Voorraad woningen en niet-woningen, gebruiksfuncties, 2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Op 31 december 2013 waren er ruim 7,5 miljoen woningen in Nederland. Daarnaast stonden er bijna 1,1 miljoen niet-woningen. Binnen deze groep zijn 'overig gebruik' en 'industrie' het sterkst vertegenwoordigd. Er bestaan regionale verschillen in de aanwezigheid van woningen, niet-woningen en hun gebruiksfuncties.

Woningen domineren voorraad

Met een aandeel van 87,3% namen de woningen eind 2013 het overgrote deel van de totale voorraad verblijfsobjecten in. De meeste woningen én niet-woningen staan in Zuid-Holland: in totaal ruim 1,8 miljoen. Dat komt neer op ruim 21% van de voorraad in Nederland. Daarmee zijn in Zuid-Holland ruim 10 keer zoveel verblijfsobjecten te vinden als in de jonge provincie Flevoland.
De provinciale verschillen zijn beperkt wat betreft de vertegenwoordiging van woningen versus niet-woningen. Eind 2013 was het aandeel woningen in de voorraad het grootst in Flevoland (89%), op de voet gevolgd door Utrecht.
Binnen deze 'woonprovincies' vallen respectievelijk Almere (92,4%), Houten en Wijk bij Duurstede (92,1%) op. Nationaal gezien is de Gelderse gemeente Millingen aan de Rijn de grootste uitschieter met 95,4% woningen.
In bijna alle provincies is meer dan 8 op de 10 verblijfsobjecten een woning. Zeeland vormt hierop een uitzondering (78%). Deze provincie kent derhalve een relatief groot aantal niet-woningen. Dit is binnen deze provincie met name het geval op Schouwen Duiveland, waar 44,6% van de voorraad geen woonfunctie heeft. Op de Waddeneilanden Schiermonnikoog, Ameland, Vlieland en Texel komen niet-woningen naar verhouding het meest voor. Dit betreft voornamelijk de gebruiksfunctie 'logies', zoals hotels, restaurants en recreatiewoningen.

Niet-woningen: vooral industrie en overig gebruik

Eind 2013 bestond ongeveer een achtste van de voorraad in Nederland uit niet-woningen. Dit komt neer op bijna 1,1 miljoen objecten. Deze zijn met name bestemd voor 'overig gebruik' (38,8%), op ruime afstand gevolgd door 'industrie' (16,8%). Onder overig gebruik vallen bouwwerken als parkeergarages en gemalen. Onder industrie verstaan we bijvoorbeeld fabrieken en loodsen. Daarnaast beslaan winkels en logiesaccommodaties meer dan 10% van het aantal niet-woningen. In Zuid-Holland stonden eind 2013 de meeste niet-woningen: bijna 213.000. In deze provincie is de omvang van de voorraad voor industrie, overig gebruik en winkels het grootst. Dit geldt tevens voor verblijfsobjecten voor bijeenkomsten, gezondheidszorg en onderwijs. Logiesaccommodaties komen het meest voor in Gelderland, terwijl kantoren en sportaccommodaties veelal terug te vinden zijn in Noord-Holland. De provincie Utrecht kent de meeste gebouwen met meer dan één functie.
Onder de niet-woningen is het aandeel overig gebruik het grootst in Noord-Brabant (45,4%).
Industrie is relatief gezien het sterkst vertegenwoordigd in Flevoland (30,7%). Naar verhouding zijn de provinciale verschillen het grootst bij de voorraad met logiesfunctie. In Zeeland ligt het aandeel logiesaccommodaties met bijna 39% ruim boven het Nederlands gemiddelde, terwijl Groningen ver daaronder blijft met 3%. Noord-Holland en Utrecht kennen naar verhouding veel kantoren. In alle provincies is het aandeel gezondheidscentra, cellen-, onderwijs- en sportcomplexen beperkt.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Voorraad woningen en niet-woningen naar gebruiksfuncties, 2013
Omschrijving
Dit artikel bevat gegevens over de eindstand 2013 van de voorraad woningen en niet-woningen. De gegevens zijn afkomstig uit de Landelijke Voorziening Basisregistratie Adressen en Gebouwen (LV BAG). Deze gegevens zijn beschikbaar vanaf januari 2012. De niet-woningen zijn uitgesplitst naar verschillende gebruiksfuncties.

Een woning is de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik, ontsloten via een eigen toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte.

De getoonde gegevens betreffen alleen woningen volgens de LV BAG. Het gaat hier niet om een verdere uitsplitsing van de woningvoorraad naar recreatiewoningen, wooneenheden en bijzondere woongebouwen, zoals nog tot en met 2011 werd gehanteerd in het Woningregister (WRG). Het WRG is per 1 januari 2012 afgesloten.

Een verblijfsobject is de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik, die is ontsloten via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Marcel van Wijk
Berekeningswijze
De gegevens over de voorraad woningen, niet-woningen en gebruiksfuncties zijn gebaseerd op de LV BAG. Bij de cijfers zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Bij het samenstellen van statistieken voert het CBS een aantal controles uit. Daardoor wijken de registerdata (die direct uit de BAG kunnen worden afgeleid) af van de statistische uitkomsten, die het CBS publiceert.
Alle verblijfsobjecten met minimaal een woonfunctie en eventueel 1 of meer andere gebruiksfuncties worden als woning aangemerkt (en worden niet meegeteld bij niet-woningen).
De niet-woningen zijn uitgesplitst naar verschillende gebruiksfuncties.
Alle verblijfsobjecten met 1 of meer gebruiksfuncties zonder woonfunctie worden als niet-woningen aangemerkt (kantoren, scholen, winkels e.d.).
Een verblijfsobject heeft altijd minimaal één adres en bij voorkeur precies één adres.
Geografische verdeling
-
Andere variabelen
Dit artikel bevat geen informatie over mutaties in de voorraad: toevoegingen (nieuwbouw, overig) en onttrekkingen (sloop, overig). Bij een actualisering (met voldoende peilmomenten) wordt hier wel aandacht aan besteed.
Verschijningsfrequentie
Maandelijks
Achtergrondliteratuur
Zie voor de korte onderzoeksbeschrijving de toelichting Voorraad woningen en niet-woningen op de website van het CBS.
Opmerking
Tot eind 2011 was de bron voor de woningvoorraadstatistieken een maandelijkse enquête onder alle gemeenten. Het CBS heeft deze gegevens ondergebracht in het WRG. Vanaf 2012 leidt het CBS gegevens over de voorraad woningen af uit de LV BAG. Met de komst van de BAG wordt vanaf dat jaar voor het eerst ook de voorraad niet-woningen bepaald.
Door deze verandering in de bron zijn er ook populaties, definities en classificaties voor (veranderingen in) de woningvoorraad gewijzigd. Dit betekent dat een trendbreuk is ontstaan.
De uitkomsten op basis van de nieuwe methode uitgaand van de BAG sluiten redelijk goed aan op de voorgaande uitkomsten. Op 1 januari 2012 worden van de 7,294 miljoen woonruimten uit het WRG er 7,149 miljoen volgens de BAG als woning aangemerkt. Met name onder reguliere woningen zijn de verschuivingen beperkt. Bij bijzondere woningtypen (recreatiewoningen, wooneenheden en bijzondere woongebouwen) ligt het anders. Op adresniveau zijn met name recreatiewoningen (56%) en wooneenheden (78%) slechts gedeeltelijk te traceren. Belangrijke oorzaken zijn dat in de BAG in veel gevallen nieuwe adressen worden gemaakt of dat andere nummeraanduidingen worden gehanteerd.
De cijfers over de periode tot en met 1 januari 2012 in eerdere artikelen over de woningvoorraad ("woningvoorraad naar eigendom", "leegstand woningen" en "woningvoorraad naar bouwjaar en woningtype") zijn dus niet 1-op-1 vergelijkbaar met de cijfers over 31 december 2013 in dit artikel.
De methode voor het tellen van de voorraad voor statistiek op basis van de BAG en een toelichting op de belangrijkste verschillen tussen Woningregister en BAG zijn te vinden bij Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG).
Betrouwbaarheidscodering
A (Integrale waarneming).

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Voorraad woningen en niet-woningen, gebruiksfuncties, 2013 (indicator 2167, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.