Beheersactiviteiten agrarische natuurverenigingen
U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.
Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt omdat geen recente gegevens beschikbaar zijn.
Het natuurbeheer van de agrarische natuurverenigingen hangt samen met de grondsoort.
Toestand
De agrarische natuurverenigingen houden zich met verschillende vormen van natuurbeheer bezig. In het veenweidegebied ligt de nadruk op soortenbeheer, perceelsbeheer en perceelsrandenbeheer. Dat betreft vooral weidevogels en slootkanten. In de zandgebieden is er veel aandacht voor beheer en aanleg van landschapselementen. In de kleigebieden is vooral akkerrandenbeheer belangrijk.
Vormen van beheer
Van de verenigingen doet 81% aan soortenbeheer. De meeste aandacht is er voor weidevogelbeheer, gevolgd door uilenkasten en de opvang van ganzen. Weidevogelbeheer is op alle grondsoorten de meest voorkomende vorm van soortenbeheer. In de veengebieden doen zelfs alle verenigingen aan weidevogelbeheer. Daarnaast omvat soortenbeheer het beschermen van onder meer zwarte stern, ooievaar en hamster.Zo'n 75% van de agrarische natuurverenigingen doet aan onderhoud van landschapselementen, zoals erfbeplanting, houtwallen, poelen, geriefbosjes, knotbomen en hagen. Het onderhoud van erfbeplanting komt het meeste voor (58%). De verenigingen op zandgrond doen het meeste aan het onderhoud van landschapselementen. Naast onderhoud leggen de verenigingen nieuwe landschapselementen aan, vooral erfbeplanting (51%), gevolgd door poelen (36%), houtwallen en houtsingels (35%).83% van de verenigingen heeft leden die aan perceelsrandenbeheer doen. In de veengebieden betreft dat vooral het beheer van slootkanten en terrastaluds. In de zand- en kleigebieden gaat het vooral om het beheer van 'akker-, bloemen- en faunaranden'. Zo'n 72% van de verenigingen doet aan perceelsbeheer. Het uitstellen van de maai-datum ten behoeve van weidevogels is de meest uitgevoerde vorm van perceelsbeheer (66%), gevolgd door botanisch beheer (35%) en het cre'ren van plas-dras situaties op percelen (19%) en het braakleggen van bouwland (natuurbraak).
Bronnen
- LBN (1998). Handboek agrarisch natuurbeheer. Landschapsbeheer Nederland. Utrecht.
- Oerlemans, N., J. A. Guldemond en E. van Well (2001). Agrarische natuurverenigingen in opkomst. Een eerste verkenning naar natuurbeheeractiviteiten van agrarische natuurverenigingen. Planbureau-werk in uitvoering. Intern werkdocument 2001/12 Natuurplanbureau. Wageningen.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Opmerking
- In de figuur is per grondsoort het percentage agrarisch natuurverenigingen aangegeven dat een bepaald type beheer uitvoert. Per beheersvorm is zowel het totaal aangegeven (bijvoorbeeld soortenbeheer algemeen) als de uitsplitsing in details. De categorie perceelsrandenbeheer in de figuur (een onderdeel van perceelsrandenbeheer algemeen) betreft vooral graslandranden op zandgronden, maar kan ook nog enige slootkanten en akkerranden betreffen.De gegevens zijn afkomstig van een in het voorjaar van 2001 gehouden enquête onder agrarische natuurverenigingen. De enquête is toegestuurd naar alle op dat moment bekende adressen van agrarische natuurverenigingen (totaal 110). De Boermarken in Drenthe, oude samenwerkingsverbanden tussen agrariërs die gemeenschappelijke gronden beheren, zijn niet in de enquête betrokken. De respons was 68%, maar niet altijd zijn alle vragen ingevuld. De absolute aantallen moeten dan ook voorzichtig worden geïnterpreteerd. De resultaten zijn vooral in vergelijkende zin van betekenis.
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2005). Beheersactiviteiten agrarische natuurverenigingen (indicator 1289, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.