Fijnstofconcentraties, jaargemiddelde, 1994-2005

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De norm voor langdurige blootstelling aan fijn stof is in 2005, het eerste jaar dat de Europese norm van kracht was, in Nederland alleen zeer plaatselijk overschreden, bijvoorbeeld langs drukke straten of snelwegen.

Jaargemiddelde fijnstofconcentraties

Het gemiddelde van de meetresultaten van fijn stof (PM10) van respectievelijk straat-, stad- en regionale locaties geeft in 2005 geen overschrijdingen van de grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde fijnstofconcentratie. Op enkele straatstations - drie in 2004 en één in 2005 - is de norm echter wel overschreden. De trend in de fijnstofconcentraties op basis van metingen op verschillende soorten locaties in de periode 1994-2003 laat voor alle meetlocaties een afname zien van rond de 1 µg/m3 per jaar. In de periode 2003-2004 wordt deze trend in de metingen doorbroken op regionale locaties. Nieuwe inzichten in de gemeten fijnstofconcentraties op achtergrondlocaties geven aan dat deze concentraties 3 tot 4 µg/m3 lager zijn dan tot dusver was gebleken uit de metingen. De oorzaak waarom er lagere concentraties zijn gemeten, is nog niet precies bekend. Er is geen vergelijkbare daling waargenomen van de concentraties op stad- en straatstations. Onderzoek naar dit alles is nog gaande.
Het landsdekkende beeld voor jaargemiddelde fijnstofconcentraties laat in 2004 alleen nog op de Maasvlakte een overschrijding van de grenswaarde zien met een concentratie van 44 µg/m3. De concentratie neemt vanuit het noorden naar het zuiden toe door de toenemende invloed van bronnen in Nederland en het aangrenzende buitenland. De jaargemiddelde achtergrondconcentratie van fijn stof bedroeg in 2004 gemiddeld over Nederland 27 µg/m3. Deze achtergrondconcentratie wordt gevormd door de regionale (grootschalige) en stedelijke achtergrond. In straten kan de norm worden overschreden door de lokale bijdrage van vooral verkeer aan de fijnstofconcentratie.
Per 19 juli 2001 is de norm opgenomen in de Nederlandse wetgeving met het Besluit Luchtkwaliteit. In 2005 is het Besluit Luchtkwaliteit herzien. Vanaf 1 januari 2005 moet aan de grenswaarde worden voldaan. Tot dat moment golden zogenaamde plandrempels. De plandrempel voor de norm voor het jaargemiddelde nam jaarlijks af tot in 2005 het niveau van grenswaarde was bereikt. De plandrempel was in 2004 42 µg/m3.
Op basis van de achtergrondconcentraties blijken in 2004 ongeveer tienduizend mensen te zijn blootgesteld aan concentraties boven de grenswaarde van 40 µg/m3. Het berekende aantal blootgestelden vormt een ondergrens. Dit komt, omdat de mogelijke verhoging van lokale fijnstofconcentraties als gevolg van bijvoorbeeld de verkeersbijdrage in straten niet in de berekeningen is verdisconteerd.

Zeezout en de grenswaarde voor jaargemiddelde fijnstofconcentraties

De fijnstofdeeltjes die niet door menselijk handelen in de lucht worden gebracht, kunnen volgens de Kaderrichtlijn luchtkwaliteit - en ook in het voorstel voor een nieuwe richtlijn luchtkwaliteit - bij de beoordeling van de luchtkwaliteit voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. Ook het Nederlandse Besluit Luchtkwaliteit uit 2005, de meest recente toepassing van de Europese regelgeving in de Nederlandse wetgeving, kent een artikel met dezelfde strekking. Alleen kent het besluit nog de toevoeging dat deze deeltjes onschadelijk moeten zijn voor de mens. Zo wordt zeezout als onschadelijk en volledig van natuurlijke oorsprong beschouwd. De aftrek ervan is vastgelegd in de zogenoemde Meetregeling die hoort bij het Besluit Luchtkwaliteit. De aftrek van zeezout komt in de praktijk neer op een verhoging van de grenswaarde voor jaargemiddelde fijnstofconcentraties (40 µg/m3) met 3 tot 7 µg/m3. De precieze grootte van de verhoging verschilt per gemeente. Als de toegestane hoeveelheid zeezout wordt afgetrokken van de gemeten jaargemiddelde concentratie vindt er op geen van de meetlocaties in het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteit meer overschrijding plaats van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie.

Fijn stof ingedeeld naar oorsprong

Fijn stof is een verzamelbegrip. Het bestaat uit een scala van stoffen die op verschillende wijze in de buitenlucht terechtkomen. Op basis hiervan wordt - onder andere met het oog op het beleid - een primaire en een secundaire fractie onderscheiden:

  • De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct door menselijk handelen en/of natuurlijke processen in de lucht worden gebracht. De belangrijkste door menselijk handelen veroorzaakte uitstoot komt van transport, industrie en landbouw. In kustgebieden vormt de zee een belangrijke natuurlijke bron voor fijn stof in de vorm van zeezoutdeeltjes. Opwaaiend bodemstof is ook onderdeel van deze fractie; het is deels van natuurlijke oorsprong.
  • De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer worden gevormd na chemische reacties in de lucht. Hierbij spelen zowel gassen als reeds aanwezige deeltjes een rol. Ammoniak (NH3), stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en vluchtige organische koolwaterstoffen (VOS) zijn bij deze reacties de belangrijkste stoffen.

Gezondheidseffecten van fijn stof

Gezondheidskundige studies wijzen uit dat in Nederland jaarlijks enige duizenden mensen vroegtijdig overlijden samenhangend met kortdurende blootstelling aan fijn stof. De duur van deze levensverkorting is vermoedelijk kort: enkele dagen tot maanden. Dergelijke resultaten zijn niet alleen in Nederland, maar overal op de wereld gevonden en ze zijn vrij robuust.
Als bepaalde Amerikaanse studies over langdurende blootstelling geldig zijn voor Nederland, zouden mogelijk tienduizend tot enige tienduizenden mensen ongeveer tien jaar eerder overlijden. Deze uitkomsten zijn echter zeer onzeker.
Gezondheidseffecten zijn zowel voor fijn stof (PM10) als voor het voor het fijnere deel van fijn stof (PM2,5) gevonden. Welke chemische bestanddelen van fijn stof gezondheidskundig de oorzaak van de effecten zijn, is nog onbegrepen. Zeezout is vrijwel zeker geen probleem. Iets vergelijkbaars geldt waarschijnlijk ook voor de sulfaat- en nitraatfractie in fijn stof. Het roetdeel uit verbrandingsprocessen speelt mogelijk wel een rol.
Er is in gezondheidskundige studies geen drempelwaarde voor de effecten van fijn stof waargenomen. Dit betekent dat er vooralsnog geen buitenluchtconcentratie is aan te geven waarbeneden geen gezondheidseffecten meer gevonden worden.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
De trends van de jaargemiddelde fijnstofconcentraties op regio-, stad- en straatstations zijn gebaseerd op metingen in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) tot en met 2005. Het gemiddelde over de stations is berekend op basis van de in het specifieke jaar aanwezige aantal stations. Het aantal stations dat gebruikt is voor de berekening van het gemiddelde, kan daardoor per jaar verschillen. Het aantal stations van de verschillende types bedraagt: regionale stations 21-26, stadsstations 7-9 en straatstations 8-12.Het landsdekkende beeld voor de jaargemiddelde achtergrondconcentraties van fijn stof voor 2004 is verkregen door combinatie van meetresultaten met modelberekeningen. Deze kaart is berekend voor het meest recente jaar waarvoor definitieve emissiegegevens beschikbaar zijn en dat is 2004.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Fijnstofconcentraties, jaargemiddelde, 1994-2005 (indicator 0241, versie 06,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.