Ontwikkeling veestapel op landbouwbedrijven, 1980-2010

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De omvang van de Nederlandse veestapel heeft een vrij grillig verloop. Dit verloop wordt mede bepaald door nationale en Europese wet- en regelgeving. Daarnaast spelen de uitbraken van epidemieën onder de dieren een belangrijke rol.

Afname runderen, steeds meer paarden

Het aantal runderen is sinds 1980 met een kwart afgenomen. Het aantal runderen daalde van 5,2 miljoen in 1980 naar 3,7 miljoen in 2006, waarna het weer toenam tot 4 miljoen in 2010. De scherpe knik in 1984 valt samen met de invoering van de melkquota in de Europese Unie, waardoor het aantal melk- en kalfkoeien tussen 1984 en 2010 met ruim 40% is gedaald.
Het aantal paarden dat gehuisvest is op een landbouwbedrijf is sinds 1980 meer dan verdubbeld. In 2010 was het aantal paarden op landbouwbedrijven 140.000. Een groot aantal paarden komt echter voor op andere bedrijven. Het totale aantal paarden in Nederland is niet goed bekend, maar ligt volgens recente schattingen rond de 400.000.

Minder schapen, meer geiten

Als gevolg van de invoering van de melkquota in 1984 was uitbreiding met melkkoeien veelal geen optie meer, waardoor het aantal schapen snel is gaan stijgen. In 1992 kwamen de schapen onder de mestwetgeving te vallen en was er een lagere ooipremie waardoor het aantal schapen is gaan dalen. Met ingang van 2006 wordt er helemaal geen ooipremie meer uitgekeerd. Als gevolg hiervan loopt het aantal schapen na 2007 snel terug. In 1980 waren er 0,9 miljoen schapen en in 2010 1,1 miljoen.
In 1980 waren er maar een paar duizend geiten in Nederland. In de periode van 1980 tot 2009 is het aantal geiten enorm gestegen. Alleen rond 1992 was er van een afname sprake. Sinds 1992 vallen geiten onder de mestwetgeving. Het aantal geiten was in 2009 opgelopen tot bijna 375.000. In 2010 is als gevolg van de ruimingen in verband met de Q-koorts het aantal geiten weer gezakt tot ruim 350.000.

Kippen en varkens weer in stijgende lijn

Het aantal kippen verloopt golvend met een stijgende trend. In 1980 waren er 81 miljoen kippen en in 2010 waren dat er 101 miljoen. De forse afname in 2003 is een gevolg van de vogelgriepepidemie. In het voorjaar van 2003 werden bijna 30 miljoen kippen geruimd. Het aantal vleeskuikens schommelt sinds 2003 rond de 44 miljoen. Het aantal leghennen heeft na 2003 een stijgende trend.
De varkensstapel bedroeg 10 miljoen in 1980. Het grootste aantal varkens was er in 1997 met 15 miljoen stuks. In februari van 1997 was er een uitbraak van de varkenspest, waardoor de varkenstapel in een jaar tijd fors daalde. De jaren erna kenden een dalende trend tot 2004 als gevolg van factoren als marktontwikkelingen, de Wet herstructurering varkenshouderij en milieu- en dierwelzijnsmaatregelen. Op het dieptepunt in 2004 waren er iets meer dan 11 miljoen varkens. Sindsdien is de trend weer opgaand en in 2010 waren er ruim 12 miljoen varkens.

Mestproductie vooral door rundvee

In 2010 produceerde de gehele Nederlandse veestapel 72,7 miljard kilogram mest, waarvan de melk- en kalfkoeien ongeveer 53% voor hun rekening namen en het overige rundvee 24%. De bijdrage van de varkens was 17% en die van de kippen 2%.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Ontwikkeling veestapel op landbouwbedrijven, 1980-2010
Omschrijving
Index (2010 = 100) van de veestapel op landbouwbedrijven, waarbij zes categorieën worden onderscheiden: kippen, paarden, rundvee, schapen, geiten en varkens
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Zie CBS-Landbouwtelling voor algemene informatie.
Basistabel
Ontwikkeling van de veestapel op landbouwbedrijven, 1980-2000:Landbouw; gemeente, 1980-2000Ontwikkeling van de veestapel op landbouwbedrijven, 2000-2010:Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar regio Meer data over de veestapel op landbouwbedrijven is beschikbaar in de spreadsheet bij de grafiek.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Gewassen, dieren en grondgebruik
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks. De peildatum voor de veestapel is 1 april (van het referentiejaar).
Achtergrondliteratuur
Zie voor de methodenbeschrijving de tabeltoelichting van de landbouwtellingstabellen op StatLine
Opmerking
n.v.t.
Betrouwbaarheidscodering
A (Integrale enquête)

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Ontwikkeling veestapel op landbouwbedrijven, 1980-2010 (indicator 2124, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.