Trend van vleermuizen, 1986-2021

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Lange tijd zijn populaties vleermuizen achteruitgegaan, maar na 1986 worden veel soorten weer in toenemende aantallen waargenomen, wat duidt op een toename van de populatiegrootte.

Ontwikkeling tot 1986

Tot halverwege de 20e eeuw zijn in Nederland veel vleermuissoorten achteruitgegaan en drie soorten zijn zelfs verdwenen uit Nederland (Glas 1986; Van Norren et al. 2020). De precieze oorzaken van trends van vleermuizen zijn nooit goed onderzocht, maar mogelijke factoren voor die kleinere aantallen zijn verstoring en verdwijning van verblijfplaatsen, het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw, en houtverduurzamingsmiddelen op kerkzolders. Ook de vermindering van het aantal houtwallen en andere veranderingen in het agrarische landschap worden vaak als oorzaken genoemd van achteruitgang. Vanaf de jaren '50 lijken de aantallen weer langzaam toe te nemen, wat duidt op een mogelijk herstel van de populaties vleermuizen. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn de verbetering van de kwaliteit van oppervlaktewater, de intensivering van beschermingsmaatregelen, en het ouder worden van de bossen, wat zeker sinds de jaren '80 een effect zal hebben gesorteerd.

Bescherming

Alle in Nederland voorkomende en verdwenen soorten vleermuizen (20 soorten) zijn al sinds lange tijd beschermd via nationale wetgeving. Vanaf 2017 is dat de Wet natuurbescherming. Sinds 1992 worden vleermuizen ook beschermd op grond van de Europese Habitatrichtlijn, waarbij de bescherming geldt voor alle Europese soorten. Er worden continu allerlei maatregelen genomen om vleermuizen te beschermen, waaronder het opknappen en beschermen van verblijven. Schadelijke houtverduurzamingsmiddelen zijn tegenwoordig verboden en bij bouwprojecten moeten mogelijke schadelijke effecten vooraf in kaart worden gebracht.

Rode Lijst

Momenteel wordt van twaalf soorten de aantalsontwikkeling gevolgd en kan een betrouwbare trend worden berekend. Drie van deze soorten (ingekorven vleermuis, vale vleermuis en laatvlieger) staan op de Rode Lijst Zoogdieren (Van Norren et al. 2020). De grijze grootoorvleermuis staat sinds 2020 niet meer op de Rode Lijst. De gewone grootoorvleermuis en franjestaart staan al langer niet meer op de Rode Lijst. De ingekorven vleermuis is een categorie opgeschoven in deze lijst, van Kwetsbaar naar Gevoelig.

Ontwikkeling na 1986

Vanaf 1986 zijn de tellingen van vleermuizen in winterverblijven en op kerkzolders systematisch bijgehouden, zodat er vanaf die tijd betrouwbare aantalstrends per soort berekend kunnen worden. Alle twaalf onderzochte soorten samen laten een toename in aantallen zien sinds 1986. De sterkste stijging vinden we bij de ingekorven vleermuis en de franjestaart. Recent is de groei bij deze soorten echter minder geworden. Het aantal baardvleermuizen en gewone grootoorvleermuizen is over de gehele meetperiode (1986-2021) matig toegenomen, maar vanaf 2011 is voor beide soorten sprake van matige afname. De laatvlieger leek eerder ook een afname te laten zien in de periode 2015-2021 op basis van de waarnemingen in het meetnet Vleermuis Transecttellingen, maar met de meest recente data is de trend nu als stabiel geclassificeerd. Het algemene beeld blijft echter een toename van de aantallen vleermuizen. Ook elders in Europa nemen de vleermuizen toe (Van der Meij et al., 2014).

Bronnen

  • Buys, J., H. Heijligers en P. van Hoof (2009). Grote oren op Limburgse kerkzolders. Aantalsontwikkelingen in populaties grootoorvleermuizen op kerkzolders. Natuurhistorisch Maandblad 98 (7): 133-137.
  • Glas, G.H. (1986), Atlas van de Nederlandse vleermuizen 1970-1984, alsmede een vergelijking met vroegere gegevens. Zool. Bijdr. 34, Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, Leiden.
  • Jansen, E., M. Schillemans, V. Hommersen, E. Korsten, H. Limpens, M. van Oene, T. van der Meij en J. van Zweden (2020) NEM Meetprogramma Vleermuis Transecttellingen. Telganger, oktober 2020, p9-13, Zoogdiervereniging, Nijmegen.
  • La Haye, M., E. Korsten, M. van Oene, J. van Zweden en T. van der Meij (2020). NEM Meetprogramma Wintertellingen Vleermuizen. Telganger, oktober 2020, p20-24, Zoogdiervereniging, Nijmegen.
  • Limpens, H., K. Mostert en W. Bongers (1997). Atlas van de Nederlandse vleermuizen. KNNV uitgeverij, Utrecht.
  • Schillemans, M., E. Korsten, M. van Oene, J. van Zweden en T. van der Meij (2020). NEM Meetprogramma Zoldertellingen Vleermuizen. Telganger, oktober 2020, p35-39, Zoogdiervereniging, Nijmegen.
  • Van der Meij, T., A.J. van Strien, K.A. Haysom, J. Dekker, J. Russ, K. Biala, Z. Bihari, E. Jansen, S. Langton, A. Kurali, H. Limpens, A. Meschede, G. Petersons, P. Presetnik, J. Prüger, G. Reiter, L. Rodrigues, W. Schorcht, M. Uhrin en V. Vintulis (2014). Return of the bats? A prototype indicator of trends in European bat populations in underground hibernacula. Mammal. Biol. 80 (3): 170-177, http://dx.doi.org/10.1016/j.mambio.2014.09.004
  • Van Norren, E., J. Dekker en H. Limpens (2020). Basisrapport Rode Lijst Zoogdieren 2020 volgens Nederlandse en IUCN-criteria. Rapport 2019.026, Zoogdiervereniging, Nijmegen.
  • Vergoossen, W., L. Verheggen, J. R. Regelink, T. van der Meij en J. Dekker (2009). De ingekorven vleermuizen van midden-Limburg. Natuurhistorisch maandblad 98 (11): 209-214.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Trend van vleermuizen
Omschrijving
Ontwikkeling van het aantal waargenomen vleermuizen in overwinteringsplaatsen (7 soorten), in zomerverblijven (1 soort) en van jagende vleermuizen (4 soorten)
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
Soortenselectie en dataElf soorten vleermuizen zijn in de indicator opgenomen: baardvleermuis, franjestaart, gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, ingekorven vleermuis, laatvlieger, meervleermuis, ruige dwergvleermuis, vale vleermuis en watervleermuis. Aantalsgegevens zijn gebaseerd op tellingen van het Netwerk Ecologische Monitoring: wintertellingen van vleermuizen in kelders, groeven, forten en bunkers (sinds 1986), zomertellingen op kerk- en kloosterzolders (sinds 1986) en transecttellingen van jagende vleermuizen in overwegend landelijk gebied (sinds 2015). Van de zomertellingen zijn alleen de gegevens van de grijze grootoorvleermuis meegenomen. De ingekorven vleermuis wordt als enige van deze soorten zowel in de zomer als in de winter gevolgd, maar alleen de resultaten van de wintertellingen zijn opgenomen. In de transecttellingen wordt ook de rosse vleermuis gemonitord, maar voor deze soort zijn nog niet genoeg gegevens voorhanden om betrouwbare indexcijfers te berekenen. Per soort zijn jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met Poisson regressie (software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM)).Berekening groepsindicator (multi-species indicator, MSI)De volgende stappen worden doorlopen om tot groepsindexen te komen. De indexen per soort worden daarbij aangepast, maar alleen gedurende het berekenen van de groepsindexen.1. Van de indexen per soort wordt het maximum van de tijdreeks op 100 gezet. Bij soorten die gedurende de tijdreeks zowel in hele lage als hele hoge absolute aantallen voorkomen wordt op deze manier - in combinatie met het instellen van een minimum indexwaarde van 1 - vermeden dat een toename van 1 naar 2 individuen eenzelfde effect op de indicator heeft als een toename van 1000 naar 2000 individuen. 2. Als er van een soort in de eerste jaren geen indexcijfers beschikbaar zijn dan worden deze eerst met een kettingmethode afgeleid uit de indexcijfers van andere soorten.3. Vanwege de onmogelijkheid meetkundig te middelen wanneer de waarde 0 deel uitmaakt van de verzameling, worden indexcijfers van 0 opgehoogd naar 1. Indexcijfers die vallen tussen 0 en 1 worden eveneens opgehoogd naar 1.4. Grote populatietoenamen of -afnamen van het ene jaar t.o.v. het jaar ervoor komen van nature wel eens voor. Om de invloed van al te extreme toe- of afnamen van een soort op de indicator van een hele groep enigszins te temperen wordt, conform de methode van de mondiale Living Planet Index, een maximum gesteld aan de relatieve jaar-op-jaar toe- of afname van een factor 10.5. Om de groepsindicator te berekenen worden de (bewerkte) jaarlijkse indexcijfers meetkundig gemiddeld over alle soorten in de groep (Van Strien et al., 2016). Meetkundig middelen betekent dat een halvering van de populatiegrootte van een soort wordt gecompenseerd door de verdubbeling van die van een andere soort.6. Door de gemiddelde indexen is een flexibele trend berekend met een 95% betrouwbaarheidsinterval. Het betrouwbaarheidsinterval is gebaseerd op de betrouwbaarheid van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al., 2017). In de jaren waarin veel soorten ontbreken is de indicator minder betrouwbaar, maar de omvang van deze onbetrouwbaarheid is onbekend.Een breed betrouwbaarheidsinterval betekent dat er enkele of meerdere soorten zijn met minder betrouwbare indexcijfers (grote standaardfouten). Daardoor zal ook het jaarcijfer van de indicator minder betrouwbaar zijn en is het precieze verloop van de trendlijn minder goed te bepalen. Een smal betrouwbaarheidsinterval betekent dat de indexcijfers van de meeste soorten heel betrouwbaar zijn (kleine standaardfouten). Ook indexcijfers van soorten die sterke jaar-op-jaar schommelingen vertonen, kunnen heel betrouwbaar zijn. Uit de trendschattingen en betrouwbaarheidsintervallen daarvan zijn trendklassen afgeleid.7. De trendlijn wordt herschaald zodat de trend in het beginjaar (of een ander gekozen jaar) op 100 staat.
Basistabel
De indexen van de afzonderlijke soorten met hun trendklasse staan onder het tabblad afzonderlijke soorten onder download data.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
CBS (2022). Meetprogramma's voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2021. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag. Dijkstra V. en E. Korsten (2005). Handleiding voor het monitoren van vleermuizen in de winter. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.Dijkstra V., R. Janssen, J. Buys en T. van der Meij (2008). Handleiding voor het monitoren van vleermuizen op zolders. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.Jansen, E., H.J.G.A. Limpens, V.J.A. Hommersen, T. van der Meij en M.J. Schillemans (2017) Handleiding NEM-Vleermuis transecttellingen. Rapport 2017.19, Bureau van de Zoogdiervereniging, Nijmegen.Soldaat, L.L., J. Pannekoek, R.J.T. Verweij, C.A.M. van Turnhout en A.J. van Strien (2017). A Monte Carlo method to account for sampling error in multi-species indicators. Ecol. Indic. 81: 340-347.WNF (2020). Living Planet Report Nederland: Natuur en landbouw verbonden. WNF, Zeist.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schattingen van trends in populatie-aantallen zijn gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
23
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
22
versie‎
21
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Trend van vleermuizen, 1986-2021 (indicator 1070, versie 22,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.