Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2006-2015
Van de plaatsingsruimte voor zowel fosfaat is in 2015 op landelijke niveau 96 procent benut; voor stikstof is de benuttingsgraad 93 procent.
Ontwikkeling benutting van de plaatsingsruimte
Landelijk werd tussen 1998 en 2009 van de wettelijke plaatsingsruimte voor fosfaat ongeveer 80 procent benut met fosfaat uit dierlijke mest. In de jaren daarna nam de benutting toe tot 96 procent in 2015. Voor stikstof geldt vanaf 2006 een afzonderlijke plaatsingsruimte voor dierlijke mest. De landelijke benutting van deze plaatsingsruimte bedraagt vanaf dat jaar ongeveer 90 à 95 procent. In 2015 is de benuttingsgraad 93 procent.
Regionale verschillen
De benuttingsgraad van de plaatsingsruimte verschilt binnen Nederland sterk per regio. Utrecht heeft in 2015 het hoogste gebruik van fosfaat per hectare cultuurgrond (96 kg per ha), ongeveer tweemaal zo hoog als Zeeland en Flevoland (respectievelijk 41 en 52 kg per ha). Om binnen de wettelijke plaatsingsruimte te blijven, voeren veel boeren een deel van hun fosfaatproductie af naar andere landbouwbedrijven of naar het buitenland. In 2015 is ruim 50 procent van de fosfaatproductie afgevoerd.
Plaatsingsruimte wordt jaarlijks kleiner
De aanscherping van de gebruiksnormen leidt jaarlijks tot een verkleining van de plaatsingsruimte (er mag minder stikstof en fosfaat gebruikt worden). Lagere stikstof- en fosfaatgehalten van het voer hebben in 2011 en 2012 bijgedragen aan een daling van de mineralenproductie in dierlijke mest. In 2013, 2014 en 2015 is de mineralenproductie toegenomen door uitbreiding van de melkveestapel en hogere mineralengehalten van rundveekrachtvoer. Daarnaast was het P-gehalte van de ruwvoeroogst in 2014 uitzonderlijk hoog. Verdere uitbreiding van de veestapel en aanscherping van de gebruiksnormen kan betekenen dat er meer mest moet worden verwerkt.
Wat is de plaatsingsruimte?
De plaatsingsruimte voor dierlijke mest wordt berekend op basis van gebruiksnormen.
In 2015 is de gebruiksnorm voor stikstof 170 kg per hectare. Bedrijven waarvan het areaal bestaat uit ten minste 80 procent grasland mogen 250 kg stikstof per hectare gebruiken, behalve op de zand- en lössgronden in Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Voor die percelen geldt 230 kg N per hectare. De hogere norm geldt alleen voor mest van graasdieren.
Voor fosfaat is met ingang van 2010 de gebruiksnorm gedifferentieerd naar de fosfaattoestand van de bodem. Bij een neutrale fosfaattoestand in 2015 is de gebruiksnorm 60 kg per hectare bouwland en 90 kg per hectare grasland.
Toelichting berekening gebruik van stikstof
In relatie tot de plaatsingsruimte wordt het gebruik van stikstof berekend als de stikstof in geproduceerde mest plus de stikstof in aangevoerde mest, verminderd met de stikstof in afgevoerde mest. In de berekening van de stikstof in geproduceerde mest is de uitscheiding van stikstof verminderd met de gasvormige verliezen (bijvoorbeeld ammoniak). Boeren mogen hierbij uitgaan van zogenaamde forfaitaire waarden. Deze zijn over het algemeen hoger dan de factoren die bij emissieberekeningen worden toegepast. De hoeveelheid stikstof in de mest is hierdoor kleiner waardoor er minder mest van het bedrijf hoeft te worden afgevoerd. In de gegevens die in deze indicator worden gepresenteerd is bij de bepaling van het stikstofgebruik echter niet uitgegaan van forfaitaire waarden maar van (lagere) emissiefactoren. Hierdoor blijft er meer stikstof achter in de mest. Dit verklaart voor een deel de relatief forse overschrijdingen van de plaatsingsruimte in sommige regio's.
Referenties
- CBS (2015). StatLine: Getransporteerde mest naar herkomst en bestemming. CBS, Den Haag / Heerlen
- CBS (2016). Transport en gebruik van mest en mineralen. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2017). StatLine: Dierlijke mest en mineralen: productie, transport en gebruik per regio. CBS, Den Haag / Heerlen.
Relevante informatie
- Meer gegevens over de benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat zijn te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
Naam van het gegeven
Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest
Omschrijving
De benuttingsgraad van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest per landbouwgebied in de jaren 2010 tot en met 2014.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Het artikel Transport en gebruik van mest en mineralen (CBS, 2016) geeft een korte methodebeschrijving van het onderzoek.
Basistabel
StatLine: Getransporteerde mest naar herkomst en bestemming (CBS, 2015)StatLine: Dierlijke mest en mineralen: productie, transport en gebruik per regio (CBS, 2017)
Geografisch verdeling
Er zijn diverse regionale indelingen: totaal Nederland, landsdelen, provincies, COROP-gebieden, landbouwgebieden en groepen van landbouwgebieden, concentratiegebieden, stroomgebieddistricten en gemeenten.
Andere variabelen
Transport van dunne en vaste mest per diercategorie, transport van stikstof, fosfaat en kalium in dierlijke mest, oppervlakte bemestbare landbouwgrond.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Transport en gebruik van mest en mineralen (CBS, 2016)
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.
Archief van deze indicator
- Gebruik stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en benutting van de plaatsingsruimte, 2000-2021 (actuele versie , 08 mrt 2023 )
- Gebruik stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en benutting van de plaatsingsruimte, 2000-2020 (v23 , 17 mrt 2022 )
- Gebruik stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en benutting van de plaatsingsruimte, 2000-2019 (v22 , 17 mrt 2021 )
- Gebruik stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en benutting van de plaatsingsruimte, 2000-2018 (v21 , 09 mrt 2020 )
- Gebruik stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en benutting van de plaatsingsruimte, 2000-2017 (v20 , 23 apr 2019 )
- Gebruik stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en benutting van de plaatsingsruimte, 2000-2016 (v19 , 31 mei 2018 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2006-2015 (v18 , 16 mei 2017 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2006-2014 (v17 , 18 jan 2016 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2008-2013 (v16 , 12 mrt 2015 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2008-2012 (v15 , 12 mei 2014 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2008-2011 (v14 , 23 mei 2013 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2008-2010 (v13 , 08 mei 2012 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2008-2009 (v12 , 24 mei 2011 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2008 (v11 , 30 aug 2010 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2007 (v10 , 14 aug 2009 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2006 (v09 , 18 jul 2008 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2005 (v08 , 19 nov 2007 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2004 (v07 , 27 jun 2006 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2003 (v06 , 03 okt 2005 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2002 (v05 , 01 jun 2004 )
- Benutting van de plaatsingsruimte door stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2001 (v04 , 03 okt 2003 )
- Benutting van de plaatsingsruimte voor fosfaat en stikstof uit dierlijke mest, 2000 (v03 , 25 sep 2002 )
Referentie van deze webpagina
CBS, PBL, RIVM, WUR (2017). Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest, 2006-2015 (indicator 0091, versie 18 , 16 mei 2017 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.