Ontwikkeling soorten, 1997- 2010
De populatieomvang van soorten van de Rode Lijst neemt af, dit in tegenstelling tot de totale set van soorten. Het beleidsdoel is dat het aantal Rode Lijst soorten in 2020 verminderd moet zijn ten opzichte 1994-2002.
De diversiteit staat nog steeds onder druk
In 2004 zijn alle bestaande Rode lijsten herzien en zijn enkele nieuwe Rode lijsten verschenen in een bijlage bij de Staatscourant. Uit vergelijking van oude en nieuwe lijsten blijkt dat Rode Lijsten het laatste decennium langer en roder worden. Uit recente metingen blijkt dat die trend zich voorzet. De waargenomen populatieomvang van Rode Lijst-soorten daalt nog steeds. Die daling is het grootst bij de groep van bedreigde Rode Lijstsoorten. In 2010 was de gemiddelde populatieomvang van deze soorten nog maar 40% van de omvang in 1997. Het biodiversiteitsverlies in de groep van Rode Lijstsoorten is dus nog niet gestopt. Tegenover de achteruitgang van deze bedreigde, veelal zeldzamere, soorten staat een echter wel een vooruitgang van andere soorten. Meer algemenere soorten blijken vooruit te gaan. Daardoor is gemiddeld genomen voor alle dagvlinders, broedvogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen de trend in populatieomvang over de periode 1997-2010 wel stabiel.
Oorzaken van achteruitgang zijn slechte ruimte- en milieucondities in de leefgebieden
Het gaat op dit moment goed met planten en dieren die niet zulke hoge eisen stellen aan hun leefgebieden. Ook gaat het goed met soorten die in gebieden voorkomen waar de milieuomstandigheden de laatste jaren zijn verbeterd. In totaal zijn voor ruim 40 procent van de doelsoorten de milieu- en ruimtecondities voldoende om behoud te garanderen. Dit geldt echter niet voor soorten die gevoelig zijn voor versnippering en milieudruk; het gaat om bijna 60 procent van de Nederlandse doelsoorten. Aangezien soorten van de Rode Lijst ook doelsoorten zijn geven deze getallen inzicht in de oorzaken van het langer en 'roder' worden van de Rode Lijst. De meeste van doelsoorten worden negatief beïnvloed door één of meerdere 'drukfactoren', de belangrijkste zijn vermesting, verdroging, versnippering en een tekort aan geschikt leefgebied. De mate waarin deze factoren natuur beïnvloeden is ongeveer gelijk.
Behoud van biodiversiteit
De Nederlandse overheid wil de bestaande biodiversiteit zeker stellen en streeft naar duurzame condities voor het voortbestaan van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties. Veel aandacht gaat uit naar de planten- en diersoorten die worden bedreigd of die kwetsbaar zijn en op de zogenoemde Rode Lijsten staan. In alle soortgroepen blijkt meer dan éénderde van alle soorten bedreigd te zijn. Het beleid streeft ernaar de lengte van de Rode Lijsten te verkorten (EL&I, 2011). Gezien de relatief snelle achteruitgang van met name bedreigde soorten is jaarlijkse monitoring ten behoeve van beleidsevaluaties van groot belang.
Beleidsdoelstellingen
Deze indicator verwijst naar de volgende doelen en nationale belangen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte :
Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuur-historische waarden behouden zijn (leefbaar en veilig)
Nationaal belang 11: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuur-historische en natuurlijke kwaliteiten
Dezelfde indicator is een algemene biodiversiteitsindicator voor de Conventie van Biodiversiteit en refereert van het algemene natuurdoelstelling ten aanzien van het streven naar duurzame condities voor het voortbestaan van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties. Tevens streeft het beleid naar het verkorten van de Rode Lijsten.
Referenties
- EL&I (2011) Begroting ELI 2012. Ministerie van Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Den Haag.
Relevante informatie
Technische toelichting
Naam van het gegeven
Ontwikkeling diersoorten
Omschrijving
Trends in waargenomen dieraantallen van soorten dagvlinders, broedvogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen. Gemiddelde trends zijn weergegeven voor:
-alle soorten;
-alleen de soorten die op de Rode Lijst staan;
-alleen die soorten die op de Rode Lijst als bedreigd en sterk bedreigd zijn aangeduid.
Verantwoordelijk instituut
PBL op basis van gegevens uit van NEM/CBS, Auteur: Arjen van Hinsberg
Berekeningswijze
Gemiddelde van de jaarlijkse mate van voorkomen van alle diersoorten waarvoor een landelijke trend berekend is (zie dossier). De trend in mate van voorkomen is berekend volgens de procedure van de Soortgroep Trend Index (STI), waarbij het voorkomen in 1997 op 100 is gesteld. Vanaf dit jaar zijn voor de meeste soorten trends bekend.
Basistabel
Landelijke veranderingen in mate van voorkomen uit het NEM
Geografisch verdeling
Geheel Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Opmerking
Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.
Archief van deze indicator
- Rode Lijst Indicator, 1995-2022 (actuele versie , 17 mei 2023 )
- Rode Lijst Indicator, 1995-2021 (v15 , 22 jun 2022 )
- Rode Lijst Indicator, 1995-2020 (v14 , 13 jun 2021 )
- Rode Lijst Indicator, 1995-2019 (v13 , 01 mei 2020 )
- Rode Lijst Indicator, 1995-2018 (v12 , 16 mei 2019 )
- Rode Lijst Indicator, 1995-2017 (v11 , 15 mei 2018 )
- Rode Lijst Indicator, 1995-2016 (v10 , 31 mei 2017 )
- Rode Lijst Indicator, 1995-2015 (v09 , 29 jun 2016 )
- Rode Lijst Indicator, 1995-2014 (v08 , 02 sep 2015 )
- Rode Lijst Indicator, 1995-2013 (v07 , 02 sep 2014 )
- Bedreigde en niet-bedreigde soorten, 1997- 2012 (v06 , 08 jan 2014 )
- Bedreigde en niet-bedreigde soorten, 1997- 2011 (v05 , 18 jun 2013 )
- Ontwikkeling soorten, 1997- 2010 (v04 , 20 sep 2012 )
- Ontwikkeling soorten, 1997- 2010 (v03 , 24 mei 2012 )
- Ontwikkeling Rode Lijst-soorten, 1997 - 2008 (v02 , 17 dec 2010 )
- Ontwikkeling diersoorten, 1997- 2007 (v01 , 29 sep 2009 )
Referentie van deze webpagina
CBS, PBL, RIVM, WUR (2012). Ontwikkeling soorten, 1997- 2010 (indicator 1521, versie 04 , 20 september 2012 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.