Water en milieu

Koelwaterverbruik en warmtelozing door elektriciteitscentrales, 1981-2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De totale warmtelozing door elektriciteitscentrales is in 2014 iets gestegen door een hogere elektriciteitsproductie. De nieuwe centrales die in 2010 en 2011 in gebruik zijn genomen hebben hun productie weer iets verhoogd ten opzichte van 2012. Het gemiddelde koelwaterverbruik is de laatste jaren hoger dan in 2010 maar varieert van jaar tot jaar.

  Eenheid 1981 1991 2001 2010 2011 2012 2013 2014
                   
Koelwaterverbruik miljard m3 10,1 8,4 10,6 9,7 10,9 9,6 10,4 10,4
Elektriciteitsproductie miljard kWh 55,2 59,5 62,3 75,8 70,6 64,0 63,1 67,5
Elektriciteitsproductie PJ 199 214 225 273 254 231 227 243
Brandstofverbruik PJ 529 548 536 619 563 531 514 555
                   
Totaal afgevoerde warmte1) PJ 330 334 311 346 309 300 287 312
Via koelwater afgevoerde warmte2) PJ 297 300 248 267 239 231 221 243
Gemiddeld koelwaterverbruik m3/kWh 0,18 0,14 0,170 0,128 0,155 0,150 0,165 0,153
Gemiddelde temperatuurstijging °C 7,0 8,6 5,6 6,6 5,2 5,8 5,1 5,6
van het koelwater                  
                   
Bron: CBS. CBS/nov17/0123
1) Totaal afgevoerde warmte = brandstofverbruik - elektriciteitsproductie.
2) Het verschil met totaal afgevoerde warmte betreft schoorsteen- en stralingsverliezen (circa 10%) en warmteleveringen.

Ontwikkelingen koelwaterverbruik

Elektriciteitscentrales gebruiken grote hoeveelheden oppervlaktewater voor koeling tijdens de productie van elektriciteit. De benodigde hoeveelheid koelwater hangt onder andere af van de lokale watertemperatuur van het oppervlaktewater. Is deze hoger dan is meer water nodig voor koeling omdat de temperatuur van het te lozen water niet te veel mag oplopen. Dit resulteert in een hoger gemiddeld koelwaterverbruik. In 2010 en 2011 zijn 2 nieuwe centrales geopend waardoor het gemiddeld verbruik in 2011 iets is gestegen als gevolg van de opstartfase van deze installaties. In 2012 is de productie ingekrompen, waardoor zowel het totale als gemiddelde koelwaterverbruik weer is gedaald. In 2013 en 2014 is het totale en het gemiddelde koelwatergebruik weer hoger.
Los van de fluctuaties in het koelwaterverbruik, is de totale hoeveelheid via koelwater afgevoerde warmte in 2014 voor het eerst sinds 2010 weer licht gestegen, mede vanwege een toename van de totale elektriciteitsproductie, waardoor er meer warmte via het koelwater is afgevoerd. Desondanks is de afgevoerde warmte lager dan twee decennia geleden vanwege een efficiënter brandstofverbruik bij moderne centrales en vanwege de leveringen van warmte in de vorm van warm water en/of stoom.
Nieuwe centrales zijn gebouwd op kustlocaties, waardoor het aandeel zout water in het totale gebruikte koelwater in 2014 is gestegen tot de helft. Rond 2005 was dat nog circa een derde. Dit maakt de Nederlandse elektriciteitsproductie minder afhankelijk van de beschikbaarheid van zoet koelwater dat wordt aangevoerd via de rivieren.

Relevantie

Afgezien van incidentele lozingen bevat koelwater nauwelijks verontreinigingen. Desondanks hebben koelwaterlozingen een negatieve invloed op het ontvangende oppervlaktewater. De grote opwarming van het oppervlaktewater kan leiden tot vissterfte als gevolg van een lager zuurstofgehalte. Verder leidt opwarming tot excessieve algengroei, de groei van blauwalgen en het optreden van botulisme. In warme en droge perioden kunnen situaties ontstaan waarbij de elektriciteitsproductie niet meer ongestoord kan plaatsvinden zonder overschrijding van koelwaternormen. De elektriciteitscentrales die zout water gebruiken voor koeling zijn minder gevoelig voor dit soort effecten.

Referenties

Relevante informatie

  • Meer informatie over het verbruik van koelwater is te vinden op StatLine (CBS).

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Koelwaterverbruik en warmtelozing door elektriciteitscentrales.

Omschrijving

Het gebruik van koelwater en de lozing van warmte op het oppervlaktewater door de centrale opwekking van elektriciteit.

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Berekeningswijze

De gegevens voor de periode tot en met 2001 zijn berekend op basis van de CBS-enquête Watervoorziening van industrie, delfstoffenwinning en elektriciteitscentrales, die om de vijf jaar werd gehouden. Een meer uitgebreidere toelichting geeft de tabeltoelichting bij de StatLine-tabel StatLine: Waterverbruik nijverheid, 1996 -2001 (CBS, 2003). De gegevens voor de periode vanaf 2003 zijn tot stand gekomen door optelling van de individuele waterverbruikscijfers van de elektriciteitscentrales in de elektronische Milieujaarverslagen. Een uitgebreidere toelichting geven de publicaties Milieurekeningen 2008 (CBS, 2009) en Environmental Accounts of the Netherlands, 2013 (CBS 2014b) en de Statline tabel Statline: Milieurekeningen; watergebruik (CBS 2014a).
De gegevens over de inzet van brandstoffen en de totale elektriciteitsproductie zijn afkomstig van de Energiestatistieken zie o.a. Statline: Elektriciteit; productie en productiemiddelen.

Basistabel

Cijfers tot en met 2001: StatLine tabellen: StatLine: Waterverbruik nijverheid, 1981 -1991 (CBS (1998) en StatLine: Waterverbruik nijverheid, 1996 -2001 (CBS, 2003).Cijfers vanaf 2003: Statline: Milieurekeningen; watergebruik (CBS 2014a).

Geografisch verdeling

Nederland.

Verschijningsfrequentie

Tot en met 2001 elke vijf jaar. Vanaf 2003 jaarlijks.

Achtergrondliteratuur

Milieurekeningen 2008 (CBS, 2009) en Environmental Accounts of the Netherlands, 2013 (CBS 2014b)

Betrouwbaarheidscodering

B (schatting op basis van een groot aantal zeer accurate metingen waarbij de representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is)

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2017). Koelwaterverbruik en warmtelozing door elektriciteitscentrales, 1981-2014 (indicator 0123, versie 11 , 31 oktober 2017 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.

Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR.