Recreatief aanbod voor wandelen en fietsen, 2006 - 2008

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

De indicator 'Recreatief aanbod voor wandelen en fietsen' is vervallen.


 Informatie hierover is opgenomen in de indicator

Het aanbod aan recreatiemogelijkheden is het grootst in het zuiden en oosten van Nederland, op de Veluwe en de Heuvelrug, en aan de kust (duinen). In de periode 2006-2008 bleef het aanbod in landelijke gebieden vrijwel gelijk. Het aanbod aan wandelmogelijkheden bleef in 330 van de 443 gemeenten gelijk, voor fietsen gaat het om 362 gemeenten. Stedelijke gebieden geven een gevarieerd beeld met zowel toenames van het recreatief aanbod als ook afnames.

Ligging recreatieplaatsen

Het aantal recreatieplaatsen is het aantal mensen waaraan dagelijks de gelegenheid
wordt geboden om aan de betreffende activiteit deel te nemen (De Vries, 2004).
Gemiddeld ligt het aantal recreatieplaatsen per km2 in Nederland in 2008 voor wandelen op
110 en voor fietsen op 79. De regio's met een relatief groot aanbod zijn vooral de zandgronden in het midden, oosten en zuiden van Nederland en de duinenrij in West-Nederland. De geringere mogelijkheden in de Randstad zijn mede een gevolg
van het ontbreken van bossen in deze regio, een grondgebruik met een relatief hoge
opvangcapaciteit. Een hoge opvangcapaciteit wil zeggen dat veel mensen er gebruik
van kunnen maken zonder dat ze elkaar fysiek of visueel hinderen.

Ontwikkeling aanbod recreatieplaatsen

In de periode 2006-2008 is het aanbod in het grootste deel van Nederland gelijk
gebleven, zeker voor de fietsmogelijkheden (in 362 van 443 gemeenten bleef dit gelijk). Bij de fietsmogelijkheden is er nauwelijks sprake van een toename. Op enkele plaatsen, waaronder in de Randstad, is wel sprake van een lichte afname van de fietsmogelijkheden.
Het aanbod aan wandelmogelijkheden bleef in 330 gemeenten gelijk. De toename in Groningen, Friesland en enkele plaatsen in de Randstad is opvallend. Dit zijn regio's die onder het gemiddelde scoren en waar de situatie qua aanbod dus is verbeterd. In de Randstad is er sprake van groei in de gemeente Haarlemmermeer (aanleg van het Floriadepark zal hier aan hebben bijgedragen), maar in het Groene Hart en de provincie Utrecht zijn ook gemeenten met een afname. Deze afname is (waarschijnlijk) het gevolg van voortgaande verstedelijking. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het absolute aanbod in de Randstad beperkt is, waardoor een kleine verandering procentueel gezien groot is.

Beleid toeristisch-recreatieve mogelijkheden

Een van de doelen van de voormalige Nota Ruimte (2004) is dat de toeristisch-recreatieve
mogelijkheden vergroot dienen te worden. De rijksoverheid wilde dit doel bereiken door
provincies en gemeenten te vragen rood en groen integraal te ontwikkelen, zodat rood
en groen in balans blijven. Bovendien stelde de rijksoverheid geld beschikbaar tot 2013
voor verwerving en (her)inrichting van groen in en om de steden (Investeringsbudget
stedelijke vernieuwing (ISV), onderdeel grootschalig groen om steden in de Agenda
Vitaal Platteland). Bovendien wilde het Rijk dat de toegankelijkheid wordt verbeterd,
onder andere door een kwalitatieve verbetering van bestaande routenetwerken voor
wandelen, fietsen en varen. Daarnaast financierde het Rijk de aanleg van recreatieve
routes in de Ecologische Hoofdstructuur en Nationale landschappen en faciliteert en
stimuleert het Rijk andere overheden bij het vergroten van de toegankelijkheid van
landbouwgronden door kennisontwikkeling en kennisverspreiding.
Deze indicator verwijst ook naar de volgende doelen en nationale belangen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012), de actuele nota met het ruimtelijke beleid:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland (concurrerend)
  • Nationaal Belang 1: Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationaal bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren


In de SVIR wordt de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte door het Rijk overgelaten aan de provincies en de gemeenten. Wel wordt de aanwezigheid van toegankelijk groen en recreatiemogelijkheden als onderdeel van de 'quality of life' genoemd, welke van belang wordt geacht voor de concurrentiepositie van stedelijke regio's.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Recreatief aanbod voor wandelen en fietsen
Omschrijving
Aanbod van mogelijkheden voor wandelen en fietsen in de omgeving van de woning (eenheid: recreatieplaatsen) (gemiddelde per gemeente).
Verantwoordelijk instituut
PBL
Berekeningswijze
De berekeningen voor deze indicator maken gebruik van een basisbestand voor het model AVANAR (Alterra). Met behulp van CBS bodemstatistiek en enkele aanvullende bestanden over bodemgebruik wordt eerst een naar bodemgebruik gewogen opvangcapaciteit voor wandelen en fietsen berekend. Deze is gebruikt om het aanbod in een straal van 5 kilometer van de woning te berekenen.
Basistabel
CBS-Bodemstatistiek; model AVANAR
Geografische verdeling
Gemeenten
Verschijningsfrequentie
Iedere 2-3 jaar (afhankelijk van verschijningsfrequentie Bodemstatistiek)
Achtergrondliteratuur
Zie 'referenties' en 'overige relevante informatie'
Opmerking
Let op: indicator is niet vergelijkbaar met die in de MNR 1 en 2 en het MNC: - Andere normafstanden, verschillend voor wandelen en fietsen - wandelen en fietsen nu gesplitst
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
02
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Recreatief aanbod voor wandelen en fietsen, 2006 - 2008 (indicator 2059, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.