Verzuring en vermesting

Stikstof en fosfaat in dierlijke mest en kunstmest, 1986-2005

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Diverse wettelijke regelingen hebben geleid tot een daling van de hoeveelheid stikstof en fosfaat in dierlijke mest. Ook de stikstof- en fosfaatgift uit kunstmest kent een dalende trend.

    1986 1990 1995 2000 2003 2004 2005
                 
    miljoen kg          
Totaal              
Stikstof als N-totaal1) 1 042 927 930 754 663 674 666
Fosfaat als P2O5 340 294 271 245 215 200 214
                 
Dierlijke mest              
Stikstof als N-totaal1)              
Gehele veestapel 542 527 524 415 373 374 387
w.v. rundvee2) 383 354 436 261 248 244 246
  mestkalveren 5 5 8 10 10 9 10
  varkens 102 104 107 85 71 74 77
  pluimvee 45 47 45 42 29 35 42
  overige3) 7 18 18 17 15 11 12
                 
Fosfaat als P2O5              
Gehele veestapel 259 220 209 183 162 160 165
w.v. rundvee2) 139 111 110 91 91 87 87
  mestkalveren 4 3 4 5 5 4 5
  varkens 78 69 60 48 40 39 41
  pluimvee 37 33 29 32 21 24 27
  overige3) 2 5 6 6 6 5 6
                 
Kunstmest 4)              
Stikstof als N-totaal 500 400 406 339 291 300 279
Fosfaat als P2O5 81 74 62 62 52 40 49
                 
Bron: CBS en LEI. CBS/MNC/okt07/0106
1) De stikstof in dierlijke mest is de uitgescheiden stikstof minus gasvormige verliezen in stal, opslag en tijdens beweiding.
2) Rundvee exclusief mestkalveren; mestproductie gedurende het hele jaar.
3) Schapen, geiten, pelsdieren en konijnen.
4) Afzet van kunstmest tussen 1 juli van het vermelde jaar en 1 juli van het voorafgaande jaar.

Stikstof- en fosfaatproductie in dierlijke mest

Na een aanzienlijke groei in de jaren zeventig en tachtig bereikte de productie van stikstof en fosfaat in dierlijke mest een top in 1986. Als gevolg van de Beschikking superheffing (1984), de mestwetgeving (1987) en de verlaging van het fosfaatgehalte van krachtvoer is na 1986 de mest- en mineralenproductie gedaald. Na de invoering van het mineralenaangiftesysteem (MINAS) op 1 januari 1998 neemt de stikstofproductie versneld af. De laatste jaren is de productie stabiel.

Stikstof- en fosfaatgift uit kunstmest

De stikstofgift uit kunstmest is eveneens vanaf 1986 verminderd. De sterkste afname heeft tussen 1986 en 1990, en tussen 1998 en 2000 plaatsgevonden. De hoeveelheid fosfaat uit kunstmest daalt al sinds 1970.

Referenties

  • CBS / LEI (2001). Land- en tuinbouwcijfers 2001. CBS / Landbouw-Economisch Instituut, Voorburg/Heerlen / Den Haag.
  • CBS (2006). Productie van dierlijke mest en mineralen. CBS, Voorburg/Heerlen.
  • CBS (2007). StatLine. Productie van mest en mineralen. CBS, Voorburg/Heerlen.
  • Oenema, O., G.L. Velthof, et al. (2000). Forfaitaire waarden voor gasvormige stikstofverliezen uit stallen en mestopslagen. Alterra (rapport 107, gewijzigde druk, ISSN 1566-7197), Wageningen.

Relevante informatie

  • Meer informatie over stikstof en fosfaat in mest is te vinden in de databank StatLine van het CBS en bij het LEI.

Technische toelichting

Technische toelichting

De stikstofproductie is de hoeveelheid stikstof in de mest op het moment van uitrijden of toepassing. Dit betekent dat gasvormige stikstofverbindingen (zoals ammoniak) die in stal, weide en tijdens opslag vrijkomen niet in de stikstofproductie zijn opgenomen. In de gepresenteerde cijfers is voor alle jaren de stikstofproductie herberekend voor alle gasvormige stikstofverliezen volgens Oenema, O., et al. (2000).Bij fosfaat treden er geen gasvormige verliezen op tussen het moment van uitscheiden en het uitrijden of toepassen van de mest.Het artikel Productie van dierlijke mest en mineralen (CBS, 2006) geeft een korte methodebeschrijving van het onderzoek.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2007). Stikstof en fosfaat in dierlijke mest en kunstmest, 1986-2005 (indicator 0106, versie 08 , 19 november 2007 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.

Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR.