Voedsel met een duurzaamheidskeurmerk

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Het marktaandeel voedsel met een duurzaamheidskeurmerk was in 2018 11%. Het marktaandeel 'duurzaam' vlees was in 2018 gelijk aan 2017; dit marktaandeel steeg in de periode 2009- 2017 van ruim 1% naar 30%.

Wat is duurzaam voedsel?

Voedselproductie is onmisbaar. Ze voorziet in een eerste levensbehoefte, betekent voor velen een bron van inkomsten en draagt bij aan de kwaliteit van leven. De productie van voedsel dat Nederlanders eten heeft voor de leefomgeving echter ook een keerzijde, zoals verlies van biodiversiteit en uitstoot van broeikasgassen.
Het grootste deel van deze effecten treedt op tijdens het primaire productieproces op de boerderij en bij de visserij, in binnen- en buitenland. Biodiversiteit, klimaat, kwaliteit van bodem, lucht en water, landschap en dierenwelzijn ondervinden negatieve effecten van voedselproductie.
Maar niet alleen boeren en vissers kunnen de voedselproductie verduurzamen. Ook consumenten kunnen bijdragen aan verduurzaming - o.a. door producten te kopen die duurzamer zijn geproduceerd. 'Duurzaam voedsel' is een waardegeladen begrip. Voor de een heeft duurzaam te maken met eerlijke handel en de leefbaarheid op het platteland, voor anderen met voedselveiligheid, broeikasgasemissies, gewasbeschermingsmiddelen of dierenwelzijn (PBL 2019).
Het voedselbeleid is gericht op het vergroten van duurzamere voedselproductie- en consumptie (LNV 2018; LNV 2019). Het stimuleren van de gezonde en duurzame voedselkeuze is een van de 5 actielijnen (LNV & VWS 2018 Kamerstuk 31 532 nr. 193). Het kabinet vindt het van belang dat de consument weet dat de productie van voedsel van grote invloed is op onze leefomgeving en dat de consumenten bestedingen aan duurzamer geproduceerd voedsel toenemen.
Ook in de samenleving worden initiatieven ontplooid om voedsel duurzamer te produceren en dit kenbaar te maken aan consumenten zoals het Deltaplan Biodiversiteitsherstel en het Beter Leven Keurmerk.
Voor enkele van de duurzaamheidsaspecten (of combinaties) zijn onafhankelijke keurmerken ontwikkeld waaraan consumenten kunnen herkennen dat tijdens de productie en verwerking meer rekening is gehouden met milieu, dierenwelzijn en/of sociale aspecten dan wettelijk verplicht. De Monitor Duurzaam Voedsel verzamelt data en rapporteert jaarlijks over consumenten bestedingen m.b.t. voedingsproducten met een duurzaamheidskeurmerk.

Toename marktaandeel voedsel met een duurzaamheidskeurmerk vlakt af

In zowel 2017 als 2018 besteedden consumenten 11% van hun totale voedselbestedingen aan voedsel met een duurzaamheidskeurmerk (Logatcheva 2019). De bestedingen aan duurzaam voedsel zijn voor alle productgroepen - behalve Vlees en vleeswaren - gestegen. Beter Leven, Biologisch en UTZ Certified waren in 2018 de keurmerken met de grootste bestedingen door consumenten.
De omzet voedsel met een duurzaamheidskeurmerk is in 2018 gestegen t.o.v. 2017 in supermarkten met 9%, en in de foodservice (o.a. horeca, catering, zorginstellingen, onderweg en recreatie) met 3%. In de speciaalzaken is deze omzet licht gedaald (1%). De totale bestedingen aan voedsel in deze verkoopkanalen stegen in 2018 gestegen t.o.v. 2017 met 7%.
In de periode 2009 tot 2017 steeg het marktaandeel van voedsel met een duurzaamheidskeurmerk van bijna 3 tot 11%. Vlees heeft als productgroep een belangrijk aandeel gehad in de stijging tot 2017, vooral keurmerken rond dierenwelzijn.

Beleid consumptie 'duurzamer' vlees (met hoger niveau dierenwelzijn)

De ambitie van overheid en bedrijfsleven is dat in 2020 100% van de consumptie van varkensvlees en pluimveevlees ten minste voldoet aan een hoger niveau van dierenwelzijn (FNLI 2015, Rijksoverheid 2017). Bedrijfsleven en organisaties, verenigd in de Alliantie Verduurzaming Voedsel (CBL, FNLI, KHN, LTO en Veneca), hebben met het ministerie van Economische Zaken, hun ambities vastgelegd in de Agenda Verduurzaming Voedsel 2013-2016 (Alliantie Verduurzaming Voedsel & Ministerie van Economische Zaken 2013). Voor varkens gaat het hierbij om vlees dat minimaal één ster heeft volgens de systematiek van het Beter Leven Keurmerk. Voor pluimvee gaat het om een niveau dat een verbetering ten opzichte van de gangbare pluimveehouderij, maar dat lager is dan het niveau van één ster Beter Leven.

Ambitie 2020 haalbaar

Alleen voor een grote groep supermarkten (met 70% van het marktaandeel) zijn cijfers beschikbaar voor het aandeel met duurzaamheidskenmerk uitgesplitst naar het type vlees. In deze supermarkten nadert het aandeel duurzaam varkensvlees in 2018, met 97% de doelstelling van 100%. Het gaat bij varkensvlees vooral om vlees de keurmerken met keurmerk Beter Leven en biologisch.
Pluimveevlees volgt niet dezelfde ontwikkeling. Wel is vanaf 2016 in de meeste supermarkten naast 'duurzamer' varkensvlees ook 'duurzamer' kippenvlees tot het standaardaanbod is gaan behoren. Dit vlees is van kippen met een hoger welzijnsniveau, maar zonder onafhankelijk keurmerk. Deze ontwikkeling heeft (nog) niet doorgezet tot vlees met een duurzaamheidskeurmerk. Het aandeel pluimveevlees met een duurzaamheidskeurmerk was in 2018 in supermarkten circa 20%. Er worden nog wel steeds stappen gezet richting een hoger aandeel pluimveevlees met een duurzaamheidskeurmerk. Enkele supermarktketens zijn overgegaan of hebben aangekondigd over te gaan op kipvleeswaren met een ster Beter Leven.

Marktaandeel voedselproducten met een biologisch keurmerk stabiliseert rond 3%

Het marktaandeel van voedselproducten met een biologisch keurmerk (Europees 'groen blaadje', EKO-keur en Demeter keur) is toegenomen van 1,4% in 2000 tot circa 3% in 2016. In 2017 en 2018 is het aandeel stabiel gebleven rond de 3%. Er was sprake van een omzetgroei van producten met een biologisch keurmerk (5% in 2018 ten opzichte van 2017), maar de totale bestedingen aan voedselproducten stegen ook. Deze omzetgroei vond vooral plaats bij foodservice (+15%), in mindere mate bij supermarkten (+5%) en bij speciaalzaken was er sprake van een daling in de omzet (-1%) (Logatcheva, 2019). De bestedingen van de Nederlandse consument aan duurzaam voedsel met een biologisch keurmerk zijn in de periode 2000 - 2018 gegroeid van 286 miljoen euro tot naar schatting circa 1600 miljoen euro.
Er is geen specifiek beleidsdoel voor biologische voeding, of voor de productie van biologische voedselproducten in Nederland. In 2019 werd op 3,8% van het totale Nederlandse landbouwareaal biologisch geboerd.

Bronnen

  • Alliantie Verduurzaming Voedsel & Ministerie van Economische Zaken (2013). Agenda verduurzaming voedsel 2013 -2016
  • De Alliantie Verduurzaming Voedsel (2015). Brochure agenda verduurzaming voedsel
  • Logatcheva, K. (2019). Monitor Duurzaam Voedsel 2018, Wageningen Economic Research https://edepot.wur.nl/498543
  • EZ (2013). Beleidsbrief duurzame voedselproductie
  • FNLI (2015). Brochure agenda verduurzaming voedsel.
  • LNV (2018). Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden, Nederland als koploper in kringlooplandbouw
  • LNV & VWS (2018). Voedselbeleid Kamerstuk 31 532 nr. 193.
  • LNV (2019). Realisatieplan Visie LNV Op weg met nieuw perspectief
  • PBL (2019). Dagelijkse kost. Hoe overheden, bedrijven en consumenten kunnen bijdragen aan een duurzaam voedselsysteem, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
  • Rijksoverheid (2017). https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voeding/duurzame-productie-voe…
  • Biologische landbouw: arealen en veestapels, 2011-2022

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Voedsel met een duurzaamheidskeurmerk
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
PBL
Berekeningswijze
-
Basistabel
WUR Monitor Duurzaam voedsel
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
04
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
03
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Voedsel met een duurzaamheidskeurmerk (indicator 0597, versie 01,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.