Balans van stikstof in de landbouw, 2002

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Grote hoeveelheden stikstof komen vooral via het mengvoer voor het vee en kunstmest de landbouw binnen. De afvoer geschiedt via dierlijke en plantaardige producten. Jaarlijks is er een overschot dat de bodem en lucht belast.

Het stroomschema beschrijft de aanvoerposten, afvoerposten en retourstromen voor stikstof in de landbouw. Op basis van het schema kan de hoeveelheid stikstof die via de landbouw in het milieu terecht komt worden berekend (stikstofoverschot).

Aanvoerposten

De aanvoerposten staan bovenin het stroomschema. Stikstof komt vooral via mengvoer en kunstmest de landbouw binnen. Daarnaast zijn er enkele kleinere aanvoerposten: import ruwvoer, dierlijke producten, luchtdeposities en een post "overige". In 2002 is via alle aanvoerposten tezamen 720 miljoen kg stikstof in de landbouw terecht gekomen.

Afvoerposten

Onderin het stroomschema staan de twee belangrijkste afvoerposten: stikstof verlaat de landbouw vooral via de afzet van dierlijke en plantaardige producten. Daarnaast is er nog een derde, veel kleinere afvoerpost: "netto export van mest". In 2002 is via deze drie posten tezamen 268 miljoen kg stikstof uit de landbouw verdwenen.
Via twee retourstromen buiten de landbouw komt een deel van de plantaardige en dierlijke producten weer terug in de landbouw (deze stromen zijn niet in het schema ingetekend). Een deel van de landbouwproducten (zoals granen) wordt direct aan de mengvoederindustrie geleverd. Een ander deel bereikt de mengvoederindustrie en veehouderij via de voedingsmiddelenindustrie (afval dat vrijkomt bij de verwerking van dierlijke en plantaardige producten). Van beide stromen wordt een groot deel weer als krachtvoer in de landbouw gebruikt (de rest wordt geëxporteerd of als diervoer buiten de landbouw afgezet).

Retourstromen binnen de landbouw

Binnen de landbouw worden twee retourstromen onderscheiden. Via gewassen als snijmaïs en gras wordt aan landbouwgrond onttrokken stikstof rechtstreeks teruggeleverd aan de veehouderij (301 miljoen kg stikstof). Een tweede stroom betreft de depositie van vervluchtigde ammoniak (NH3) naar de landbouwgrond (27 miljoen kg stikstof). Deze NH3 ontstaat bij de excretie en bewaring van mest, de verspreiding van mest en kunstmest op landbouwgrond, en de conservering van gewassen (vooral snijmaïs en kuilgras).

Stikstofoverschot

Het stikstofoverschot in 2002 bedraagt 452 miljoen kg (aanvoer-afvoer). Het belangrijkste deel hiervan hoopt zich op in de bodem (351 miljoen kg stikstof). De rest vervluchtigt, voornamelijk als ammoniak (101 miljoen kg stikstof).

Meer uitgebreid stroomschema

Bovenstaand stroomschema laat een vereenvoudigde weergave zien van de stikstofstromen die in de landbouw optreden. Een aantal posten en stromen die het uitgebreide stroomschema in het artikel Mineralen in de landbouw, 1990-2003* (CBS, 2005) geeft, is hier met elkaar verrekend. Hierdoor ligt o.a. het totaal van respectievelijk de aan- en afvoerstromen in het meer uitgebreide stroomschema 50 miljoen kg hoger dan in het hierboven gepresenteerde schema, terwijl het totale overschot (verlies naar lucht en bodem) in beide schema's 452 miljoen kg bedraagt.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over de balans van stikstof in de landbouw zijn te vinden op StatLine (CBS).

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
23
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Balans van stikstof in de landbouw, 2002 (indicator 0094, versie 05,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.