Aantalsontwikkeling van vleermuizen 1986-2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Lange tijd zijn vleermuizen in aantal achteruitgegaan, maar na 1986 neemt een aantal soorten weer toe.

Ontwikkeling tot 1986

Halverwege de vorige eeuw zijn in Nederland veel vleermuizen achteruitgegaan en enkele soorten zijn zelfs verdwenen uit Nederland. Oorzaken zijn onder meer verstoring en verdwijning van verblijfplaatsen, het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw en houtverduurzamingsmiddelen op kerkzolders. Ook de vermindering van het aantal houtwallen en andere veranderingen in het agrarische landschap worden vaak als oorzaken genoemd van de achteruitgang.

Bescherming en Rode Lijst

Alle 17 soorten vleermuizen zijn al sinds lange tijd beschermd via nationale wetgeving, waaronder de Flora en faunawet. Sinds 1992 zijn alle soorten ook opgenomen in bijlagen van de Europese Habitatrichtlijn. Van acht soorten wordt de populatieontwikkeling gevolgd. Drie van deze soorten, ingekorven vleermuis, vale vleermuis en grijze grootoorvleermuis staan op de Rode Lijst van zoogdieren.
Er zijn allerlei maatregelen genomen om vleermuizen te beschermen, waaronder het opknappen en beschermen van winterverblijven. Schadelijke houtverduurzamingsmiddelen zijn tegenwoordig verboden en bij bouwprojecten moeten mogelijke schadelijke effecten vooraf in kaart worden gebracht.

Ontwikkeling na 1986

De aantalsontwikkeling van vleermuizen wordt onderzocht via tellingen van vleermuizen in overwinteringsverblijven als groeven, kelders en bunkers (7 soorten) en zomerkolonies in kerk- en kloosterzolders (2 soorten). De ingekorven vleermuis wordt zowel in de zomer als in de winter gevolgd.
Bij alle acht onderzochte soorten is er sinds 1986 sprake van een toename in aantallen (zie tabblad 1). De sterkste stijging vinden we bij de ingekorven vleermuis, franjestaart en grijze grootoorvleermuis. De geringste stijging vinden we bij de watervleermuis en gewone grootoorvleermuis. De laatste 10 jaar is het aantal watervleermuizen stabiel (zie tabblad 2).

Bronnen

  • Buys, Jan, Henk Heijligers & Paul van Hoof (2009). Grote oren op Limburgse kerkzolders. Aantalontwikkelingen in populaties grootoorvleermuizen op kerkzolders. Natuurhistorisch maandblad 98 (7): 133-137.
  • Dijkstra, V & T. van der Meij (2010). Resultaten wintertellingen vleermuizen 2012/2013. NEM resultaten vleermuis wintertellingen 2009-2010. Telganger, oktober 2012, Zoogdiervereniging, Arnhem.
  • Dijkstra, V & T. van der Meij (2010). NEM Zoldertellingen 2012. Telganger, oktober 2013, Zoogdiervereniging, Arnhem.
  • Hollander, H. (1998). Evaluatie Nota Vleermuisbescherming 1988. VZZ, Utrecht.
  • Limpens, H., K. Mostert en W. Bongers (1997). Atlas van de Nederlandse vleermuizen. KNNV uitgeverij. Utrecht.
  • LNV (1988). Vleermuisbescherming, verleden, heden en toekomst. Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Den Haag.
  • Verboom, B. (2006). Winterverblijven voor vleermuizen in Limburg. VZZ rapport 2006.033. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.
  • Vergoossen, W., L. Verheggen, J. R. Regelink, T. van der Meij & J. Dekker (2009). De ingekorven vleermuizen van midden-Limburg. Natuurhistorisch maandblad 98 (11): 209-214.
  • Zoogdiervereniging VZZ (2007) Basisrapport voor de Rode Lijst Zoogdieren volgens Nederlandse en IUCN-criteria. VZZ rapport 2006.027. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Vleermuizen in overwinteringplaatsen
Omschrijving
Ontwikkeling van populaties van vleermuizen in overwinteringplaatsen (7 soorten) en in zomerverblijven (1 soort)
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De Soortgroep Trend Index (STI) betreft de gemiddelde index (waarde 2000 = 100) van acht soorten vleermuizen: baardvleermuis samen met Brandts vleermuis (deze twee soorten zijn in de praktijk niet uit elkaar te houden), franjestaart, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, ingekorven vleermuis, meervleermuis, vale vleermuis en watervleermuis. Doelsoorten zijn franjestaart, baardvleermuis, meervleermuis en gewone en grijze grootoorvleermuis. De cijfers zijn gebaseerd op wintertellingen van soorten in kelders, groeven, forten en bunkers en zomertellingen op kerk- en kloosterzolders (Netwerk Ecologische Monitoring). Van de zomertellingen zijn alleen de gegevens van de grijze grootoorvleermuis meegenomen. De soorten die overwinteren in spouwmuren en boomholten worden niet gemonitord en zijn daarom niet beschouwd.
Basistabel
De index van de betrokken soorten met hun trend staan onder het tabblad afzonderlijke soorten in Download figuurdata.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Dijkstra V. & E. Korsten, 2005. Handleiding voor het monitoren van vleermuizen in de winter. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.Dijkstra V., R. Janssen, J. Buys & T. van der Meij (2008). Handleiding voor het monitoren van vleermuizen op zolders. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.Soldaat, L., H. Visser, M. van Roomen en A. van Strien (2007) Smooting and trend detection in waterbird monitoring data using structural time-series analysis and the Kalman filter. Journal of Ornithology. Volume 148, supplement 2: 351-357. DOI.10.1007/s10336-007-0176-7.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
23
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
22
versie‎
21
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Aantalsontwikkeling van vleermuizen 1986-2012 (indicator 1070, versie 13,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.