Temperatuur in Nederland en mondiaal, 1907 - 2022

De jaargemiddelde temperatuur in Nederland is sinds 1907 met 2,3 °C toegenomen. De zomer is het sterkst opgewarmd, gevolgd door de herfst. Volgens het IPCC is de wereldgemiddelde temperatuur over de periode 1907-2020 met circa 1,1 °C gestegen. De belangrijkste reden voor de trendmatige toename van de gemiddelde temperatuur op aarde in de laatste 50 jaar is zeer waarschijnlijk het door de mens veroorzaakte versterkte broeikaseffect.

Temperatuurstijging in Nederland zet onverminderd door

De jaar- en seizoensgemiddelde temperaturen in Nederland zijn berekend door het middelen van dagelijkse temperatuurmetingen van de vijf KNMI-hoofdstations vanaf 1907. Deze stations zijn De Bilt, De Kooy, Eelde, Vlissingen en Beek en zijn gehomogeniseerd door het KNMI (Brandsma 2016a,b).
De jaargemiddelde temperatuur is trendmatig toegenomen en ligt in 2022 2,3 ± 0,6 °C hoger dan ruim een eeuw geleden, in 1907. Deze opwarming is statistisch sterk significant. De afgelopen 25 jaar is die stijging gemiddeld 0,04 °C per jaar geweest. De jaren 2014, 2020 en 2022 waren veruit het warmst sinds het begin van de meetreeks, direct gevolgd door de jaren 2018 en 2019.

Opwarming verschillend verdeeld over de seizoenen

Het patroon van stijgende temperaturen zien we ook terug in de gemiddelde temperatuur per seizoen. Wel is de opwarming verschillend verdeeld over de seizoenen. De sterkste opwarming vindt plaats in de zomer, namelijk 2,9 °C over de periode 1907-2022. Warmste zomers vonden plaats in de jaren 2003 en 2018, direct gevolgd door de zomer van 2022.
De opwarming per seizoen ziet er als volgt uit (opwarming met 95%-onzekerheid):

  • Opwarming in de lente 1907-2022: 1,9 ± 0,9 °C
  • Opwarming in de zomer 1907-2022: 2,9 ± 0,8 °C
  • Opwarming in de herfst 1907-2022: 2.5 ± 0,7 °C
  • Opwarming in de winter 1907-2022: 2,0 ± 1,4 °C


Deze cijfers laten ook zien dat de variabiliteit rond de langjarige trend veruit het grootst is in de winter. Koude winters kunnen daarom nog steeds voorkomen in het huidige Nederlandse klimaat. De warmste winters in de reeks zijn, in aflopende volgorde, de winters van 2007, 2020, 2016 en 2014, allen met gemiddelde temperaturen boven de 6 graden. Details zijn gegeven in de tabel in de Technische toelichting en in de indicator over koude- en warmte-extreme temperaturen in Nederland: Extreme temperatuur in Nederland.
Verder verwijzen we naar de KNMI-site Het weer in Nederland in 2022 waar temperatuur-informatie gegeven wordt voor station De Bilt. Deze site geeft ook informatie over trends in neerslag, droogte, zonnestraling, windsnelheden en relatieve vochtigheid.
Ook ruimtelijk gezien zijn er verschillen in temperatuurverloop binnen Nederland. Voor informatie over deze verschillen verwijzen we naar de Bosatlas van Weer en Klimaat (2021 - pagina's 49 en 53).

De temperatuur stijgt ook mondiaal

De wereldgemiddelde temperatuur is onderdeel van het 'Parijs-akkoord' dat in december 2015 is ondertekend door 195 landen. In het akkoord is afgesproken om de toename van de wereldgemiddelde temperatuur te beperken tot ruim onder 2 graden Celsius boven het niveau van de temperatuur in het pre-industriële tijdperk, met een duidelijk zicht op 1,5 graden Celsius (de rode lijnen in de zesde figuur).
Het IPCC (2021) concludeert op basis van een aantal mondiale temperatuurreeksen, zoals die van de Climate Research Unit (CRU), NASA en NOAA, dat de mondiale temperatuur in de periode 2011-2020 met 1,1 °C is toegenomen (met een onzekerheidsmarge van 0,8 °C tot 1,3 °C), vergeleken met de periode 1850-1900 (zie hun tabel 2.4 voor details). Daarbij is de opwarming over land groter dan boven de oceanen, namelijk respectievelijk 1,6 °C en 0,9 °C. Voor het ruimtelijk patroon van de temperatuurstijging op aarde verwijzen we naar de wereldkaart op deze NASA-website.
De zesde figuur geeft de mondiale temperatuurreeks van CRU, in jargon de HadCRUT5-reeks. De reeks is geschaald naar temperaturen die het IPCC heeft gekozen als 'pre-industrieel', dat is het gemiddelde over de periode 1850-1900 (de nul-lijn in de figuur).

Het jaar 2016 geeft de hoogste jaargemiddelde temperatuur sinds 1850 op aarde, namelijk een toename van 1,3 °C, direct gevolgd door de jaren 2020, 2019, 2017 en 2015 en 2022. Verder zijn kleine jaar-op-jaar variaties rond de trend, ter grote van 0,1 tot 0,2 °C, mede te verklaren uit periodieke warme en koude oceaanstromingen die aangeduid worden met de termen El Nino en La Nina. Deze stromingen vinden plaats op Stille Oceaan rond de evenaar.

De mondiale opwarming, en ook die in Nederland, wordt vooral veroorzaakt door menselijke oorzaken (IPCC, 2021). De opwarming door natuurlijke oorzaken - zoals vulkanen en variaties in zonkracht - is zeer gering (in de range van -0.1 °C tot +0,1 °C).

Nederland warmt sneller op dan mondiaal

De opwarming sinds 1950 in Nederland is bij benadering dus twee keer zo groot als de mondiale opwarming (2.3 °C versus 1.1 °C). Nederland heeft - net als andere delen van West-Europa - sinds 1950 te maken met meer (zuid)westenwind in de late winter en het vroege voorjaar, minder bewolking, stijgende temperaturen van het Noordzeewater en een toename in de hoeveelheid zonnestraling (door schonere lucht en door minder bewolking) in het voorjaar en de zomer.
Zie verder ook de KNMI-publicatie De staat van ons klimaat 2022 (de internationale context).

Bronnen

  • Bosatlas van Weer en Klimaat (2021). Noordhoff Uitgevers bv/KNMI.
  • Brandsma, T. (2016a). Homogenization of daily temperature data of the five principal stations in the Netherlands. KNMI Technical Report TR-356.
  • Brandsma, T. (2016b). Homogenisatie van dagelijkse temperaturen van de KNMI hoofdstations. Meteorologica 2, 4-8.
  • Haustein, K., M.R. Allen, P.M. Forster, F.E.L. Otto, D.M. Mitchell, H.D. Matthews and D.J. Frame (2017). A real-time Global warming index. Nature Scientific Reports 7:15417.
  • global warming index : Human induced warming https://www.globalwarmingindex.org/
  • IPCC (2018). Global warming of 1,5 °C. IPCC special report SR15 .
  • IPCC (2021). Human influence on the climate system. Eds: V. Eyring and P. Gillett. Chapters 2 and 3.
  • Oldenborgh, G.J. van, and A. van Ulden (2003). On the relationship between global warming, local warming in the Netherlands and changes in circulation in the 20th century International Journal of Climatology.
  • Oldenborgh, G.J. van, S. Drijfhout, A. van Ulden, R. Haarsma, A. Sterl, C. Severijns, W. Hazeleger and H. Dijkstra (2009). Western Europe is warming much faster than expected. Climate of the Past 5, 1-12.
  • Otten, H., J. Kuiper en T. van der Spek (2000). Weer een eeuw. Het weer in Nederland van 1900 tot 2000. Tirion Uitgevers B.V., Baarn.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Temperatuur in Nederland en wereldwijd
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), auteur: Hans Visser
Berekeningswijze
Temperatuur in NederlandDe temperatuurreeksen voor Nederland zijn gebaseerd op dagelijkse temperatuurmetingen van het KNMI voor vijf gehomogeniseerde temperatuurstations vanaf 1906. Deze stations zijn De Bilt, De Kooy (reeks begonnen in Den Helder tot 1972), Eelde (reeks begonnen in Groningen tot 1951), Vlissingen en Beek (reeks begonnen in Maastricht tot 1951). Het homogenisatie-proces is beschreven in Brandsma (2016a,b). De jaar- en seizoensreeksen zijn berekend en gedownload vanaf de KNMI-website 'Climate Explorer'.We merken op dat de homogenisatie van de vijf hoofdstations - uitgevoerd door het KNMI in 2016 - aangevochten is wat betreft de correcties voor station De Bilt rond 1950, toen een zogenaamde pagode-hut werd vervangen door een Stephenson-hut met iets andere ventilatie-karakteristieken, naast een kleine verplaatsing van de hut op het meetveld van het KNMI (Dijkstra et al, 2019). Hierop is overtuigend gereageerd door het KNMI (Brandsma, 2019).Statistische trendgegevens voor de jaar- en seizoens-temperatuurreeksen zijn samengevat in onderstaande tabel. De trends zijn weergegeven in de figuren. Daarbij zijn ook onzekerheden weergegeven.In bijgevoegde tabel is nog meer onzekerheidsinformatie vermeld. Een trendwaarde in een jaar wordt in de tabel aangeduid met de Griekse letter μ. Dus het verschil [μ2022 - μ1970] staat voor het trendverschil tussen de jaren 2022 en 1970. De aangegeven onzekerheden zijn steeds 95%-onzekerheidsmarges (de zogenaamde 2-sigma--grenzen). HIER DE TABEL ONDERAAN PLAKKEN !Wereldgemiddelde temperaturenVoor de wereldgemiddelde temperaturen worden meetreeksen gebruikt, afkomstig van verschillende onderzoeksgroepen. Deze reeksen blijken zeer dicht bij elkaar te liggen (Visser et al., 2018; IPCC (2021, figuur 3.4). Hier getoond is de HadCRUT5-reeks, lopend over de periode 1850-2021 (Morice et al., 2021).Op basis van meerdere meetreeksen voor de mondiale temperatuur geeft Haustein op zijn website maandelijkse updates met daarbij een uitleg van zijn methode, zie http://www.globalwarmingindex.org/. Hierbij wordt zowel de toename in temperatuur geschat als ook de toename door menselijk invloed.Zie verder Haustein et al. (2017).De mondiale jaargemiddelde temperatuurreeks van CRU is te downloaden van de KNMI Climate Explorer website, of van de website van CRU. Voor meer informatie zie Visser et al. (2018) en Morice et al. (2021).TrendmethodeDe trends in de jaar- en seizoenstemperatuurreeksen zijn geschat met het zogenaamde IRW-trendmodel. Dit trendmodel heeft als groot voordeel dat naast een trendschatting over de hele meetperiode ook onzekerheids-informatie voor handen is. Het model geeft niet alleen onzekerheidsbanden voor trendwaarden μt, met 't' het jaartal, maar ook voor trendverschillen (zoals gegeven in de tabel). De flexibiliteit van de IRW-trend wordt bepaald door de zogenaamde een-staps-vooruit-voorspelfouten. Voor elk punt in de tijd wordt een trendvoorspelling gedaan voor het volgende jaar. Die voorspelling wordt vergeleken met de meetwaarde voor dat zelfde jaar. Zo ontstaat voor elk jaar in de meetreeks een voorspelfout. De som van gekwadrateerde voorspelfouten wordt nu zo klein mogelijk gehouden door het toegepaste Kalmanfilter. Voor details zie Visser (2004), en Visser en Petersen (2012). Het zij opgemerkt dat er verschillende methodes bestaan om trends in data te schatten. Naast de hier toegepaste IRW-trend geeft de klimaatliteratuur ook andere methodes zoals glijdend middelen over bijvoorbeeld 10 jaar, LOESS trends en polynoom-fits (Visser en Petersen, 2012). In veel gevallen zullen trendschattingen via verschillende methodes hetzelfde patroon geven. Soms kunnen resultaten afwijken, vooral aan het eind van de reeks (Visser et al., 2015, figuren 1 en 2). Bij het IRW-model wordt deze onzekerheid expliciet gemodelleerd.Het KNMI past op zijn klimaat-dashboard een LOESS-trend toe (Valk, 2020). Zie: KNMI - Klimaatdashboard. Deze LOESS-trend voor jaargemiddelde en seizoensgemiddelde data is vergeleken met de IRW-trend, dus geschat op dezelfde data. De trendverschillen zijn minimaal. Dat geldt zowel voor de jaargemiddelde temperatuur als de vier seizoensreeksen. Naast deze informatie geeft het KNMI-dashboard ook projecties voor waarden in de toekomst, de jaren 2050 en 2085.
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland, wereld
Verschijningsfrequentie
tweejaarlijks
Achtergrondliteratuur
Brandsma, T. (2019). Pagodemetingen in De Bilt. Meteorologica 1, 12-16.Dijkstra, F., J. Ruis, R. de Vos en M. Crok (2019). Het raadsel van de verdwenen hittegolven. Rapport Stichting Clintel.Haustein, K., M.R. Allen, P.M. Forster, F.E.L. Otto, D.M. Mitchell, H.D. Matthews and D.J. Frame (2017). A real-time Global warming index. Nature Scientific Reports 7:15417.Morice, C.P., J.J. Kennedy, N.A. Rayner, J.P. Winn, E. Hogan, R.E. Killick, R.J.H. Dunn, T.J. Osborn, P.D. Jones and I.R. Simpson, I.R. (2021). An updated assessment of near-surface temperature change from 1850: the HadCRUT5 dataset. Journal of Geophysical Research 126, e2019JD032361, doi:10.1029/2019JD032361 Valk, C.F. de (2020). Standard method for determining a climatological trend. KNMI technical report TR-389.Visser, H. (2004). Estimation and detection of flexible trends. Atmospheric Environment 38, 4135-4145.Visser, H. and A.C. Petersen (2012). Inferences on weather extremes and weather-related disasters: a review of statistical methods. Climate of the Past 8, 265-286.Visser, H., S. Dangendorf and A.C. Petersen (2015). A review of trend models applied to sea level data with reference to the "acceleration-deceleration debate". J. of Geophys. Research Oceans 120, 3873-3895. Visser, H., S. Dangendorf, D.P. van Vuuren, B. Bregman and A.C. Petersen (2018). Signal detection in global mean temperatures after "Paris": an uncertainty and sensitivity analysis. Climate of the Past, 14, 139-155.
Betrouwbaarheidscodering
Hoofdstations Nederland: B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.Wereldtemperaturen: C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Temperatuur in Nederland en mondiaal, 1907 - 2022 (indicator 0226, versie 15,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.