Effecten van milieudruk op de natuur: inleiding en beleid

Effecten van milieudruk op de natuur: inleiding en beleid

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De gevolgen van milieudruk op de natuur worden vaak zichtbaar door veranderingen in de aantallen en soortensamenstelling van planten en dieren. Deze paragraaf geeft per milieuprobleem een aantal voorbeelden van effecten op planten en dieren.

Natuureffecten door milieufactoren

De natuur ondervindt de invloed van vele milieuaspecten:

  • Vermesting, verzuring en verdroging hebben invloed op de aanwezigheid van planten en diersoorten.
  • De verspreiding van milieugevaarlijke stoffen als bestrijdingsmiddelen en zware metalen levert een risico van vergiftiging voor organismen.
  • De laatste jaren worden steeds meer soorten uit zuidelijker streken ook in Nederland aangetroffen; mogelijk door veranderingen in het klimaat.
  • Ook het veranderde bodemgebruik en de versnippering van het landschap hebben grote gevolgen.

De relatie tussen milieustress en natuureffecten is complex

De precieze oorzaken van veranderingen in het voorkomen van planten en dieren zijn vaak niet aan te geven zonder gericht onderzoek. Vaak zijn veranderingen in de natuur een gevolg van een complex van factoren. Ook werken factoren soms indirect (bijvoorbeeld: verdroging van veen leidt tot vermesting) of zijn oorzaak en gevolg in tijd en ruimte gescheiden (bijvoorbeeld: verdroging in het ene gebied kan later leiden tot vermindering van kwel in een ander gebied). Hierdoor moeten de oorzaken van veranderingen in de natuur vaak met 'waarschijnlijk' of 'vermoedelijk' worden aangeduid.

Natuurbeleid

Het Nederlandse natuurbeleid is in 2000 opnieuw vastgelegd in de nota 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur' (LNV, 2000). In deze nota vindt een duidelijk herkenbare verbreding van het natuurbeleid plaats. Naast doelstellingen die behoud, herstel en ontwikkeling van natuur en landschap beogen, worden ook doelen geformuleerd voor de sociaal-economische betekenis van natuur en landschap, zoals gebruiksfuncties en hoeveelheid beschikbare natuur per inwoner.

1. Gebiedenbeleid

Centraal in het Nederlandse natuurbeleid staat de ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Het doel is een kwalitatief hoogwaardig samenhangend netwerk van natuurgebieden in Nederland te realiseren met een uiteindelijke oppervlakte van 750 000 ha. Daarbij moet meer samenhang tussen de vele ruimtelijk gescheiden grote en kleine natuurgebieden worden gerealiseerd. De EHS is globaal weergegeven in het Structuurschema Groene Ruimte (LNV, 1995). In de nota 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur' zijn robuuste verbindingszones aan het EHS-beleid toegevoegd (LNV 2000). Deze zijn een aanvullend instrument om tot een samenhangend en functionerend netwerk van natuurgebieden te komen. Om dit te bereiken voegt de rijksoverheid reservaatgronden toe aan bestaande natuurgebieden en worden landbouwgronden door natuurontwikkeling tot natuur omgevormd. Ook sluit de overheid beheersovereenkomsten af met vooral boeren voor een beheer dat natuur en landschap ten goede komt. Binnen de EHS kunnen gebieden worden onderscheiden waarop bijzonder beleid wordt ingezet. Zo kent Nederland nationale parken die tot de EHS worden gerekend, en gebieden met bijzondere natuurwaarden die onder de Natuurbeschermingswet vallen. Verder zijn er gebieden die onder de Vogelrichtlijn vallen, terwijl de aanwijzing van gebieden onder de Europese Habitatrichtlijn momenteel in voorbereiding is.In verband met de internationale betekenis van de Nederlandse watergebieden en waterrijke gebieden voor de natuur is er speciaal beleid voor de natuur in en om het water. Veel van deze gebieden zijn aangewezen onder de Vogel- en Habitatrichtlijn. Omdat de watergebieden en waterrijke gebieden in Nederland niet alleen een functie hebben voor natuur en landschap, maar ook tal van economische functies vervullen, is de afstemming van het natuurbeleid en beleid ten aanzien van de overige functies van essentieel belang. Er wordt onder andere beleid gevoerd voor de grote rivieren (bijvoorbeeld beleidslijn 'Ruimte voor de rivier'), de regionale wateren (kansen voor natuur en waterberging), en de Noordzee en Waddenzee (gebruik en bescherming).

2. Beleid voor de groene ruimte

De groene ruimte omvat meer dan alleen natuurgebieden. Kenmerkend is dat in zowel het landelijk als in het stedelijk gebied functies als wonen, landbouw, natuur en landschap onderling zijn verweven. De mate waarin deze functies tot hun recht komen is sterk afhankelijk van het ruimtelijk beleid. Met betrekking tot de groene ruimte kent de rijksoverheid diverse beleidsnota's die van belang zijn: 'Natuur voor mensen, mensen voor natuur' (LNV, 2000), Structuurschema Groene Ruimte 2 (LNV, 2001), Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (VROM, 2001a) en het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan (VROM, 2001b). Gestreefd wordt onder andere naar meer groen rond de steden (bijvoorbeeld randstadgroenstructuur) en een kwalitatief hoogwaardig landelijk gebied.

3. Soortenbeleid

Internationaal wordt er groot belang gehecht aan het behoud van de biodiversiteit. Dit komt tot uiting in verdragen als de Conventie van Bern (1979) en het Biodiversiteitsverdrag (1992), maar ook in Europese richtlijnen als de Vogelrichtlijn (1981) en Habitatrichtlijn (1992). Nederland heeft deze richtlijnen onderschreven en is aan de Europese richtlijnen gebonden. De Flora- en faunawet (2002) is een uitwerking van de Europese Habitatrichtlijn, en vormt een wettelijke basis voor het soortenbeleid in Nederland. Om aan de daaruit voortkomende verplichtingen tegemoet te komen staat bovendien ook een herziening van de Natuurbeschermingswet op stapel. De Habitatrichtlijn en het daaruit voortkomende soortenbeleid in Nederland bieden de mogelijkheid om buiten beschermde natuurgebieden - in het multifunctioneel gebruikte landelijk gebied - bescherming te bieden aan daar voorkomende planten- en diersoorten.

Bronnen

  • RIVM, CBS en Stichting DLO (2002). Natuurcompendium 2002. RIVM, CBS en Stichting DLO; Bilthoven, Voorburg/Heerlen, Wageningen.
  • RIVM en Stichting DLO (2002). Natuurverkenning 2, 2000-2030. Kluwer, Alphen aan de Rijn.
  • RIVM en Stichting DLO (2002). Natuurbalans 2002. Kluwer, Alphen aan den Rijn.
  • LNV (2000). Natuur voor mensen, mensen voor natuur. Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw. Ministerie van LNV, Den Haag.
  • LNV (2001). Structuurschema Groene Ruimte 2. Samen werken aan groen Nederland. Ministerie van LNV, Den Haag.
  • VROM (2001a). Ruimte maken, ruimte delen; vijfde nota over de ruimtelijke ordening 2000 / 2020. Ministerie van VROM, Den Haag.
  • VROM (2001b). Nationaal Milieubeleidsplan 4. Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid. Ministerie van VROM, Den Haag.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CLO (2002). Effecten van milieudruk op de natuur: inleiding en beleid (indicator 0319, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.