Energiegebruik van huishoudelijke apparatuur, 2000-2021

Bij witgoed, verlichting, CV-ketels en veel andere huishoudelijke apparatuur is hoge energie-efficiëntie de norm geworden. Europese wetgeving heeft hier sterk aan bijgedragen; met name door de Ecodesignrichtlijn en het energielabel. Ondanks de sterke toename aan elektrische apparatuur is het totale elektriciteitsverbruik sinds het jaar 2000 slechts licht gestegen . Per huishouden is er zelfs een kleine daling van het verbruik.

Huishoudelijk energiegebruik neemt af, gas nog belangrijkste energiebron

Het totale huishoudelijk energiegebruik (voor de woning) bedroeg 424 PJ in 2021. In het jaar 2000 bedroeg dit nog 453 PJ (CBS, 2022a). Per huishouden komt dit overeen met 53 GJ in 2021. Het jaar 2021 was relatief koud, indien hiervoor wordt gecorrigeerd bedraagt het verbruik 52 GJ per huishouden. Hiervan is 71% aardgas, 16% elektriciteit, 3% stadswarmte en 10% hernieuwbaar (brandhout en zelf gewonnen zonne-energie en omgevingswarmte).


De meeste energie wordt gebruikt voor verwarming van het huis. Ruim driekwart van het aardgas (78%) wordt gebruikt voor verwarming, 20% voor warm water en 2% voor koken (CBS, 2018).
Het elektriciteitsverbruik is veel gevarieerder van opbouw. Zoals in de figuur is te zien ishet aantal apparaten ten opzichte van het jaar 2000 met 47% is toegenomen. Het aantal huishoudens nam in die periode met 18% toe, terwijl de omvang van de bevolking met 10% is toegenomen. Het elektriciteitsgebruik van de apparatuur nam toe tot 2010, waarna een daling inzette. Opgemerkt dient te worden dat dit gemodelleerde elektriciteitsverbruik in de figuur enigszins afwijkt van het finaal elektriciteitsverbruik van woningen volgens de Energiebalans van het CBS.

Nieuwe ontwikkelingen kunnen in de toekomst zorgen voor verdere groei van het elektriciteitsverbruik, bijvoorbeeld door meer warmtepompen, elektrische kookplaten en thuis-laadpalen. Verbruik van thuis-laadpalen wordt overigens nu in de Energiebalans van het CBS nog bij het finaal elektriciteitsverbruik van woningen gerekend, maar dit zal op termijn gescheiden worden en toegekend worden aan de sector vervoer.

Volgens de Klimaat- en Energieverkenning 2022 zal het huishoudelijk gasverbruik tot 2030 nog circa 20% afnemen en het elektriciteitsverbruik tot 2030 ongeveer gelijk blijven. Door de sterke toename van zonnepanelen op woningen zal de netto elektriciteitsafname van het net echter fors dalen (PBL, 2022a). Het percentage woningen met (geregistreerde) zonnepanelen steeg van 1% in 2012 tot 20% in 2021 (RVO, 2022).

Europese wetgeving: Ecodesign en energielabel

Al sinds 1994 is het Europese energielabel te vinden op diverse huishoudelijke apparaten. Het systeem richtte zich aanvankelijk vooral op witgoed, werd in de loop der jaren diverse malen aangepast, en ging voor steeds meer productgroepen gelden. De consument wordt door de labels geinformeerd over het energiegebruik van apparatuur en de verschillen daartussen. Indien relevant zijn ook waterverbruik en geluidsproductie vermeld op het label. Daarnaast worden sinds 2008 minimale eisen gesteld aan apparaten ten aanzien van het energiegebruik in het kader van de Ecodesign-richtlijn. De meest onzuinige producten worden hierdoor van de markt geweerd, en er worden ook eisen gesteld ten aanzien van repareerbaarheid, recyclebaarheid en uitstoot van schadelijk stoffen (EC, 2022a).

Het labelsysteem is in 2021 sterk hervormd. De A+, A++ en A+++ klassen zijn verdwenen en de schaal van A t/m G is weer ingevoerd. Hierbij veranderden de klassegrenzen, waardoor vergelijking met het oude systeem lastig is. Om het systeem toekomstbestendig te maken zijn de A labels voor huidige producten in het algemeen nog zeer moeilijk haalbaar. Ook is een database gepubliceerd waar consumenten label-informatie van alle producten op de markt, die onder het labelsysteem vallen, kunnen opzoeken (EC, 2022b).

Witgoed; energiezuinig is de norm geworden

Na de invoering van het energielabel zijn de marktaandelen van producten met energielabel A snel toegenomen ten koste van de relatief energie-onzuiniger labelklassen. Bij de meeste witgoedapparatuur had enkele jaren na invoering het A-segment een dominante positie op de markt bereikt. Omdat hierdoor binnen labelklasse A flinke verschillen ontstonden in energiezuinigheid zijn vanaf 2001 de aanvullende categorieën A+, A++ en A+++ geïntroduceerd. De marktaandelen hiervan zijn vervolgens ook aanzienlijk toegenomen (VLEHAN, 2017). Zo had in 2017 bijna 90% van de verkochte wasmachines het A+++ label. Helaas heeft de branche-organisatie VLEHAN in 2018 besloten geen marktdata meer te publiceren met betrekking tot energielabels.

Steeds meer productgroepen krijgen energielabels

Vanaf 2011 zijn ook voor diverse andere productgroepen energielabels ontwikkeld, zoals televisies, stofzuigers, afzuigkappen, ovens, wijnkoelers, ventilatie-units, airco's en apparatuur voor warm water. Bij stofzuigers heeft in een korte periode een aanzienlijke verschuiving naar energiezuinige apparaten plaatsgevonden. Zo steeg het aandeel van energieklasse A in de verkopen van 32% in 2015 naar 64% in 2017. In 2019 werd het energielabel op stofzuigers echter tijdelijk ingetrokken als gevolg van een uitspraak van het Europees Hof van Justitie in een rechtzaak aangespannen door fabrikant Dyson. Naar verwachting zal in 2024 weer een energielabel voor stofzuigers gaan gelden.

Verwarming: warmtepomp in opmars

Voor verwarmingstoestellen geldt sinds 2015 ook een labelsysteem. Verkoopcijfers naar energieklasse zijn niet bekend, maar uit de energiemodule van het Woononderzoek Nederland - dat om de zes jaar plaatsvindt - is wel bekend wat voor verwarmingsapparatuur bij huishoudens aanwezig is. Het betreft een steekproef onder circa 4500 huishoudens. Bij centrale verwarmingsketels heeft over de periode 2000-2018 een grote verschuiving plaatsgevonden van onzuinige CR-ketels (conventioneel rendement) en VR-ketels (verbeterd rendement) naar HR-ketels (hoog rendement). In 2018 had 85% van de huishoudens een CV-ketel als verwarmingsbron. Het aandeel HR hierin was 96% (ABF, 2019).

De CV-ketel wordt echter steeds vaker vervangen door, of aangevuld met een warmtepomp, waarbij warmte uit de omgeving wordt gehaald. In 2018 was 1,3% van de woningen voorzien van een warmtepomp, in 2021 was dit - mede door de aardbevingsproblematiek, de hoge energieprijzen en de beschikbare subsidies - toegenomen tot 3,1% (Min BZK, 2022). Het aandeel van warmtepompen in het huishoudelijk elektriciteitsverbruik was anno 2018 nog gering (circa 2%), maar is opgelopen tot ruim 6% in 2021. Eind 2018 waren er 295 duizend warmtepompen aanwezig in woningen, eind 2021 waren dit er 939 duizend. De meeste hiervan (636 duizend) zijn lucht-lucht warmtepompen (die overigens ook vaak als airco worden verkocht en gebruikt), 206 duizend zijn lucht-water warmtepompen, en 98 duizend zijn bodemwarmtepompen (CBS 2022b).

Verlichting: LED het meest gangbaar geworden

Voor lichtbronnen geldt sinds 2001 eveneens een energie-etiketteringsplicht. Ook is in 2009 een gefaseerde EU regelgeving met betrekking tot onzuinige lampen van start gegaan. Als gevolg hiervan zijn de gloeilamp en halogeenlamp geleidelijk vervangen door spaarlampen en LED-lampen in de huiskamer. Tegenwoordig worden vrijwel alleen nog LED-lampen verkocht. Rond de eeuwwisseling was het merendeel van alle fittingen nog voorzien van de - onzuinige - gloei- en halogeenlampen (circa 80%), anno 2021 was hun aandeel in huishoudens naar schatting al gedaald naar minder dan 30%. Het aandeel LED-lampen is nu ruim 50% en zal naar verwachting de komende jaren verder toenemen. Het aantal lichtpunten in woningen steeg van 31 in 2000 naar 42 in 2021, toch trad er een daling op van het totale energiegebruik voor verlichting van 12,9 PJ naar 11,7 PJ.


Kantoorapparatuur, set-topboxes en game consoles

Voor kantoorapparatuur gold tot en met 2018 in de EU het Energystar label, dat samen met de Verenigde Staten was opgesteld. Dit beleid is ten dele opgevolgd door vrijwillige afspraken die de EU heeft gemaakt met producenten (printers) en door de Ecodesign eisen voor 'electronic displays' (inclusief labelsysteem) (EC, 2022c, EC 2022d). Voor set-top boxes en game consoles gelden ook vrijwillige afspraken (EC, 2022d). Het verbruik van ICT apparatuur in huishoudens heeft een aandeel van circa 5% in het totaalverbruik en vertoont een licht dalende trend vanaf 2005.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Energielabels voor huishoudelijke apparaten, verlichting en verwarmingssystemen
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
PBL
Berekeningswijze
EVA model PBLhttps://www.pbl.nl/modellen/kev-rekensysteem-eva
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
Tweejaarlijks
Betrouwbaarheidscodering
Energiegebruik CBS Energiebalans, vnl gebaseerd op opgaves energiebedrijven waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig isVerwarming: Woon-onderzoek Nederland 2018, Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Energiegebruik van huishoudelijke apparatuur, 2000-2021 (indicator 0536, versie 07,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.