UV-straling in Nederland, 1980-2001

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Ontwikkelingen

De totale voor huidkanker relevante UV-belasting was in 2001 circa 5% hoger dan rond 1980. Dat is zo'n 4% lager dan in 2000 en ongeveer gelijk aan 1999. Daarmee is de UV-belasting in de afgelopen jaren niet meer zo hoog als in het midden van de jaren negentig, maar nog altijd hoger dan in het begin van de jaren tachtig. In de periode 1992-1997 was de UV-belasting 10-16% hoger dan in het begin van de jaren tachtig. Deze hoge waarden zijn waarschijnlijk veroorzaakt doordat het ozonafbrekend vermogen van de door menselijk handelen in de stratosfeer aanwezige CFK's sterk toenam door de aanwezigheid van vulkanische aërosolen in die periode. Die vulkanische aërosolen kwamen in de stratosfeer door de uitbarsting van de Pinatubo-vulkaan in 1991.

Beleid

Het internationale beleid heeft tot doel het beperken of stopzetten van de productie en het gebruik van stoffen die de ozonlaag aantasten. Een groot aantal landen heeft het Montreal Protocol getekend en zich daarmee verplicht om vanaf 1996 geen CFK's meer te gebruiken (in ontwikkelingslanden vanaf 2010). De productie en het gebruik van ozonlaagaantastende stoffen is hierdoor de afgelopen tien jaar wereldwijd sterk gedaald. De genomen maatregelen moeten er toe leiden dat de ozonlaag zich gaat herstellen (dikker wordt) en terugkeert naar een situatie lijkend op 1980.

Relevantie

Wijzigingen in de dikte van de ozonlaag leiden tot wijzigingen in UV-straling op het aardoppervlak. Een toename van de UV-straling veroorzaakt tal van schadelijke effecten voor gezondheid en milieu, waaronder Extra huidkankerrisico in Europa door toename UV-straling, 1980-2006.

Methodiek

De grafiek geeft inzicht in de verandering van de jaarsom van de UV-belasting in Nederland (2000 ten opzichte van 1980). Omdat jaarlijkse fluctuaties in de ozonlaag een groot effect hebben op de jaarlijkse stralingsbelasting is voor de berekeningen gemiddeld over driejaarlijkse perioden. Het gemiddelde voor 1979-1981 is daarbij toegekend aan 1980, het gemiddelde voor 1999-2001 aan 2000. De UV-jaarsom is uit satellietmetingen berekend en betreft de voor huidkanker relevante UV-straling (actiespectrum voor huidkanker, De Gruijl and Van der Leun, 1994). De hier weergegeven UV-belasting is gecorrigeerd voor jaar tot jaar fluctuaties in de bewolking en geeft dan ook direct inzicht in de door ozonaantasting veroorzaakte verschillen. Wijzigingen in de dikte van de ozonlaag leiden tot wijzigingen in UV-straling op het aardoppervlak. De UV-metingen (op grondniveau) over de afgelopen acht jaar zijn, na correctie voor toevallige bewolkingsfluctuaties, goed in overeenstemming met de uit ozonmetingen berekende instraling. Ook voor het jaar 2001 is dit het geval.

Bronnen

  • Allaart, M. Ozonmetingen. KNMI, de Bilt, Nederland.
  • De Backer, H. Ozonmetingen. KMI, Ukkel, België.
  • De Gruijl, F.R. and J.C. van der Leun (1994). Estimate of the wavelength dependency of ultraviolet carcinogenesis in humans and its relevance to the risk assessment of a stratospheric ozone depletion. Health Physics 67, 319-325.
  • Den Outer P.N., H. Slaper, J. Matthijsen, H.A.J.M. Reinen and R. Tax, (2000). Variability of ground-level ultraviolet: model and measurement. Radiat. Prot. Dosim. 91, 105.
  • NASA. TOMS-satelliet ozonmetingen.
  • Slaper, H., G.J.M. Velders, J.S. Daniel, F.R. de Gruijl and J.C. van der Leun (1996). Estimates of ozone depletion and skin cancer incidence to examine the Vienna Convention achievements. Nature 384, 256-258.
  • Slaper, H., P. den Outer, H.A.J.M. Reinen en R. Tax (1998). De UV-belasting in Nederland in relatie tot veranderingen in de ozonlaagdikte: de ontwikkelingen tot en met 1997. RIVM briefrapport dd. 24 juli, Bilthoven.

Relevante informatie

  • Informatie over ozonmetingen in Nederland en België vindt u bij KNMI en KMI.
  • RIVM (2000). Nationale Milieuverkenning 5. Samsom bv, Alphen aan den Rijn. Voor meer informatie over het beleid ten aanzien van aantasting van de ozonlaag.
  • RIVM (2002). Milieubalans 2002. Kluwer, Alphen aan den Rijn, voor meer informatie over toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot UV-straling.
  • Kelfkens, G., A. Bregman, F.R. de Gruijl, J.C. van der Leun, A. Piquet, T. van Oijen, W.W.C. Gieskes, H. van Loveren, G.J.M. Velders, P. Martens and H. Slaper (2002). Ozone layer - climate change interactions: Influence on UV levels and UV related effects. ISBN 90 5851 079 4. Dutch National Research Programme on Global Air Pollution and climate change, Report 410 200 112.
  • UNEP, Frequently Asked Questions About the Ozone Layer and Related Environmental Effects.
  • EPA (Environmental Protection Agency), with information about: science of ozone depletion, the regulatory approach to protecting the ozone layer, and on alternatives to ozone-depletion substances.
  • TEAP Technology and Economic Assessment Panel (TEAP) of the Montreal Protocol.
  • NASA/TOMS, most recent ozone maps and data.
  • NOAA, Scientific Assessment of Ozone Depletion: 1998.
  • ETC/ACC (Europeen Topic Center on Air and Climate Change).
  • Meer informatie over metingen van UV-straling is te vinden op de websites van de WMO (World Ozone and Ultraviolet Radiation Data Centre, UV radiation page), NASA/TOMS en het Europese SUVDAMA project.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
10
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). UV-straling in Nederland, 1980-2001 (indicator 0220, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.