Beschikbaarheid groen om de stad, 2000-2006

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Groen om de stad speelt een belangrijke rol in de vrijetijdsbesteding van mensen. Daarbij zijn nabijheid van het groen en de toegankelijkheid erg belangrijk. Vooral in het Westen van Nederland is er sprake van een tekort aan wandel- en fietsmogelijkheden.

Groen om de stad moet dichtbij en toegankelijk zijn

Voor het recreatief gebruik van groen om de stad is het belangrijk dat het groen nabij de woning is en dat je er ook kunt fietsen of wandelen. Ervan uitgaande dat een fiets- of wandeltocht vanuit de woning meestal een uur duurt, bedraagt daarmee het grootste bereik vanuit de woning (hemelsbreed) 2,5 kilometer voor wandelen en 7,5 kilometer voor fietsen.
De mogelijkheid om te fietsen en te wandelen is verder afhankelijk van de dichtheid aan paden en wegen en de mate van beschutting die wordt geboden door het groen. Zo zijn de mogelijkheden om te wandelen en fietsen in open agrarische gebieden veel kleiner dan in natuurgebieden. In parken zijn deze mogelijkheden juist veel groter.

Toets hoeveelheid groen om de stad

Voor het toetsen van de hoeveelheid groen om de stad is dus zowel afstand als toegankelijkheid belangrijk. Door De Vries en Bulens (2001) is hiertoe een maat ontwikkeld waarin beide een rol spelen: de recreatieve opvangcapaciteit. Deze capaciteit wordt uitgedrukt in het aantal recreatieplaatsen per hectare binnen een bepaalde afstand van het bebouwde gebied. Voor wandelen wordt hierbij een afstand van 2,5 en 10 kilometer aangehouden, voor fietsen een afstand van 7,5 en 15 kilometer. Hoe meer voorzieningen, wandel- en fietspaden, beschutting e.d., hoe meer recreanten er maximaal in een gebied aanwezig kunnen zijn. Om de beschikbaarheid te bepalen wordt uiteindelijk de opvangcapaciteit afgezet tegen de vraag naar wandel- en fietsmogelijkheden.

Groen voor recreatie: het globale landelijk beeld

In 2006 heeft 25% van alle gemeenten (111 van de 441) een tekort aan wandelmogelijkheden en bij 13% (56 van de 441) is sprake van een tekort aan fietsmogelijkheden. De gemeenten met tekorten aan fiets- en wandelmogelijkheden liggen vooral in het Westen. Gemeenten met een tekort aan wandelmogelijkheden liggen ook in Friesland en Groningen.
Tussen 2003 en 2006 is de beschikbaarheid van fiets- en wandelmogelijkheden nauwelijks toegenomen. In een aantal gemeenten is dit het gevolg van een lichte afname van de mogelijkheden, in andere gemeenten is door de groei van de bevolking de vraag sneller gegroeid dan de mogelijkheden om te fietsen of wandelen.

Groen voor recreatie bij de G50-gemeenten

In 2006 heeft 46% van de 50 grootste gemeenten (G50) een tekort aan wandelmogelijkheden en 32% een tekort aan fietsmogelijkheden. Deze gemeenten liggen vooral in het westen van het land. Gemeenten met alleen een tekort aan wandelmogelijkheden liggen in Groningen en Friesland. In Rotterdam en Schiedam is de vraag naar wandelmogelijkheden vijf keer zo groot als het aanbod. Binnen de G50 zijn tussen 2003 en 2006 de mogelijkheden om te fietsen of te wandelen vrijwel nergens toegenomen. Vooral in de Randstad zijn de tekorten groter geworden. In sommige gemeenten is dit het gevolg van een lichte afname van het aanbod, in andere gevallen is de toename van de vraag door bevolkingsgroei sneller gegaan dan de toename van het aanbod.
Vergelijken we de trend in de periode 2003-2006 met die in de periode 2000-2003 dan is er bij de fietsmogelijkheden sprake van een voortgaande afname aan mogelijkheden, soms zelfs versterkt. Bij de mogelijkheden om te wandelen zien we na een stilstand of groei in de periode 2000-2003 tussen 2003-2006 op diverse plaatsen in de Randstad een achteruitgang.

Beleid groen om de stad

Het Rijk heeft zich tot doel gesteld om de hoeveelheden groen rond de stad uit te breiden door extra groengebieden aan te leggen bij de grote steden (VROM et al.,2006; LNV, 2004). Dit programma heet Recreatie om de Stad (RodS). De voorlopige taakstelling is om 14.563 hectare grootschalig groen te realiseren in 2013 en 492 hectare regionaal groen bij grote nieuwbouwlocaties te realiseren in 2010 (LNV,2004; schriftelijke mededeling LNV, 2009) (zie Figuur 4.3). Bruikbaarheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid zijn onderdeel van deze doelstellingen. De verwerving en inrichting van gronden verloopt moeizaam, onder meer door de hoge ruimtedruk rond grote steden.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Beschikbaarheid groen om de stad
Omschrijving
Beschikbaarheid van mogelijkheden voor wandelen en fietsen in de omgeving van de woning (aanbod en vraag vergeleken) (eenheid: percentage) (gemiddelde per gemeente).
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving
Berekeningswijze
De berekeningen voor deze indicator zijn uitgevoerd met behulp van het model AVANAR (Alterra). Met behulp van CBS bodemstatistiek en enkele aanvullende bestanden over bodemgebruik wordt eerst een naar bodemgebruik gewogen opvangcapaciteit voor wandelen en fietsen berekend. Deze wordt vergeleken met de vraag binnen een afstand die staat voor een korte wandel- of fietstocht vanuit de woning. Voor wandelen is de afstand 2,5 en 10 km. Voor fietsen is dat 7,5 en 15 km. De vraag is afhankelijk van de bevolkingsdichtheid en het aandeel allochtonen.
Basistabel
CBS-bodemstatistiek; model AVANAR
Geografische verdeling
Gemeenten
Verschijningsfrequentie
Iedere 3 jaar
Achtergrondliteratuur
Zie 'referenties' en 'overige relevante informatie'
Opmerking
Let op: indicator is niet vergelijkbaar met die in de MNR 1 en 2 en het MNC:- Andere normafstanden, verschillend voor wandelen en fietsen- wandelen en fietsen nu gesplitst
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
04
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Beschikbaarheid groen om de stad, 2000-2006 (indicator 0451, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.