Trend zoogdieren - alle soorten - Living Planet Index, 1990-2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Zoogdieren zijn sterk toegenomen in Nederland sinds 1990.

LPI zoogdieren

Van 36 soorten zoogdieren (van de in totaal ongeveer 100 soorten) zijn jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen of verspreiding beschikbaar. Samengenomen als Living Planet Index gaan deze soorten sterk vooruit; sinds 1990 liefst met 185% (zie de cijfers achter de figuur: trendwaarde laatste jaar minus trendwaarde eerste jaar / trendwaarde eerste jaar). De toename komt doordat 21 soorten in de periode 1990-2014 zijn vooruitgegaan, terwijl slechts één soort (eekhoorn) achteruit is gegaan. De toename van de LPI-zoogdieren zet zich ook door in de laatste tien jaar.
De berekeningswijze van deze LPI-indicator is dezelfde als voor de Nederlandse Living Planet Index en komt sterk overeen met die van de Living Planet Index van het WWF, al zijn er enige verschillen (zie technische toelichting).
Een aanzienlijk aantal zoogdiersoorten is niet in deze LPI-zoogdieren opgenomen. Het is echter niet te verwachten dat een LPI over alle zoogdieren een ander beeld zal opleveren. Van een aantal soorten is namelijk wel bekend dat deze toenemen, ook al zijn er geen jaarlijkse trendcijfers voorhanden. Dat geldt bijvoorbeeld voor steenmarter, boommarter en wild zwijn. Ook de afname van de lengte van de
Rode Lijst Zoogdieren wijst in de richting van toename van de stand van zoogdieren.

Oorzaken

De oorzaken van de vooruitgang van zoogdieren zijn divers en niet altijd erg duidelijk. Maar bescherming en beheermaatregelen hebben daaraan bijgedragen bij onder meer vleermuizen, zeehonden en hazelmuis. Ook de hamster heeft geprofiteerd van uitgebreide beschermingsmaatregelen, waaronder een kweekprogramma. Otter en bever zijn na herintroductie vooruitgegaan.

Bronnen

  • WWF, (2014). Living Planet Report 2014, Species and spaces, people and places. WWF, Gland, Zwitserland.
  • WWF Nederland (2015). Living Planet Report Nederland, staat van biodiversiteit/natuur. WWF, Zeist.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Aantalsontwikkeling van alle soorten zoogdieren
Omschrijving
Ontwikkeling populatie-aantallen en verspreiding van alle zoogdierensoorten als groep (LPI zoogdieren)
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
Soortenselectie en data
De volgende soorten zijn in de LPI-zoogdieren opgenomen.
Vleermuizen.
De data van vleermuissoorten zijn ontleend aan de meetnetten van het Netwerk Ecologische Monitoring in winterverblijfplaatsen en zomerkolonies. De trends per soort betreffen populatie-aantallen die zijn bepaald met GLM-Poisson regressie (software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM). Zie verder indicator Trend van vleermuizen.
Dagactieve zoogdieren.
De gegevens over haas, konijn, vos, ree, eekhoorn, egel en kleine marters zijn ontleend aan het NEM-meetnet dagactieve zoogdieren. De trends in populatie-aantallen zijn ook berekend met TRIM.
Hazelmuis.
Data van de hazelmuis komen uit het NEM-meetnet Hazelmuis en de populatietrend is berekend met TRIM.
Muizen.
De gegevens over een aantal muizensoorten zijn ontleend aan braakbaldata uit het NEM-meetnet voor landzoogdieren. Daarmee zijn trends bepaald met occupancy modellen; dit betreft verspreidingstrends; hier in het aantal bezette 1x1 km hokken per soort (Van Strien et al., 2015).
Bever.
De gegevens van de bever zijn verzameld in het kader van het NEM-meetnet voor landzoogdieren en betreffen het aantal 5x5 km hokken waarin deze soort voorkomt.
Zeehonden, bruinvis, otter, das en hamster.
De gegevens hiervan komen uit andere bronnen. Bij zeehonden en otter gaat het om populatie-aantallen, bij bruinvissen om het aantal gezien per uur; bij de hamster om het aantal burchten. Zie voor details de links naar de indicatoren over deze soorten (das).
Van een aantal soorten zoogdieren zijn geen data voorhanden voor trendberekening. Dat gaat onder meer om wild zwijn, edelhert, steenmarter, boommarter, eikelmuis, dwergvleermuis en rosse vleermuis. In de komende jaren wordt geprobeerd om de LPI-zoogdieren verder uit te breiden.

Indicator
De trendlijn en het betrouwbaarheidsinterval zijn berekend met een twee-staps Monte Carlo-methode (Soldaat et al. subm.). Eerst zijn 1000 datasets gesimuleerd op basis van de indexen en standaardfouten van de individuele soorten. Ontbrekende indexen zijn in iedere gesimuleerde dataset bijgeschat met behulp van een ketting-indexmethode. Na standaardiseren op het basisjaar zijn de indexen meetkundig gemiddeld tot Soortgroep Trend Indexen (STI) met standaardfouten. Op basis van deze dataset zijn 1000 STI's gesimuleerd en door elke STI is een gesmoothde trend berekend. Het gemiddelde van de 1000 trends is de lijn in de grafiek. Met de standaardfout van de 1000 trends is het betrouwbaarheidsinterval berekend. Door deze aanpak zijn de betrouwbaarheidsintervallen van de indicator gebaseerd op de betrouwbaarheidsintervallen van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten.

Vergelijking methode trendberekening met LPI internationaal
De gebruikte methode komt grotendeels overeen met die van de internationale Living Planet Index (LPI) van WWF (WWF, 2014). Ook bij de LPI worden indexcijfers van de afzonderlijke soorten meetkundig gemiddeld. En net als bij de LPI wordt de invloed van sterk fluctuerende soorten gereduceerd door indexcijfers die meer dan een factor 10 verschillen van die in het voorgaande jaar niet mee te nemen (pers. comm. Loh & McRae, 2014). Er zijn echter ook enkele statistische verschillen tussen de Nederlandse en de internationale LPI:
(1) De statistische methode om indexcijfers per soort te bepalen is anders. Bij de Nederlandse LPI wordt een GLM toegepast, bij de WWF-LPI een GAM. Daarmee wordt de WWF-LPI al op het niveau van de afzonderlijke soorten "gesmoothd" (gladgestreken). Bij de NL-LPI gebeurt dat pas nadat de indexen van de soorten gemiddeld zijn.
(2) Bij de NL-LPI wordt het laatste jaar van sterk toenemende soorten en het eerste jaar van sterk afnemende soorten op 100 gezet. De jaren waarvoor de index vervolgens onder de 1 komt, worden vastgezet op 1. Dit beperkt de invloed van de beginjaren van een sterk toenemende en de eindjaren van een sterk afnemende soort.
(3) De betrouwbaarheidsintervallen van de indicator verschillen. Bij de Nederlandse LPI wordt ook de onzekerheid van de indexen per soort meegenomen zoals hierboven beschreven; bij de WWF-LPI is dat niet het geval.
Basistabel
In de hoofdtekst is een link te vinden naar de basistabel met de indexen van de afzonderlijke soorten.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Strien, A.J. van, D.L. Bekker, M.J.J. La Haye & T. van der Meij (2015). Trends in small mammals derived from owl pellet data using occupancy modelling. Mammalian Biology 80, 340-346.WWF Nederland (2015). Living Planet Report Nederland, staat van biodiversiteit/natuur. WWF, Zeist.
WWF, 2014. Living Planet Report (2014), Species and spaces, people and places. WWF, Gland, Zwitserland.
Broekhuizen, S., K. Spoelstra, J.B.M. Thissen, K.J. Canters & J.C. Buys (red.) (2016). Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Natuur van Nederland 12. Naturalis Biodiversity Centre & EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden. Leiden.
Opmerking
Met ingang van versie 3 van deze indicator is één soort, de bunzing, toegevoegd en zijn voor de trendberekening van de kleine marters geen gecombineerde gegevens meer gebruikt, maar gegevens per soort.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is (voor de soorten die in deze indicator zijn opgenomen).

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
08
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Trend zoogdieren - alle soorten - Living Planet Index, 1990-2014 (indicator 1571, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.