Aantal (spoed)locaties bodemverontreiniging, inventarisatie juli 2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Nederland heeft nog steeds een erfenis van ongeveer 250.000 locaties met mogelijk ernstige bodemverontreiniging. Bij een recent afgeronde inventarisatie bleek dat nog 1643 locaties zo veel risico's kunnen opleveren dat spoed nodig is. De al eerder (in 2011), bekend geworden 404 spoedlocaties met humane risico's moeten in 2015 zijn afgehandeld en zijn inmiddels ook voor een groot deel gesaneerd of beheerst. Bij de meeste spoedlocaties speelt een risico voor de grondwaterkwaliteit.

Het totale aantal spoedlocaties in Nederland bedraagt 1643

In het convenant 'Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties' (juli 2009) is afgesproken dat gemeenten, provincies en waterschappen verantwoordelijk zijn voor de aanpak van verontreinigde bodems en grondwaterverontreinigingen in samenhang met de ruimtelijke ontwikkeling van de ondergrond. Door de ruimtedruk, de toename van ondergronds bouwen, warmte/koude-opslag in de bodem en het blijvend belang van het grondwater voor drinkwater wordt de aanpak van bodemverontreiniging steeds meer geïntegreerd met andere processen.
De rijksoverheid is verantwoordelijk voor het scheppen van de juiste voorwaarden op financieel en juridisch gebied. Vervuilers worden waar mogelijk aansprakelijk gesteld. In de praktijk betaalt de overheid circa de helft van de kosten om voortgaande risico's en economische stagnatie te voorkomen en gebiedsontwikkeling mogelijk te maken. De aantallen mogelijk verontreinigde locaties zijn zo groot dat prioritering noodzakelijk is.

Spoedlocaties bodemverontreiniging zijn locaties die bij huidig gebruik onaanvaardbare risico's kunnen opleveren voor de mens (humane spoedlocaties), locaties waarbij verontreinigingen zich verspreiden via het grondwater (spoedlocaties verspreiding) en locaties waarbij het ecosysteem wordt bedreigd (spoedlocaties ecologie).
In het kader van het convenant worden de spoedlocaties vastgesteld en zo snel mogelijk aangepakt. Sinds 2011 wordt jaarlijks een overzicht opgesteld van de stand van zaken. De inventarisatie is gestart met het aanwijzen van met voorrang te onderzoeken locaties van de Werkvoorraad (zie verderop in dit overzicht), waarbij de prioritering is gebaseerd op eerder opgedane ervaringen met risico's uit historische bedrijfsvoering. Op deze locaties is onderzoek uitgevoerd naar de noodzaak van spoed.

De humane spoedlocaties dienen uiterlijk te zijn aangepakt in het jaar 2015 (gesaneerd, of risico's beheerst). Van de overige spoedlocaties (verspreiding en ecologie) moet het volledige overzicht uiterlijk in 2015 gereed zijn en moeten de locaties zo veel mogelijk zijn aangepakt. Tenminste moet per locatie zijn aangegeven welke maatregelen zijn genomen dan wel voorzien om de risico's weg te nemen. De complete uitvoering duurt bij risico's voor verspreiding en ecologie meestal veel langer dan bij humane risico's, en een aantal van deze locaties zal naar verwachting nog op technische, financiële of juridische problemen stuiten.

Vóór 2015 worden de resultaten van de inventarisaties en de daarop volgende aanpak tweemaal in een Midterm Review (MTR) van het convenant gerapporteerd. In 2011 werd het eerste deel van de MTR opgeleverd, met alleen het resultaat voor de humane spoedlocaties (zie volgende paragraaf). In juli 2013 (deel twee van de MTR) is het totale aantal nog aan te pakken spoedlocaties vastgesteld op 1643 (zie taartdiagram). Bij 148 locaties (9%) is sprake van alleen humaan risico, bij 1143 locaties (70%) is er alleen verspreidingsrisico en bij 138 locaties (8%) is sprake van alleen ecologisch risico. Daarnaast zijn er 180 locaties (11%) met humaan risico in combinatie met risico verspreiding en/of ecologie en 34 locaties (2%) met risico verspreiding in combinatie met ecologisch risico.

De verantwoordelijkheid voor het bodembeheer ligt bij de 4 grote steden en 25 andere grote gemeenten en voor alle overige gemeenten bij de 12 provincies. Deze overheden zijn het bevoegde gezag in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb).

De bijgevoegde kaarten laten het aantal spoedlocaties zien voor elke gemeente (situatie juli 2013). In de totaalkaart staan alle spoedlocaties humaan, verspreiding en/of ecologie samen (totaal 1643 locaties). Van alle gemeenten heeft 26% geen enkele spoedlocatie en heeft 66% er 1 t/m 10. Bij de overige 8% van alle gemeenten varieert het aantal spoedlocaties van 11 tot een maximum van 77. De overige drie kaarten laten per gemeente het aantal locaties zien met ten minste humaan risico (328 locaties), verspreidingsrisico (1324 locaties) en ecologisch risico (218 locaties). De som is meer dan 1643, want bij veel locaties is sprake van combinaties van risico's (zie ook het taartdiagram).

Er zijn 328 humane spoedlocaties in Nederland

Bij de inventarisatie van juli 2011 (MTR 2011) bedroeg het aantal humane spoedlocaties 404. Sindsdien zijn er locaties bijgekomen en afgehandeld (zie schema). Na juli 2011 zijn 133 nieuwe humane spoedlocaties gevonden in het kader van dynamiek (bouwplannen of functiewijziging) of samenloop (bij de inventarisatie van spoedlocaties verspreiding en ecologie). De humane risico's zijn weggenomen bij 209 locaties (gesaneerd dan wel beheerst), waarvan het merendeel (171) volledig is afgehandeld. Bij 38 locaties loopt de aanpak nog door wegens overige risico's (36 verspreiding, 1 ecologie en 1 combinatie verspreiding en ecologie). In juli 2013 resteerden er in Nederland nog 328 spoedlocaties met humane risico's. Hierbij is de eigenaar geïnformeerd en zijn er maatregelen voorzien.

Belangrijke kenmerken van de spoedlocaties

Meest voorkomende verontreinigende activiteiten:
Activiteiten die het meest hebben bijgedragen aan het ontstaan van bodemverontreiniging bij alle soorten spoedlocaties zijn de chemische wasserijen/stomerijen (bij 19% van alle spoedlocaties), de productie en verwerking van chemicaliën (14%), benzineservicestations (12%), het aanbrengen van ophooglagen en dempingen (7%) en het opslaan en verpompen van brandstoffen (6%). Daarnaast is er een groep 'overig' (42% van het aantal locaties) met een grote variatie aan activiteiten zoals machine- en apparatenbouw, gasfabrieken, baggerspeciedepots en stortplaatsen.

Meest voorkomende verontreinigingen
De meest voorkomende verontreinigingen bij alle soorten spoedlocaties zijn vluchtige organochloorverbindingen (VOCl). Dat geldt voor 43% van het aantal spoedlocaties. Andere belangrijke verontreinigingen zijn vluchtige aromaten (14%), zware metalen (14%), minerale olie (14%) en mengsels van stoffen (5%). Bij de overige locaties (10%) worden diverse andere verontreinigingen aangetroffen, zoals PAK (teerproducten), cyaniden, asbest en bestrijdingsmiddelen.

Soorten risico's
Risico's van bodemverontreiniging, en daarmee de criteria voor humane spoed, hangen af van de mate van blootstelling aan de verontreinigingen. De belangrijkste blootstellingsroute voor humane risico's is inhalatie. Dat geldt voor 49% van het aantal humane spoedlocaties. Het gaat daarbij vooral om vluchtige verbindingen die door uitdamping vanuit de bodem in de binnenlucht van woningen en gebouwen terecht komen. Ook bij asbestvezels vanuit de bodem is inhalatie de belangrijkste route (6%). Andere belangrijke blootstellingsroutes zijn ingestie van grond door spelende kinderen (19%), gewasconsumptie (4%) en drinkwater via permeatie van waterleidingen (2%). Criteria voor spoed kunnen ook zijn: hinder en irritatie (stankoverlast, huidcontact), samen 4% van het aantal locaties.

Bij spoed verspreiding en ecologie gelden andere risicocriteria dan bij humaan. Het criterium voor spoed dat het meeste voorkomt bij verspreidingsrisico's is een omvang van de verontreiniging van meer dan 6000 m3. Dit geldt voor 36% van het aantal verspreidingslocaties. Andere criteria voor spoed bij verspreiding zijn de toename van de verontreiniging met meer dan 1000 m3 per jaar (12%), de aanwezigheid van een drijf- en/of zaklaag (samen 15%) en de mogelijke bedreiging van kwetsbare objecten (zie volgende paragraaf).
Het belangrijkste criterium bij ecologische spoedlocaties is een Toxische Druk van 50% of meer. Een Toxische Druk van 50% wil zeggen dat bij de helft van een beschouwde groep organismen substantiële effecten kunnen optreden door de aanwezige stoffen. Bij 26% van het aantal ecologische spoedlocaties wordt de spoed hierdoor bepaald.
Vaak zijn er meerdere stressfactoren voor de ecologie. Daarom wordt bij alleen ecologische risico's de mogelijkheid voor een maatschappelijke afweging van de aanpak opengelaten (zie ook Kosten aanpak spoedlocaties).

Kwetsbare objecten

Op dit moment wordt ook vanuit een ander perspectief onderzoek gedaan naar de gevolgen van bodemverontreiniging. Hierbij wordt gekeken naar kwetsbare objecten, zoals waterwingebieden, grondwaterlichamen, oppervlaktewater en beschermde natuurgebieden, en hun ligging ten opzichte van verontreinigde locaties. Het resultaat van dit onderzoek krijgt de vorm van een signaleringslijst van locaties met bodemverontreiniging, die (in de nabije toekomst) een kwetsbaar object zouden kunnen beïnvloeden.
Het onderzoek naar de beïnvloeding van grondwaterlichamen is van belang voor de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Kosten aanpak spoedlocaties

Volgens de huidige schattingen kost de sanering van alle 1643 spoedlocaties (humaan, verspreiding en ecologie samen) vanaf de inventarisatie van juli 2013 nog ongeveer 1,5 miljard euro, met behoud van dezelfde functies van de locaties (functioneel saneren). Hiervan komt ongeveer 50% ten laste van de overheid en 50% ten laste van derden (sanering in eigen beheer). In veel gevallen wordt nog gezocht naar (goedkopere) alternatieven, vaak in de vorm van beheerplannen of in de vorm van een gefaseerde aanpak met afspraken over vaste jaarlijkse bijdragen van de verontreinigers.

Voor 61 van de 1643 locaties (4%), zijn de geschatte kosten per locatie hoger dan 5 miljoen euro. Deze dure locaties zijn verantwoordelijk voor circa de helft van de totale kosten.
Vaak is de financiering voor de locatie al voorzien via toegezegde gelden voor het lopende programma van de provincies en gemeenten en uit diverse andere regelingen zoals convenanten, bedrijvenregeling of de knelpuntenpot. Dit geldt voor circa de helft van de spoedlocaties, ook bij de dure spoedlocaties met kosten groter dan 5 miljoen euro. Vooral de dure spoedlocaties waarbij niet is voorzien in financiële dekking kunnen een probleem gaan vormen. Gezien de beschikbare budgetten zal voor deze locaties een lang durende gefaseerde aanpak met beheersplan vaak de enig mogelijke optie zijn. De gang van zaken op deze locaties wordt verder onderzocht.
Bij locaties met uitsluitend ecologische risico's spelen ook 'maatschappelijke afwegingen' over de waardering van het gebied en de gevolgen van de aanpak een rol. Als gevolg hiervan zullen veel locaties waarschijnlijk niet afzonderlijk worden aangepakt, maar zullen deze worden opgenomen in een regionaal ecologisch beheerplan.

De Werkvoorraad bodemverontreiniging bedraagt nog ongeveer 250.000 locaties

In het Nationaal Milieubeleidsplan nr.3 (NMP-3) van 1998 is vastgelegd dat er een Landsdekkend beeld bodemverontreiniging (LDB) moest worden opgesteld, met als doel het in kaart brengen van de volledige omvang van de bodemverontreiniging in Nederland.
De inventarisatie in het kader van het LDB heeft in 2004 geleid tot een 'Werkvoorraad bodemverontreiniging' van 425.000 (potentieel) ernstig verontreinigde locaties (nulmeting).
De Werkvoorraad omvat alle locaties waar nog onderzoek en/of aanpak (saneren, beheersen) plaats moet vinden. Ook de spoedlocaties maken daar deel van uit.
In 2012, na het onderzoek en de aanpak van veel locaties, is de stand van zaken opgemaakt. De nog resterende Werkvoorraad bedroeg toen nog ongeveer 250.000 locaties (59% van de nulmeting). Dit aantal is onder te verdelen in:

  • 70% verdachte locaties (nog verder te onderzoeken);
  • 27% lopend onderzoek;
  • 3% lopende saneringen of actieve nazorg.

Aanpak niet-spoedlocaties

De locaties in de Werkvoorraad waarbij geen sprake is van onaanvaardbaar risico (de niet-spoedlocaties) hoeven vooralsnog niet aangepakt te worden. De situatie op deze locaties varieert van een lichte verontreiniging die een heel laag risiconiveau oplevert tot twijfelgevallen en nog niet goed onderzochte gevallen die niet binnen de prioritering vielen. De niet-spoedlocaties uit de werkvoorraad kunnen wel een belemmering vormen bij gebiedsinrichting, zoals bij de aanleg van nieuwe woonwijken, bij ondergronds bouwen, het aanleggen van nieuwe drinkwaterbronnen of bij installaties voor warmte/koude-opslag in de bodem. In deze gevallen zal de bodemverontreiniging zonodig aangepakt moeten worden als onderdeel van het inrichtingsplan van de locatie.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Aantal locaties bodemverontreiniging, inventarisatie 2013
Omschrijving
Aantal ernstig verontreinigde locaties met risico's voor de mens, voor verspreiding in de ondergrond en/of met risico's voor ecosystemen.
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Bilthoven. Auteurs: Jaap Bogte en Kees Versluijs
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Rapportage Midterm Review 2011 in het kader van het Convenant bodemontwikkelingsbeleid.Rapportage Midterm review 2013.VROM/RIVM (2010). Jaarverslag bodemsanering over 2009 - Een rapportage van de bevoegde overheden bodemsanering, Ministerie van VROM/RIVM, Den Haag/Bilthoven.
Betrouwbaarheidscodering
-

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Aantal (spoed)locaties bodemverontreiniging, inventarisatie juli 2013 (indicator 0258, versie 15,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.