Concurrentiepositie Nederlandse regio's en sectoren, 2010

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Elke sector in een regio heeft andere concurrenten en verhoudt zich qua vestigingsklimaat anders ten opzichte van deze concurrenten. Sommige factoren komen ook steeds weer terug wanneer het gaat om een goede internationale concurrentiepositie. Vooral agglomeratiekracht, massa en dichtheid van stedelijke gebieden, blijkt een sterk kenmerk van de meest competitieve regio's. Hetzelfde geldt voor een goede connectiviteit door de lucht en over de weg. Met andere woorden: de belangrijkste concurrenten van Nederlandse bedrijven zijn vooral gevestigd in grote regio's met een hoge dichtheid, met een goede internationale connectiviteit en goede nationale bereikbaarheid.

Concurrentiebenchmark

Voor het voeren van een effectief beleid voor de concurrentiepositie is het belangrijk te monitoren hoe de Nederlandse regio's internationaal presteren, vooral op agglomeratiekracht en netwerkpositie. Het PBL heeft per sector de concurrentiepositie van de Nederlandse regio's onderzocht en het vestigingsklimaat van deze regio's op 30 indicatoren, gebenchmarkt ten opzichte van 256 Europese regio's (Raspe et al. 2012). Er is bij deze vergelijking gekeken naar die Europese regio's waarmee de Nederlandse daadwerkelijk in concurrentie zijn, in de zin van een sterke marktoverlap bij export en aantrekken van buitenlandse bedrijven. Vanwege de Europese databeschikbaarheid is hier uitgegaan van het NUTS-2-niveau. Binnen Nederland zijn dat provincies. Waar van regio's wordt gesproken betreft het dus voor Nederland steeds provincies. De topsectoren uit de Bedrijfslevennota (EL&I 2011) staan hierbij centraal.

Het regionale schaalniveau blijkt belangrijk te zijn om belangrijke verschillen te duiden binnen landen als het gaat om internationale concurrentiekracht (Raspe et al. 2012, Thissen et al. 2011, Weterings et al. 2012). 70% van de 'verklaring' van het ruimtelijke spreidingspatroon van buitenlandse bedrijven in Europa kan worden toegedicht aan karakteristieken van dit schaalniveau, en 30% aan landenkarakteristieken (Weterings et al. 2012). Vaak wordt geopperd dat 'de Randstad als geheel' zich wel zou kunnen meten met de regio's met de grootste agglomeratiekracht. Voor de hele Randstad is de dichtheid echter niet hoger dan die van de afzonderlijke stadsgewesten, en juist dichtheid is belangrijk voor agglomeratievoordelen (Glaeser 2011). En ook de Randstad heeft nog steeds een gebrek aan massa ten opzichte van de belangrijkste concurrenten (PBL 2010). Maar belangrijker is dat de Randstad niet als één geheel functioneert (Ritsema van Eck et al. 2006). In Nederland zijn vooral stadsgewesten een belangrijke economische entiteit.

Belangrijkste conclusie benchmark

Een van de belangrijkste conclusies is dat elke sector in een regio andere concurrenten heeft en zich qua vestigingsklimaat anders ten opzichte van deze concurrenten verhoudt. Maar sommige factoren komen ook steeds weer terug wanneer het gaat om een goede internationale concurrentiepositie. Vooral agglomeratiekracht, massa en dichtheid van stedelijke gebieden, blijkt een sterk kenmerk van de meest competitieve regio's. Hetzelfde geldt voor een goede connectiviteit door de lucht en over de weg. Met andere woorden: de belangrijkste concurrenten van Nederlandse bedrijven zijn vooral gevestigd in grote regio's met een hoge dichtheid, met een goede internationale connectiviteit en goede nationale bereikbaarheid.
Wanneer de agglomeratiekracht van de Nederlandse regio's wordt vergeleken met die van hun belangrijkste internationale concurrenten valt op dat de agglomeratiekracht kleiner is. Nederlandse bedrijven missen daarmee een concurrentievoordeel ten opzichte van hun belangrijkste concurrenten elders. Het bundelingsbeleid van verstedelijking heeft een licht positief effect gehad op agglomeratievorming (PBL 2012).
Dat maakt de connectiviteit en de fysieke leefomgevingskwaliteit eens te meer van belang. De connectiviteit tussen de Nederlandse stedelijke regio's, zeker op het niveau van de 'vleugels' van de Randstad, kan bijdragen aan compenseren van het gebrek aan agglomeratiekracht. Raspe et al. (2012) noemen dat de 'borrowed size'-strategie. Daarnaast is een goede fysieke leefomgevingskwaliteit een extra factor voor een excellent internationaal vestigingsklimaat (Weterings et al. 2011).

Voorbeeld: hightech industrie in Noord-Brabant, de brainport van Nederland


Om te bepalen hoe het vestigingsklimaat van een bepaalde sector in een bepaalde regio (NL: provincie) zich verhoudt ten opzichte van de belangrijkste Europese concurrenten zijn de volgende stappen genomen. Eerst is op basis van marktoverlap per sector per regio bepaald waar de belangrijkste concurrenten zich bevinden . Vervolgens is afgeleid wat de belangrijkste karakteristieken zijn van het vestigingsklimaat van deze concurrenten. Tenslotte is de score op deze karakteristieken van de sector in een regio afgezet tegen die van de belangrijkste concurrenten.
Bovenstaande figuren tonen als voorbeeld de benchmarks voor het aantrekken van buitenlandse hightech bedrijven (links) en voor het exporteren van hightech producten (rechts), voor Noord-Brabant. De benchmarks laten de 10 belangrijkste karakteristieken zien (in volgorde van toenemende belangrijkheid). De groene stippellijn is de gewogen gemiddelde score van de concurrenten.
Voor Noord-Brabant valt op dat de twee kanten van internationale concurrentie sterk verweven zijn: regio's die veel buitenlandse hightech bedrijven aantrekken hebben ook een sterke exportkracht in de hightech, en regio's met een sterke exportpositie hebben veel buitenlandse bedrijven. Daarnaast zijn de aanwezigheid van een topuniversiteit, de agglomeratiefactoren 'massa & dichtheid', een sterke kennisinfrastructuur (patenten en private R&D investeringen), en een goede connectiviteit door de lucht en over de weg belangrijke karakteristieken. Tot slot is clustering voor hightech bedrijven belangrijk. Het gaat hier om de keten van toeleverende bedrijven die samen een hightech product maken, waarbij deze keten dus vaak in de eigen regio aanwezig is.

Voor Noord-Brabant luidt de conclusie dat ten opzichte van de belangrijkste concurrenten:
  • de kennisfactoren (topuniversiteit, patenten, onderzoek en ontwikkeling door bedrijven) relatief sterk ontwikkeld zijn;
  • de agglomeratiekracht (massa en dichtheid) relatief zwak is. Noord-Brabant concurreert met grote regio's met een hoge dichtheid zoals Milaan en Parijs. Die agglomeratiekracht ontbreekt in Noord-Brabant;
  • de connectiviteit over de weg is relatief goed, maar door de lucht relatief zwak (hightech regio's hebben baat bij een topluchthaven en Noord-Brabant ligt relatief ver van Schiphol af);
  • tot slot laten de figuren zien dat het hightech cluster in Noord-Brabant relatief klein is. Concurrerende hightech regio's hebben meer bedrijven in de productieketen in de eigen regio.

Beleidsdoelstellingen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Deze indicator verwijst naar de volgende doelen en nationale belangen:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland (concurrerend)
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat (bereikbaar)
  • Nationaal Belang 1: Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationaal bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren

Bronnen

  • Ministerie van Infrastructuur en Milieu (2012),Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
  • EL&I (2011), Bedrijfslevennota, Den Haag: Ministerie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
  • Glaeser, E.L. (2011), Triumph of the city: How our greatest invention makes US richer, smarter, greener, healthier and happier, New York: Penguin.
  • PBL (2010), Balans van de Leefomgeving 2010, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
  • PBL (2012), Balans van de Leefomgeving 2012, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
  • Raspe, O., A. Weterings & M. Thissen (2012), De internationale concurrentiepositie van de topsectoren, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
  • Ritsema van Eck, J., F. van Oort, O. Raspe, J. van Brussel & F. Daalhuizen (2006), Vele steden maken nog geen Randstad, Den Haag: Ruimtelijk Planbureau.
  • Weterings, A., O. Raspe & M. van den Berge (2011), The European landscape of Foreign Direct Investments, and the attractiveness of the Dutch regions, The Hague: PBL Netherlands Environmental Assessment Agency.
  • Relevante Informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Concurrentiepositie Nederlandse regio's en sectoren
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Achtergrondliteratuur
Raspe, O., A. Weterings & M. Thissen (2012), De internationale concurrentiepositie van de topsectoren, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
03
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Concurrentiepositie Nederlandse regio's en sectoren, 2010 (indicator 2132, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.