Verzurende depositie, 1990-2024
In 2023 bedroeg de gemiddelde verzurende depositie in Nederland ongeveer 1.830 mol zuur-equivalenten per hectare. Vergeleken met 1990 is dat een daling van 59%. Deze sterke afname is vooral te danken aan de vermindering van de uitstoot van zwaveldioxide. De laatste jaren stijgt de verzurende depositie licht.
Trend
De landelijk gemiddelde depositie van verzurende stoffen is sinds 1990 meer dan gehalveerd. In 1990 bedroeg de depositie van verzurende stoffen, gemiddeld over Nederland, nog 4.445 mol zuur-equivalenten per hectare. Dit is tot rond 2010 gedaald tot 2.125 mol zuur-equivalenten per hectare. Na 2010 is de afname minder groot. In 2023 bedroeg de verzurende depositie nog circa 1.830 mol per hectare. De laatste jaren stijgt de verzurende depositie licht.
Met de verzurende depositie wordt de potentieel verzurende depositie bedoeld. Dit is de maximale verzuring die kan ontstaan door neerslag van zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak. Deze stoffen en de nieuwe stoffen die daaruit worden gevormd, kunnen de bodem en het water zuurder maken. De daadwerkelijke verzuring in bodem en water kan in de praktijk minder zijn, doordat het zuur op andere stoffen reageert.
De depositie van verzurende stoffen is sinds 1990 vooral afgenomen door de sterke afname van de uitstoot van zwaveldioxide. De emissies van stikstofoxiden en ammoniak zijn ook gedaald, maar minder sterk. Zie Grootschalige luchtverontreiniging: Uitstoot van NEC-stoffen:
- De emissie van zwaveldioxide is in Nederland vanaf 1990 met 91% afgenomen. Deze sterke afname komt door de overschakeling van kolen of olie op gas door raffinaderijen en energiecentrales en door maatregelen als rookgasontzwaveling.
- De emissie van stikstofoxiden in Nederland daalde sinds 1990 met 76%. Deze daling is het resultaat van maatregelen bij het verkeer (o.a. invoering katalysator), bij de industrie en in de energiesector.
- De emissie van ammoniak in Nederland is sinds 1990 met 66% gedaald. Deze emissiedaling is het gevolg van maatregelen in de landbouw, zoals verbeterde voersamenstelling, het gebruik van emissiearme stallen, het afdekken van mestsilo’s en het direct onderwerken van mest bij de aanwending.
Het relatieve belang van de stikstofverbindingen (afkomstig van de emissies van ammoniak en stikstofoxiden) in de zuurdepositie, is door deze ontwikkelingen sinds 1990 toegenomen. De verzurende depositie kan per jaar door weersomstandigheden tot circa 10% fluctueren, zelfs als de emissies gelijk blijven.
Nederlandse emissiebronnen dragen voor ongeveer twee derde bij aan de verzurende depositie. Daarvan geeft de Nederlandse landbouw de grootste bijdrage. Buitenlandse bronnen dragen voor een derde bij aan de verzurende depositie in Nederland. Zie ook Herkomst verzurende depositie.
Regionale verschillen in de verzurende depositie
Regionaal komen grote verschillen voor in de verzurende depositie. In met name de Gelderse Vallei en de Peel komen deposities voor van meer dan 4.000 mol per hectare per jaar. Dat komt door de hoge lokale ammoniakuitstoot van de intensieve veehouderij. Ammoniak komt op lage hoogtes vrij en deponeert relatief snel. Deze combinatie zorgt ervoor dat er meer ammoniak dichtbij de bron neerkomt dan bijvoorbeeld het geval is bij stikstofoxiden. Zo slaat binnen een afstand van 500 meter van de bron circa 5% van de ammoniak en 2,5% van de stikstofoxiden neer. Op grotere afstand van de bron slaat relatief minder stikstof neer omdat ammoniak en stikstofoxiden steeds meer verdunnen in de lucht. Maar de neerslag komt wel in een veel groter gebied neer. Dit zorgt dus voor een grotere totale stikstof depositie over een uitgestrekter gebied. Binnen een afstand van 250 kilometer van de bron, is ongeveer 80% van de ammoniak en 40% van de stikstofoxiden neergeslagen. Daarbij is vooral de ruwheid van het terrein belangrijk. Een hogere ruwheid (b.v. een bos of een stad) vangt meer ammoniak (en ook stikstofoxiden) af dan een glad terrein.
Bronnen
- RIVM, 2025, ‘Grootschalige concentratiekaarten Nederland. Rapportage 2025’. S. Mijnen-Visser, L.A. de Jongh, S.B. Hazelhorst, R. Hoogerbrugge, I. Soenario, G.J.C. Stolwijk, W.J. de Vries, S. Zuidberg. Grootschalige concentratiekaarten Nederland, Rapportage 2025. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu: RIVM-rapport 2025-0034.
- RIVM, 2025. Auteurs: Marra, W.A., Hazelhorst, S.B., De Jongh, L.A., Schram, J.M., Brandt, K.M.F., Stolwijk, G.J.C., Nguyen, T.N.P., Glaese, L.P.I., Soenario, I., Cals, T. Monitor stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden 2025. Rapport 2025-0021. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Relevante informatie
- RIVM: Stikstof
- CLO: Grootschalige luchtverontreiniging: Uitstoot van NEC-stoffen
- CLO: Relatie ontwikkelingen emissies en luchtkwaliteit
- CLO: Herkomst verzurende depositie
- CLO: Herkomst stikstofdepositie
- CLO: Stikstofdepositie
- RIVM: Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland.
- Informatiepunt Leefomgeving: Lucht | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)
- EU: Informatie over het luchtkwaliteitsbeleid van de Europese Unie
- UNECE: De conventie voor het lange afstandstransport van luchtverontreiniging
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
Verzurende depositie in Nederland
- Omschrijving
Depositie van zuur in Nederland op basis van modelberekeningen, uitgesplitst naar bijdragen van geoxideerd zwavel (SOx), gereduceerd stikstof (NHx), geoxideerd stikstof (NOy) en overig zuur.
- Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
- Berekeningswijze
De periode 1990 - 2004 is berekend met OPSv433. De reeks vanaf 2005 wordt jaarlijks herberekend (Historische reeks verzurende depositie) met de meest recente OPS versie en consistente emissiegegevens. Voor beide periodes is een kalibratie aan de hand van metingen uitgevoerd. Voor de reeks vanaf 2005 worden naast LML-metingen ook MAN-metingen gebruikt. Door het grote aantal metingen is vanaf 2005 een ruimtelijke kalibratie van de droge NHx depositie toegepast. Zie voor meer informatie Monitor stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden 2025.
Het laatste jaar van deze reeks is een voorlopig cijfer dat een jaar later nog kan wijzigen. De beschrijving van de ontwikkeling van deze indicator is daarom gebaseerd op de reeks tot het voorlaatste jaar.
- Basistabel
Historische reeks verzurende depositie: de data is beschikbaar als open data: https://doi.org/10.21945/15674553-55d5-41ed-ba52-fd8588e73099
- Geografische verdeling
De berekeningen zijn uitgevoerd op een schaalniveau van 1 km2.
- Andere variabelen
Stikstofdepositie
- Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Opmerking
1] Het verzurend vermogen van een stof wordt uitgedrukt in zuur-equivalenten per hectare (z-eq/ha). Een zuur-equivalent is een maat voor de hoeveelheid zuur (H+ in mol/ha) die kan ontstaan in bodem of water. Hierbij geldt: 1 mol zwaveldioxide kan 2 mol zuur vormen, 1 mol stikstofoxiden kan 1 mol zuur vormen en 1 mol ammoniak kan 1 mol zuur vormen.
2] Soms ontstaat verwarring over de verzurende werking van ammoniak. In de atmosfeer neutraliseert ammoniak zuren. Komt ammoniak (of het omzettingsproduct ammonium) echter in de bodem dan kan het door bacteriën omgezet worden in nitraat. Hierbij komt H+ vrij. Er is dan alsnog een verzurend effect.
- Betrouwbaarheidscodering
C (Schatting met modelberekeningen, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2025). Verzurende depositie, 1990-2024 (indicator 0184, versie 22, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.