Mondiale broeikasgasemissies, 1970-2004

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator wordt niet meer geactualiseerd.


Informatie over mondiale broeikasgassen is te vinden bij de EPA (United States Environmental Protection Agency).

De mondiale emissies van broeikasgassen zijn in de periode 1970 tot 2004 met 74% toegenomen. In 2004 waren de emissies vier procent hoger dan in 2003.

Mondiale emissies in 2004 vier procent toegenomen

De emissies van broeikasgassen zijn in 2004 bijna 4% toegenomen in vergelijking met het jaar daarvoor. De stijging kwam vooral door een toename van 5% van de emissies van koolstofdioxide (CO2) door verbranding van fossiele brandstof (circa 1.300 Mton CO2). De toename komt vooral door een hogere elektriciteitsproductie (+6%) en een toename van industriële emissies (+5%). Meer dan de helft van de totale toename van de CO2 emissies van fossiele energie kwam door de stijging in de uitstoot in China, waar de CO2 emissies van met name elektriciteitsproductie en de industrie met respectievelijk 17% en 22% toegenomen zijn (dit komt overeen met circa 350 en 250 Mton). Daarnaast droeg de hogere CO2-emissie van overige bronnen, met name afbraak van koolstof in veengronden en van cementproductie, en de emissies van methaan (CH4) van energieproductie en -transport aan de toename bij.

De uitstoot van CO2 droeg voor ongeveer 77% bij aan de totale broeikasgasemissies in 2004. De bijdrage van CH4 was circa 14%, N2O (lachgas) circa 8% en de fluorhoudende gassen (F-gassen) gezamenlijk ruim 1%. De grootste emissiebronnen zijn energie gebruik en -productie) (63%, vooral CO2 van verbranding) en landbouw en veeteelt (13%, vooral CH4 en N2O, in vergelijkbare mate). Elektriciteitsproductie en wegtransport samen een aandeel in de fossiele CO2-emissies van ruim 55%.

Mondiale emissies in de periode 1990-2004 met 27% toegenomen

De emissies van broeikasgassen zijn in de periode 1990-2004 wereldwijd met 27% toegenomen. Dit komt vooral door de CO2-emissie door verbranding van fossiele brandstoffen, die sinds 1990 mondiaal met 28% is toegenomen: 4% in de Annex-1 landen van het Kyoto protocol en 75% in ontwikkelingslanden (Annex I landen zijn de OESO-landen en landen in Oost-Europa en van de voormalige Sovjet-Unie).
De mondiale CO2-emissies van elektriciteitsproductie namen in de OESO-landen met 26% toe, terwijl in de rest van de wereld deze emissies met 80% toenamen. De uitstoot van CO2 door wegtransport nam in dezelfde periode met 29% toe in de OESO-landen en met ruim 60% in de overige landen.

Satellietwaarnemingen in de periode 1997-2002 suggereren dat de CO2-uitstoot door verbranding van biomassa (bosbranden) sinds 1990 met zo'n 50% is toegenomen. Ook de CO2-uitstoot van afbraak (decompositie) van bovengrondse biomassa na houtkap/branden en van gedraineerde veengronden is circa 50% toegenomen sinds 1990. Verder droegen de stijging van de uitstoot van CO2 door cementproductie (+85%), N2O uit de landbouw (+12%) en CH4 uit afval en afvalwater (+16%) aan de wereldwijde toename bij.

De mondiale emissies van CH4 en N2O zijn sinds 1990 beiden met ruim 10% toegenomen. In de ontwikkelingslanden zijn de CH4-emissies in de jaren '90 met 20% toegenomen, vooral in Latijns Amerika en Azië, terwijl in de OESO-landen de CH4-emissies vrijwel constant bleven. Bij dit laatste heeft de terugwinning en gebruik van methaan bij stortplaatsen en ondergrondse kolenmijnen ook een rol gespeeld. In de negentiger jaren zijn de N2O-emissies in ontwikkelingslanden met ruim 20% gestegen; in de OESO-landen en met name in Europa namen de emissies af door toepassing van technische maatregelen in de chemische industrie en minder gebruik van stikstofhoudende kunstmest.

De mondiale emissies van de fluorhoudende gassen (F-gassen: HFK's, PFK's en SF6) zijn sinds 1990 verdubbeld. Sinds 1995 (voor de meeste industrielanden het basisjaar voor deze stoffen) is de toename circa 20%, waarbij de stijging van HFK-emissies door het gebruik van HFK's en HCFK-22 als vervanger voor CFK's groter was dan de daling van de emissies van PFK's en SF6.

Ontwikkeling vanaf 1970

De emissies van de broeikasgassen die deel uitmaken van het Kyoto Protocol, zijn wereldwijd tussen 1970 en 2004 met 74% gestegen tot circa 50.000 Mton (109 kg) CO2-equivalenten. De mondiale CO2-emissies zijn in die periode met ruim 80% toegenomen, terwijl de CH4-emissies met circa 40% en die van N2O met circa 50% gestegen zijn. De toename van de CH4-emissies wordt verklaard uit de toename van het gebruik van fossiele brandstoffen (+85%), en dan vooral van gasverbruik, en van afvalproductie (+75%), vooral uit vuilnisstortplaatsen en afvalwater. De emissies vanuit de landbouw zijn vrijwel gelijk gebleven. De stijging van N2O-emissies is het gevolg van een toename van het gebruik van kunstmest en van dierlijke mest en van een toename van de veeteelt en van de teelt van akkerbouwproducten.

De stijging van de CO2-emissies sinds 1990 is ruim tweemaal zo hoog als in de jaren daarvoor. Daarentegen is de stijging van de CH4 en N2O-emissies sinds 1990 vergelijkbaar met die van voorgaande jaren. Bij de F-gassen zijn de HFK-emissies in het begin van de jaren '90 veel sneller toegenomen dan in de overige perioden door de uitfasering van CFK's en halonen in verband met het Montreal Protocol en de gedeeltelijke vervanging van deze stoffen door HFK's. De uitstoot van PFK's en SF6 is de laatste jaren per saldo weinig veranderd.

Beleid

De emissies van de broeikasgassen koolstofdioxide, methaan, lachgas en de fluorhoudende gassen (HFK's, PFK's en SF6) zijn onderdeel van het Klimaatverdrag en het Kyoto Protocol van de Verenigde Naties. Het doel was om de emissies van broeikasgassen van de geïndustrialiseerde landen die het Kyoto Protocol hebben ondertekend in de periode 2008-2012 gemiddeld 5% beneden het niveau van 1990 te brengen.
Nog lang niet alle landen rapporteren jaarlijks hun broeikasgasemissies, alleen de meeste industrielanden, en het Kyoto Protocol stelt alleen beperkingen aan de emissietrend 1990-2008/2012 van de industrielanden die aan het protocol deelnemen. De Verenigde Staten en Australië nemen niet aan het Protocol deel.

Bronnen

Relevante informatie

  • Informatie over met wereldwijde emissies van broeikasgassen per land en per broncategorie voor de periode 1970-2000 is te vinden in de uitgebreide referentiedatabase EDGAR op de website van het MNP.
  • Informatie over de officieel door landen gerapporteerde broeikasgasemissies is te vinden op de website van het VN-Klimaatsecretariaat, dat de gegevens verzamelt over de uitvoering van het VN Klimaatverdrag (UNFCCC) en het Kyoto Protocol.
  • Informatie over de toekomstige mondiale ontwikkelingen zijn te vinden in de Global Environmental Outlook 3, waaraan het MNP heeft meegewerkt.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
De koolstofdioxide-emissie door ontbossing is niet de werkelijke jaarlijkse emissie, maar is gebaseerd op de meerjarentrend van ontbossing per land zoals gerapporteerd door de FAO. Voor de periode 1997-2002 is voor de schatting hiervan gebruik gemaakt van satellietwaarnemingen. De CO2-emissies van veenbranden in Indonesië en elders en van afbraak (decompositie) van biomassa in gedraineerde veengebieden zijn zeer onzeker en worden volgens recent onderzoek geschat op 400-5000 Mton CO2 per jaar in Indonesië (Hooijer et al., 2006).Bij de schatting van de emissies van methaan en lachgas is rekening gehouden met een eventuele trend in de emissiefactoren van de belangrijkste bronnen.Bij de schatting van de CO2-emissies is de uitstoot van ondergrondse kolenbranden in China en elders niet meegenomen. Deze zijn zeer onzeker en worden volgens onderzoek geschat op 150-450 Mton CO2/jaar in China.De onzekerheid in de jaarlijkse emissies van de meeste bronnen is groot (circa 50%), met uitzondering van CO2 van verbranding waarbij de onzekerheid wordt geschat op circa 5%. Bij de andere bronnen, zoals CO2 van gebruik van olie en gas als chemische grondstof, CO2 van ontbossing, CH4 van energie- en rijstproductie en van afval en afvalwater, N2O van de landbouwactiviteiten en de emissies van gebruik van F-gassen kan de onzekerheid soms groter dan 100% zijn, vooral voor de schattingen per land.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
06
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Mondiale broeikasgasemissies, 1970-2004 (indicator 0167, versie 06,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.