Biodiversiteit

Staat van instandhouding Habitat- en Vogelrichtlijn

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Van veel soorten en natuurlijke habitats van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn is de staat van instandhouding in Nederland ongunstig. Alleen de staat van instandhouding van de watervogels is iets gunstiger.

Staat van instandhouding soorten en habitats

De Europese Habitat- en Vogelrichtlijn legt de lidstaten verplichtingen op met betrekking tot de instandhouding van soorten en natuurlijke habitats. Die verplichtingen zijn gericht op het behouden of herstellen van een gunstige staat van instandhouding van zowel natuurlijke habitats als soorten.
Lidstaten moeten elke zes jaar aan de Europese Unie rapporteren over de staat van instandhouding. Bij het vaststellen van de staat van instandhouding van soorten zijn populatietrends, de omvang van de populaties en het natuurlijke verspreidingsgebied belangrijke factoren.

Gunstige staat

Uit de rapportage naar de Europese Unie van 2007 blijkt dat het percentage natuurlijke habitats, de soorten van de Habitatrichtlijn en de broedvogels van de Vogelrichtlijn met een gunstige staat van instandhouding respectievelijk slechts 8, 19 en 36 procent bedraagt. Alleen de watervogels met 51 procent vertonen een gunstiger beeld.

Beleid gericht op toename gunstige staat

Deze indicator vormt een onderdeel van de verplichte rapportage over de Habitatrichtlijn die in 2007 naar de Europese Unie is gestuurd.
Het beleid is er op gericht in de periode 2007-2012 het aantal soorten van de Habitatrichtlijn met een gunstige staat van instandhouding van 19% tot 29% te laten toenemen en het aantal soorten met een ongunstige staat van 37% tot 27% te laten afnemen.

Referenties

  • VROM (z.j.). Handboek implementatie milieubeleid EU in Nederland. Ministerie van VROM.
  • Schmidt, A.M., A.J. van Strien, L.L. Soldaat en J.A.M. Janssen (2008). Monitoring van Natura 2000 soorten en habitattypen: advies voor een landelijk meetprogramma ten behoeve van de rapportageverplichtingen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Alterra-rapport 1646. Alterra Wageningen.
  • Swaay, C. van en A.J. van Strien (2008). Monitoring van Natura 2000 soorten: advies voor een landelijk meetprogramma. Alterra-rapport 1644. Alterra Wageningen.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Staat van instandhouding habitattypen en soorten van de habitatrichtlijn

Omschrijving

Overzicht van de staat van instandhouding van de Nederlandse habitattypen en soorten van de Europese Habitatrichtlijn. Voor de nulmeting 2006 is zoveel mogelijk de periode 1999-2005 genomen.

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek

Berekeningswijze

Telling van de resultaten van de beoordeling van de individuele soorten en habitattypen

Basistabel

Tabellen met de afzonderlijke soorten en habitattypen staan op de tabbladen bij Download figuurdata

Geografisch verdeling

Nederland

Verschijningsfrequentie

6 jaarlijks

Achtergrondliteratuur

VROM (z.j.) Handboek Implementatie milieubeleid EU in Nederland.

Opmerking

De optelling van de afzonderlijke soorten van de Habitatrichtlijn wijkt 1% af van het percentage genoemd in de Rijksbegroting van 2008.

Betrouwbaarheidscodering

Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2008). Staat van instandhouding Habitat- en Vogelrichtlijn (indicator 1483, versie 01 , 29 augustus 2008 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.

Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR.