Benutting van de plaatsingsruimte voor fosfaat en stikstof uit dierlijke mest, 2000

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Ontwikkeling benutting plaatsingsruimte

Landelijk werd in 2000 de wettelijke plaatsingsruimte voor fosfaat voor 79% benut. Voor stikstof was dit 45%. Ondanks de aanscherping van de normen is de benutting van de plaatsingsruimte en de overbemesting in vergelijking met 1999 afgenomen.

Noord-Brabant was de provincie met het hoogste gebruik van fosfaat per hectare cultuurgrond. Het gebruik in deze provincie lag bijna 10% boven de maximaal toegestane hoeveelheid. Ongeveer eenderde van de fosfaatproductie van hun vee zetten boeren bij andere bedrijven af. De Mestafzet buiten de landbouw, 2000-2022 groeide in 2000 opnieuw (met bijna 30%) in vergelijking met het voorgaande jaar.

Normen plaatsingsruimte

In 2000 bedroeg de plaatsingsruimte voor MINAS-plichtige bedrijven, dit wil zeggen voor bedrijven die verplicht zijn een mineralenboekhouding bij te houden 100 kg fosfaat (P2O5) en 315 kg stikstof (N) voor akkerbouwgewassen (circa 65 kg P2O5 en 165 kg N voor gewasonttrekking en 35 kg P2O5 en 150 kg N toegestaan verlies) en 115 kg P2O5 en 575 kg stikstof voor grasland (circa 80 kg P2O5 en 300 kg N voor gewasonttrekking en 40 kg P2O5 en 275 kg N toegestaan verlies).

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer gegevens over de benutting van de plaatsingsruimte voor fosfaat zijn te vinden op Statline (CBS).

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Benutting van de plaatsingsruimte voor fosfaat en stikstof uit dierlijke mest, 2000 (indicator 0091, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.