtelijke condities zijn niet voor alle type natuur even groot. 'Duingrasland en struweel', 'bos van arme grond', 'ziltgrasland en kwelder' en 'droge heide' zijn vier typen waar de condities relatief goed zijn. In een groot deel van deze natuurdoeltypen vinden soorten voldoende ruimte. Deze typen natuur komt in Nederland dan ook in vrij grote aaneengesloten oppervlakten voor. De vier typen natuur waar de grootste knelpunten spelen zijn 'bloemrijk grasland', 'kalkgrasland', 'nat schraalgrasland' en 'bos van laagveen en klei'. Voor deze type natuur is versterking van ruimtelijke samenhang extra van belang. Gezien de verspreiding van deze typen natuur over Nederland zal het knelpunt per provincie verschillen.

Ruimtelijk beleid voor natuurgebieden in de Ecologische Hoofdstructuur

Het ruimtelijk beleid voor de natuurgebieden in de Ruimtelijke Hoofdstructuur is gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied. Het gaat daarbij om zowel de actuele als de potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen die gelden voor de betreffende gebieden. Het Rijk vraagt daartoe aan provincies en gemeenten om te zorgen voor goede ruimtelijke condities, zoals verbetering van de ruimtelijke samenhang.

Relevante doelstellingen Nota Ruimte

Uitvoeringsdoelstellingen:

  • Bescherming, instandhouding en ontwikkeling ehs, vhr en nb-wet gebieden.


Operationele doelstellingen:

  • Borging en ontwikkeling van natuurwaarden.


Algemene doelstellingen:

  • Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Ruimtelijke samenhang Ecologische Hoofdstructuur
Omschrijving
Percentage faunadoelsoorten en VHR-soorten waarvoor ruimtelijke samenhang van de Ecologische Hoofdstructuur voldoende is voor duurzaam voorbestaan (uitgaande van goed beheer en goede milieu- en watercondities).
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de leefomgeving (PBL)
Berekeningswijze
De indicator is bepaald voor doelsoorten van natuurgebieden binnen de Ruimtelijke Hoofdstructuur: de EHS, de Natura 2000-gebieden en de Natuurbeschermingswetgebieden. Voor de EHS zijn de natuurdoelen en bijbehorende doelsoorten afgeleid uit de landelijke natuurdoelenkaart. Voor de Natura 2000-gebieden, die aangemeld zijn voor de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR), is uitgegaan van doelsoorten van de zogenoemde habitattypen. De bepaling heeft zich beperkt tot diersoorten, die met name gevoelig zijn voor versnippering van leefgebieden (MNP, 2005; Reijnen et al. 2005). De kans op duurzame ruimtelijke condities van doelsoorten is afgeleid van het aantal 'sleutelplekken'. Een 'sleutelplek' is daarbij gedefinieerd als een plek die groot genoeg is om stabiele populaties van een soort te herbergen (MNP, 2005; Reijnen et al. 2005). Voor duurzaam behoud moeten voldoende van die 'sleutelplekken' aanwezig zijn, dit varieert per soortgroep. Bij de beoordeling van de ruimtelijke condities is ervan uitgegaan dat het beoogde natuurdoel, zoals op kaart staat, gerealiseerd is en de daarvoor vereiste milieu- en watercondities aanwezig zijn. Dit betekent dat de resultaten van de beoordeling de maximaal haalbare ruimtelijke condities weergegeven. Gezien de knelpunten in milieu en water zullen de ruimtelijke condities voor nagestreefde natuurdoelen momenteel veel slechter zijn.
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
03
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2009). Ruimtelijke samenhang Ecologische Hoofdstructuur, 1990 - 2006 (indicator 2047, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.