Kans op een Elfstedentocht, 1901-2008

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De jaarlijkse kans op een Elfstedentocht is over de afgelopen eeuw aanvankelijk iets toegenomen van 20% in 1901 naar 27% rond 1950. Daarna is de kans sterk afgenomen naar 5,5% in 2008. Dit betekent dat een Elfstedentocht op dit moment gemiddeld eens in de 18 jaar georganiseerd kan worden.

Elfstedentocht en ijsdikte

De jaargemiddelde temperatuur in Nederland neemt toe en de frequentie van perioden met extreme koude neemt af. Perioden met ijsdiktes van 20 cm zullen daarmee ook afnemen. Zulke ijsdiktes zijn nodig om de Friese Elfstedentocht te kunnen organiseren.
De getoonde kans is berekend door eerst de relatie te bepalen voor maximale ijsdiktes per jaar in Friesland en een eenvoudige meteo-indicator. Deze maximale ijsdiktes zijn berekend over de periode 1901-2000 met het KNMI-ijsaangroeimodel van Wessels. De afgeleide meteorologische indicator is de gemiddelde temperatuur van de koudste aaneengesloten periode van 15 dagen in een winter.
Afgeleid is dat een indicatorwaarde van -4,2 °C in goede benadering overeenkomt met een ijsdikte van 20 cm. Aangenomen is nu dat de Elfstedentocht in principe georganiseerd kan worden bij indicatorwaarden lager dan -4,2 °C. Met een statistisch tijdreeksmodel is vervolgens bepaald wat de jaarlijkse kans op onderschrijding van de -4,2 °C is.

Kans op een Elfstedentocht neemt af

Uit de berekeningen blijkt dat de kans op een Elfstedentocht 20% bedraagt in 1901 en oploopt naar een kans van 27% rond 1950. Daarna treedt een sterke daling op naar 5,5% in 2008. Genoemde kansen kunnen ook uitgedrukt worden in gemiddelde terugkeertijden. Een kans van 5,5% betekent dat een Elfstedentocht gemiddeld eens in de 18 jaar georganiseerd kan worden. Een kans van 27% betekent dat dat gemiddeld eens per vier jaar kan.
Tevens is bepaald in hoeverre veranderingen in de kans op een Elfstedentocht statistisch significant zijn. De kans van 5,5% in 2008 is statistisch significant lager dan alle kansen in de periode 1905-1997. Verder kan gesteld kan worden dat de kans op een Elfstedentocht sterk en significant is afgenomen sinds 1950. Maar de kans in het begin van de twintigste eeuw (1901) is net niet significant hoger dan nu (winter 2007/2008).
Overigens is de onzekerheid in de schattingen groot. De geschatte terugkeertijd in 2008 bedraagt eens per 18 jaar, met een ondergrens van eens per 7 jaar en een bovengrens van eens per 64 jaar. Deze ruime marge komt doordat de jaar-op-jaar-variabiliteit van de toegepaste temperatuurindicator erg groot is.

Relatie met klimaatverandering

Als de gemiddelde temperatuur in Nederland stijgt dan zal de kans op extreme koude ook afnemen. Onderzoek heeft laten zien dat de gemiddelde temperatuur van de koudste periode van 15 aaneengesloten dagen minder snel stijgt dan de jaargemiddelde temperatuur in Nederland. Toch zijn de vooruitzichten voor Elfstedentochten in de toekomst slecht.
Uit recente scenario's van het KNMI blijkt dat de kans op perioden met extreme koude verder zal dalen. Op basis van deze scenario's is berekend dat de kans op een Elfstedentocht in het jaar 2050 zal liggen tussen de 0,056 en 0,006. Omgerekend naar terugkeertijden is dat tussen eens per 18 jaar en eens per 183 jaar.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
07
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Kans op een Elfstedentocht, 1901-2008 (indicator 0510, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.