Gebruik van dierlijke mest per gemeente, 2000-2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Het bemestingsniveau voor fosfaat uit dierlijke mest ligt in 2012 in 23 procent van de gemeenten boven de berekende plaatsingsruimte volgens de gebruiksnorm. Voor stikstof is dit in 24 procent van de gemeenten het geval.

Bemestingsniveau voor fosfaat

In 2012 is per hectare landbouwgrond gemiddeld 68 kg fosfaat uit dierlijke mest gebruikt. De gemiddelde fosfaatbemesting was in 23 procent van de gemeenten hoger dan de berekende plaatsingsruimte volgens de gebruiksnormen 2012 voor fosfaat.

Gebruiksnormen 2012 voor fosfaat

Bij fosfaat leidt de jaarlijkse aanscherping van de normen tot een verkleining van de plaatsingsruimte (er mag minder fosfaat worden gebruikt). Dit betekent dat er bij een gelijkblijvende fosfaatproductie meer mest getransporteerd moet worden van gemeenten met een mestoverschot naar regio's waar nog plaatsingsruimte is. De steeds verdere aanscherping van de fosfaatnormen leidt er toe dat er meer mest moet worden verwerkt.
De gebruiksnorm voor fosfaat is gedifferentieerd naar de fosfaattoestand van de bodem. Bij een neutrale fosfaattoestand is de gebruiksnorm in 2012 70 kg per hectare bouwland en 95 kg per hectare grasland.

Overschrijding van de gebruiksnorm voor fosfaat

In 2011 en in 2012 is het aantal gemeenten met overschrijding van de gebruiksnorm voor fosfaat lager dan in 2010. De lagere fosfaatproductie speelt hierbij een belangrijke rol. Desondanks blijft het aantal gemeenten met overschrijding van de gebruiksnorm vrij groot. Een sluitende verklaring hiervoor niet te geven.

  • Een mogelijke oorzaak voor overschatting van het gebruik per gemeente is dat de mestproductie van een veehouderijbedrijf wordt toegerekend aan de gemeente waar de hoofdvestiging is gelegen. Wanneer de veestapel van het bedrijf zich op een andere locatie bevindt, is het mogelijk dat een deel van de mestproductie aan de verkeerde gemeente wordt toegerekend.
  • Daarnaast is het mogelijk dat de fosfaatproductie te hoog wordt berekend, bijvoorbeeld omdat de landbouwtelling het aantal dieren overschat.
  • Ten slotte kan ook een deel van de geproduceerde mest in voorraad zijn gebleven. Met voorraadvorming en -onttrekking wordt in de berekening geen rekening gehouden.
  • De plaatsingsruimte voor fosfaat is in 2011 met ongeveer 3 procent afgenomen door aanscherping van de gebruiksnorm.
  • Daarnaast nam de hoeveelheid cultuurgrond in 2011 af met circa 1 procent. Ongeveer 20 duizend hectare is in 2011 niet meer als cultuurgrond geteld. Door de daling van de hoeveelheid cultuurgrond daalt ook de totale plaatsingsruimte voor dierlijke mest.
  • Een groot aantal bedrijven heeft de fosfaattoestand niet laten bepalen, waardoor voor deze bedrijven de laagste gebruiksnorm geldt. De krappere plaatsingsruimte kan in combinatie met statistische onnauwkeurigheden er toe leiden dat in veel gemeenten de plaatsingsruimte met enkele procenten wordt overschreden.

Bemestingsniveau voor stikstof

In 2012 is er per hectare landbouwgrond gemiddeld 189 kg stikstof uit dierlijke mest gebruikt. De gemiddelde stikstofbemesting overschreed in ruim 24 procent van de gemeenten de berekende plaatsingsruimte voor dierlijke mest volgens de gebruiksnormen voor stikstof.

Gebruiksnormen voor stikstof

De Europese Nitraatrichtlijn stelt eisen aan het gebruik van stikstof uit dierlijke mest per hectare landbouwgrond. Volgens deze richtlijn mag 170 kg stikstof uit dierlijke mest worden gebruikt per hectare. In 2012 was in 66 procent van de gemeenten het gemiddelde bemestingsniveau hoger dan deze norm. De Europese Commissie staat Nederland verruiming van de norm toe tot een bemestingsniveau van 250 kg stikstof per hectare. Deze verruiming (derogatie) geldt alleen op bedrijven waarvan het areaal voor minstens 70 procent bestaat uit grasland. Daarnaast blijft de verruiming beperkt tot de mest van graasdieren. De normen zijn gebaseerd op de hoeveelheid stikstof in de mest exclusief de gasvormige stikstofverliezen die optreden in stal en mestopslag.

Achtergrondinformatie bij de cijfers over het gebruik van stikstof

Het gebruik van stikstof wordt berekend uit de stikstof in geproduceerde mest plus de stikstof in aangevoerde mest verminderd met de stikstof in afgevoerde mest. De stikstof in geproduceerde mest is de uitscheiding van stikstof verminderd met gasvormige verliezen, bijvoorbeeld in de vorm van ammoniak. Boeren mogen hierbij uitgaan van forfaitaire waarden die over het algemeen hoger zijn dan de factoren die bij emissieberekeningen worden toegepast. De hoeveelheid stikstof in de mest is hierdoor kleiner waardoor er minder mest van het bedrijf hoeft te worden afgevoerd. In de figuur is bij de bepaling van het stikstofgebruik echter niet uitgegaan van forfaitaire waarden maar van (lagere) emissiefactoren. Hierdoor blijft er meer stikstof achter in de mest. Dit verklaart voor een deel het grote aantal gemeenten met overschrijding van de plaatsingsruimte.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer gegevens over het gebruik van dierlijke mest per gemeente is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Gebruik van dierlijke mest per gemeente
Omschrijving
De indicator geeft een vergelijking van de bemestingsniveau's voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest per gemeente met de plaatsingsruimte (volgens de gebruiksnormen).
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Het artikel Transport en gebruik van mest en mineralen (CBS, 2006) geeft een korte methodebeschrijving van het onderzoek.
De plaatsingsruimte wordt berekend als de som van het toegestane mineralenoverschot op een bedrijf (toegestane verlies) en de afvoer met het gewas. De stikstof die vervluchtigt tijdens de toepassing van de mest wordt in de berekening meegeteld, in tegenstelling tot de stikstof die vervluchtigt in de stal en tijdens opslag.
Geografische verdeling
De gegevens zijn op diverse regionale niveau's beschikbaar (Nederland, landsdelen, provincies, gemeenten, landbouwgebieden, COROP-gebieden, concentratiegebieden en stroomdistrictgebieden).
Andere variabelen
Plaatsingsruimte, resterende plaatsingsruimte, benuttingsgraad, gebruik mest en mineralen, mesttransport van en naar landbouwbedrijven, mest- en mineralenproductie, oppervlakte bemestbare cultuurgrond.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Transport en gebruik van mest en mineralen (CBS, 2006)
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Gebruik van dierlijke mest per gemeente, 2000-2012 (indicator 0092, versie 15,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.