Landbouw en milieu

Mestproductie bij gebruiksnormen: bedrijven met overproductie, 1995-2007

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Volgens de gebruiksnormen van 2007 produceert ruim de helft van de sterk gespecialiseerde melkveebedrijven meer dierlijke mest dan op de eigen grond mag worden aangewend. Van de hokdierbedrijven heeft zelfs 99 procent een overproductie.

  1995 2000 2005 2006 2007*
           
           
Gebruiksnormen in het betreffende jaar % van de bedrijven met overproductie    
           
Graasdierbedrijven 20 23 33 39 39
w.o. sterk gespecialiseerde melkveebedrijven 18 21 40 54 54
           
Hokdierbedrijven 96 98 99 99 99
w.o. varkensbedrijven 100 100 100 100 100
  pluimveebedrijven 100 100 100 100 99
           
Gebruiksnormen in 2015          
           
Graasdierbedrijven 73 55 49 42 42
w.o. sterk gespecialiseerde melkveebedrijven 93 70 68 58 58
           
Hokdierbedrijven 99 99 99 99 99
w.o. varkensbedrijven 100 100 100 100 100
  pluimveebedrijven 100 100 100 100 99
         
Bron: CBS (2007b, 2008).   CBS/MNC/jul08/0528

Gebruiksnormen zorgen voor grotere mestafvoer

De gebruiksnormen voor dierlijke mest die in 2006 in de plaats zijn gekomen van het Mineralenafgiftesysteem (MINAS), leiden tot grotere mestoverschotten op bedrijfsniveau. Ook de grondgebonden veehouderij, zoals de melkveehouderij, krijgt dan vaker te maken met overproductie waardoor zij mest moet afvoeren.
Verder toont de tabel het percentage bedrijven met overproductie als de mestproductie getoetst wordt aan de gebruiksnormen van 2015. De gebruiksnormen in dat jaar zijn gebaseerd op evenwichtsbemesting.

Beleid: van MINAS naar gebruiksnormen

Het doel van het Mineralenaangiftensysteem MINAS (tot en met 2005) was een verantwoord gebruik van mineralen. Het verschil tussen de aan- en afvoer van mineralen op een bedrijf werd getoetst aan de toegestane verliesnorm. Binnen MINAS werd dus een maximum gesteld aan het mineralenoverschot per bedrijf, maar niet aan de hoeveelheid aan te wenden dierlijke mest.
Het gebruiksnormenstelsel stelt conform de Europese Nitraatrichtlijn wel eisen aan de hoeveelheid te gebruiken stikstof uit dierlijke mest per hectare landbouwgrond. Volgens deze richtlijn mag 170 kg stikstof uit dierlijke mest worden gebruikt per hectare. De Europese Commissie staat Nederland verruiming van de norm toe tot een bemestingsniveau van 250 kg stikstof per hectare. Deze norm (derogatie) geldt alleen voor bedrijven waarvan het areaal voor minstens 70 procent bestaat uit grasland. Daarnaast is de norm alleen geldig voor graasdiermest.
De gebruiksnorm voor stikstof is gebaseerd op de hoeveelheid stikstof in de mest exclusief de gasvormige stikstofverliezen die optreden in stal en bij mestopslag.

Referenties

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Mestproductie bij gebruiksnormen: bedrijven met overproductie

Omschrijving

Percentage veehouderijbedrijven met een overproductie aan dierlijke mest volgens de gebruiksnormen voor dierlijke mest die vanaf 1 januari 2006 gelden. Er is een onderscheid gemaakt in graasdierbedrijven (grondgebonden) en hokdierbedrijven (niet-grondgebonden).

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Berekeningswijze

Het CBS berekent de uitscheiding van de mineralen stikstof en fosfaat in dierlijke mest door het aantal dieren per diercategorie in de veestapel te vermenigvuldigen met factoren voor de uitscheiding van respectievelijk stikstof en fosfaat in de mest per dier. Gegevens over de aantallen dieren in de veestapel zijn afkomstig uit de jaarlijkse Landbouwtelling van het CBS.

Basistabel

StatLine: Productie van dierlijke mest en mineralen naar bedrijfstype (CBS, 2008)

Geografisch verdeling

Er zijn gegevens voor Nederland, naar landsdeel, provincie en concentratiegebied.

Andere variabelen

Mestproductie, stikstofuitscheiding, gasvormige verliezen (in stal, opslag en weide), stikstofproductie, fosfaatproductie. Geldende gebruiksnormen dierlijke mest voor het betreffende jaar, gebruiksnormen dierlijke mest 2015.

Verschijningsfrequentie

Jaarlijks

Achtergrondliteratuur

Productie van dierlijke mest en mineralen (CBS, 2006)
Dierlijke mest en mineralen 2005 en 2006* (CBS, 2007a)
Monitor Mineralen en Mestwetgeving 2007 (CBS, 2007b)

Opmerking

Met betrekking tot stikstof in dierlijke mest wordt er een onderscheid gemaakt in stikstofuitscheiding en stikstofproductie. Bij stikstofuitscheiding gaat het om de totale hoeveelheid stikstof en stikstofverbindingen (als N-totaal), dus de hoeveelheid inclusief de gasvormige stikstofverbindingen (NH3, N2, NO, N2O) die vervluchtigen in de stal en tijdens opslag buiten de stal. De stikstofproductie is de hoeveelheid stikstof in de mest op het moment van uitrijden of toepassing. Dit betekent dat gasvormige stikstofverbindingen (zoals ammoniak) die in stal, weide en tijdens opslag vrijkomen niet in de stikstofproductie zijn opgenomen. De gebruiksnorm voor stikstof is gebaseerd op de hoeveelheid stikstof in de mest exclusief de gasvormige stikstofverliezen die optreden in stal en bij mestopslag. Bij fosfaat treden er geen gasvormige verliezen op tussen het moment van uitscheiden en het uitrijden of toepassen van de mest.

Betrouwbaarheidscodering

D (berekening op basis van een integrale enquête naar het aantal dieren in de veestapel en mineralenuitscheidingsfactoren)

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2008). Mestproductie bij gebruiksnormen: bedrijven met overproductie, 1995-2007 (indicator 0528, versie 03 , 16 juli 2008 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.

Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR.