Gebruik van dierlijke mest per landbouwgebied, 2000-2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Het bemestingsniveau voor fosfaat uit dierlijke mest ligt in 2014 in één op de vijf landbouwgebieden boven de berekende plaatsingsruimte volgens de gebruiksnorm. Voor stikstof is dit bij één op de drie landbouwgebieden het geval.

Bemestingsniveau voor fosfaat

In 2014 is per hectare landbouwgrond gemiddeld 72 kg fosfaat uit dierlijke mest gebruikt. De gemiddelde fosfaatbemesting was in één op de vijf landbouwgebieden hoger dan de berekende plaatsingsruimte volgens de gebruiksnormen 2014 voor fosfaat.

Gebruiksnormen 2014 voor fosfaat

Bij fosfaat leidt de jaarlijkse aanscherping van de normen tot een verkleining van de plaatsingsruimte (er mag minder fosfaat worden gebruikt). Dit betekent dat er bij een gelijkblijvende fosfaatproductie meer mest getransporteerd moet worden van gebieden met een mestoverschot naar regio's waar nog plaatsingsruimte is. De steeds verdere aanscherping van de fosfaatnormen leidt er toe dat er meer mest moet worden verwerkt.
De gebruiksnorm voor fosfaat is gedifferentieerd naar de fosfaattoestand van de bodem. Bij een neutrale fosfaattoestand is de gebruiksnorm in 2014 65 kg per hectare bouwland en 95 kg per hectare grasland.

Toelichting bij de overschrijding van de gebruiksnorm voor fosfaat

In 2014 is het aantal landbouwgebieden met overschrijding van de gebruiksnorm voor fosfaat vrijwel gelijk aan het aantal in 2013. Het aantal gebieden met overschrijding van de gebruiksnorm is vrij groot. Een sluitende verklaring is hiervoor niet te geven.

  • De mestproductie wordt toegerekend aan de regio met de hoofdvestiging van het bedrijf. Wanneer het vee zich geheel of gedeeltelijk bevindt op locaties in een andere regio wordt de mestproductie niet aan de juiste regio toegerekend.
  • Daarnaast is het mogelijk dat de fosfaatproductie te hoog wordt berekend, bijvoorbeeld omdat de landbouwtelling het aantal dieren overschat.
  • Bij de wettelijk toegestane bemesting gaan boeren uit van forfaitaire waarden voor de mestproductie. Hierdoor kan de wettelijk toegestane bemesting wel binnen de plaatsingsruimte blijven maar het berekende bemestingsniveau niet.
  • Een deel van de geproduceerde mest kan in voorraad zijn gebleven. Met voorraadvorming en -onttrekking wordt in de berekening geen rekening gehouden.
  • Bedrijven houden rekening met coulance bij de handhaving en voeren te weinig mest af.

Bemestingsniveau voor stikstof

In 2014 is er per hectare landbouwgrond gemiddeld 198 kg stikstof uit dierlijke mest gebruikt. De gemiddelde stikstofbemesting overschreed in één op de drie landbouwgebieden de berekende plaatsingsruimte voor dierlijke mest volgens de gebruiksnormen voor stikstof.

Gebruiksnormen voor stikstof

Op grond van de Nitraatrichtlijn mag 170 kg stikstof uit dierlijke mest worden gebruikt per hectare. De Europese Commissie staat Nederland verruiming van deze norm toe (derogatie) tot een bemestingsniveau van 250 kg stikstof per hectare. De hogere bemestingsnorm geldt alleen bij het gebruik van graasdiermest. Daarnaast moet het bedrijfsareaal tot en met 2013 voor minstens 70 procent en vanaf 2014 voor minstens 80 procent bestaat uit grasland. De derogatie voor zand- en lösspercelen in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg is vanaf 2014 beperkt tot 230 kg N per hectare.

Achtergrondinformatie bij de cijfers over het gebruik van stikstof

Het gebruik van stikstof wordt berekend uit de stikstof in geproduceerde mest plus de stikstof in aangevoerde mest verminderd met de stikstof in afgevoerde mest. De stikstof in geproduceerde mest is de uitscheiding van stikstof verminderd met gasvormige verliezen, bijvoorbeeld in de vorm van ammoniak. Boeren mogen hierbij uitgaan van forfaitaire waarden die over het algemeen hoger zijn dan de factoren die bij emissieberekeningen worden toegepast. De hoeveelheid stikstof in de mest is hierdoor kleiner waardoor er minder mest van het bedrijf hoeft te worden afgevoerd. In de figuur is bij de bepaling van het stikstofgebruik echter niet uitgegaan van forfaitaire waarden maar van (lagere) emissiefactoren. Hierdoor blijft er meer stikstof achter in de mest. Dit verklaart voor een deel het grote aantal landbouwgebieden met overschrijding van de plaatsingsruimte.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer gegevens over het gebruik van dierlijke mest per gemeente is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Gebruik van dierlijke mest per landbouwgebied
Omschrijving
De indicator geeft een vergelijking van de bemestingsniveau's voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest per landbouwgebied met de plaatsingsruimte (volgens de gebruiksnormen).
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Het artikel Transport en gebruik van mest en mineralen (CBS, 2016) geeft een korte methodebeschrijving van het onderzoek.
De plaatsingsruimte wordt berekend als de som van het toegestane mineralenoverschot op een bedrijf (toegestane verlies) en de afvoer met het gewas. De stikstof die vervluchtigt tijdens de toepassing van de mest wordt in de berekening meegeteld, in tegenstelling tot de stikstof die vervluchtigt in de stal en tijdens opslag.
Geografische verdeling
De gegevens zijn op diverse regionale niveau's beschikbaar (Nederland, landsdelen, provincies, gemeenten, landbouwgebieden, COROP-gebieden, concentratiegebieden en stroomdistrictgebieden).
Andere variabelen
Plaatsingsruimte, resterende plaatsingsruimte, benuttingsgraad, gebruik mest en mineralen, mesttransport van en naar landbouwbedrijven, mest- en mineralenproductie, oppervlakte bemestbare cultuurgrond.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Transport en gebruik van mest en mineralen (CBS, 2016)
Opmerking
Met ingang van deze versie behandelt de indicator niet meer het gebruik van dierlijke mest per gemeente. Onderwerp is nu het gebruik van dierlijke mest per landbouwgebied. Door deze keuze sluit de indicator beter aan bij de andere indicatoren over het gebruik van dierlijke mest.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Gebruik van dierlijke mest per landbouwgebied, 2000-2014 (indicator 0092, versie 17,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.