Monitoring overheidsprestaties

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De monitoring van de milieubeleidsprestaties van gemeenten en provincies geeft inzicht in de doorwerking van nationaal milieubeleid op landelijk en regionaal niveau. Sinds enkele jaren is de monitoring structureel van aard. Zowel de Coördinatiecommissie Overheidsmonitoring (CCO), als het Interprovinciaal Overleg (IPO) rapporteren elk jaar over de prestaties van gemeenten en provincies. In de toekomst zal de monitoring ook de prestaties van het Rijk in beeld brengen.

Doelstelling monitoring van overheidsprestaties

Het primaire doel van de CCO-monitoring is de Minister van VROM de mogelijkheid te bieden zich te verantwoorden in de Tweede Kamer. Ministeries gebruiken de gegevens ook voor de evaluatie van het milieubeleid en om een gerichter toezicht (voor de inspectie) mogelijk te maken. Gemeenten en provincies gebruiken de informatie voor het stellen van prioriteiten in hun eigen beleid en voor benchmarking. De IPO-monitoring richt zich primair op het Interprovinciaal Overleg en de individuele provincies en secundair op de betrokken ministeries en de EU.

Onderwerpen monitoring van overheidsprestaties

De monitoring dekt een breed veld aan milieuaspecten. Onderwerpen die aan de orde komen zijn:

  • de vaststelling en uitvoering van overheidsbeleid voor milieuthema's zoals veiligheid, geluid, verzuring, afval, verdroging;
  • de vaststelling en uitvoering van overheidsbeleid voor aan milieu verwante thema's als natuur, water en landbouw (in het bijzonder bij de monitoring door het IPO);
  • het opstellen door en beoordelen van vergunningen en bedrijfsmilieuplannen van doelgroepen;
  • de handhaving van milieuvergunningen en -regels;
  • de doorwerking van milieubeleid in bestemmingsplannen.

Uitvoering monitoring van overheidsprestaties

De CCO-monitoring wordt gecoördineerd door de Coördinatiecommissie Overheidsmonitoring. In de CCO zit een vertegenwoordiging van:

  • de Inspectie van VROM (voorzitter CCO);
  • diverse milieudirecties van het ministerie van VROM;
  • het IPO;
  • de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
  • het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;
  • het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling.

De VROM-Inspectie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de overheidsmonitoring. Het IPO onderzoekt onder eigen verantwoordelijkheid de voortgang van het milieubeleid bij de twaalf provincies. De resultaten van dat onderzoek zijn tevens beschikbaar voor de CCO, en worden door de CCO ook in de eigen rapportage gebruikt.

Herkomst gegevens

De CCO verzamelt de gegevens op basis van enquêtes bij gemeenten, provincies en waterschappen. De gegevensverzameling bij de provincies vindt plaats door het IPO door middel van een tweetal schriftelijke enquêtes (vergunningverlening/handhaving en overige onderwerpen). Verder leveren ook het CBS, het RIVM en de FO-Industrie gegevens (zie onder referenties bij de verschillende indicatoren).

Kwaliteit van de gegevens

De participatie van de gemeenten aan de CCO-monitoring is nog laag, maar de participatiegraad van de grote gemeenten (inwoners > 40 000) is groot (8 van de 10). 203 gemeenten hebben meegewerkt aan de enquête over 2000, een respons van 38%. Van deze gemeenten hebben er 129 (64%) ook een jaar daarvoor geparticipeerd. In die eerste jaarronde over 1999 participeerden in totaal 219 gemeenten. De vraag of de presenteerde cijfers representatief zijn voor alle gemeenten kan momenteel nog niet worden beantwoord. Het ligt in de bedoeling om de participatiegraad van gemeenten in de komende tijd te vergroten en de kwaliteit van het landelijk monitoringstelsel te verbeteren (via kwaliteitssysteem en certificatie).De deelname van waterschappen en provincies is hoog. In 2000 werkten praktisch alle waterschappen (57 van de 59) mee aan de monitoring. De enquêtes onder de provincies zijn door alle provincies beantwoord. Voor de meeste onderwerpen betekent dit, dat er een volledig overzicht kan worden gegeven van de provinciale inspanningen. Op deelterreinen ontbreken gegevens voor één of enkele provincies.Voor de levering en kwaliteit van gegevens zijn de bronhouders verantwoordelijk. Door de beheerder (VROM-Inspectie) van het monitoringstelsel worden de gegevens op consistentie gecheckt en bewerkt ten behoeve van de landelijke (CCO-) indicatoren.

Rapportage van de resultaten van de overheidsmonitoring

De CCO en het IPO rapporteren jaarlijks over overheidsprestaties.

  • De Jaarrapportage 2000 van de CCO (CCO, 2001) geeft inzicht in de milieubeleidsprestaties van alle bestuurslagen, met uitzondering van de rijksoverheid. De informatie over de beleidsprestaties van provincies betreft een selectie van gegevens uit de door het IPO uitgevoerde enquêtes.
  • De IPO-rapportage 2002 (IPO, 2002) geeft inzicht in wat in 2001 in interprovinciaal verband op het gebied van milieu, water, landbouw en natuur is gepresteerd door de gezamenlijke provincies en het IPO.

In beide rapporten zijn de beleidsprestaties zoveel mogelijk afgezet tegen bestuurlijk vastgestelde doelstellingen. De CCO- en IPO-rapporten schetsen ook ontwikkelingen in de tijd. De IPO-rapportage vormt het integratiekader voor een aantal uiteenlopende rapportageverplichtingen van de provincies. Naast een verantwoordingsfunctie heeft de rapportage een communicatiefunctie. De verschillende hoofdstukken komen tot stand onder verantwoordelijkheid van de betreffende IPO-vakberaden en -adviesgroepen.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
05
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Monitoring overheidsprestaties (indicator 0381, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.