Afval

Afvalverbrandingsinstallaties, aantal en capaciteit, 1970-2005

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Er zijn weer initiatieven voor het uitbreiden van de capaciteit van afvalverbrandingsinstallaties. Er treedt een lichte toename op van de hoeveelheid verbrand afval.

  Aantal Capaciteit Verbrand 1) Resten w.v.        
          bodemas2) vliegas ferro- non-ferro rookgas-
              schroot   reinigings
                  residu
                   
  absoluut miljoen kg            
                   
1970 6 . 325 65 . . . . .
1980 11 . 2 270 710 595 42 70 0 0
1990 13 . 2 845 795 635 95 65 0 1
1995 8 3 350 2 885 770 640 56 52 2 23
                   
1996 10 4 610 3 600 960 790 53 82 2 32
1997 11 5 000 4 500 1 175 960 69 98 3 47
1998 11 5 000 4 650 1 185 950 89 105 4 38
1999 11 5 000 4 820 1 220 970 91 116 5 37
2000 11 5 500 4 900 1 256 1 009 84 114 6 43
                   
2001 11 5 500 4 800 1 437 1 191 78 121 8 39
2002 11 5 350 5 006 1 024 776 82 117 8 41
2003 11 5 350 5 023 1 062 820 82 113 9 38
2004 11 5 530 5 230 1 725 1 464 83 126 12 40
2005 11 5 760 5 500 961 690 83 129 15 44
                   
Bron: WAR. CBS/MNC/nov06/0394
1) Inclusief het in de AVI's mee verbrand gevaarlijk afval en exclusief de installatie voor specifiek gevaarlijk afval.
2) Vanaf 1995 bewerkte bodemas.

Capaciteit afvalverbrandingsinstallaties neemt weer toe

De capaciteit voor het verbranden van afvalstoffen neemt toe. In 2005 is bij de één van de verbrandingsinstallaties een extra verbrandingslijn in gebruik genomen. Daarnaast verhogen een aantal installaties hun capaciteit door het wijzigen van de bedrijfsvoering (via het verlagen van de energetische inhoud van het afval).

Afzet reststoffen afvalverbrandingsinstallaties

Tot en met 2003 daalde de resterende hoeveelheid reststoffen na verbranding tot minder dan 25% van de verbrande hoeveelheid. De afname in die laatste jaren was het gevolg van een stagnerende hergebruiksmogelijkheden van met name bodemassen. Deze bodemassen werden toen opgeslagen in afwachting van grootschalige hergebruiksmogelijkheden. In 2004 was er vanuit een groot aantal grootschalige projecten veel vraag naar AVI-reststoffen. De in 2004 toegepaste hoeveelheid reststoffen betreft voor een groot deel de in de jaren ervoor ontstane voorraad. In 2005 waren er minder projecten beschikbaar, met als gevolg dat de voorraden weer zijn toegenomen.

Beleid

Als gevolg van het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) is het moratorium op de uitbreiding van de capaciteit voor 'verbranding van afvalstoffen als vorm van verwijderen' (AVI's) per 1 juli 2004 opgeheven. Als gevolg hiervan zijn al diverse initiatieven genomen tot het uitbreiden van de verbrandingscapaciteit en zijn de eerste uitbreidingen al in gebruik genomen.

Referenties

  • WAR (2006). Afvalverwerking in Nederland, gegevens 2005 Werkgroep Afvalregistratie, Utrecht.

Relevante informatie

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2006). Afvalverbrandingsinstallaties, aantal en capaciteit, 1970-2005 (indicator 0394, versie 06 , 13 december 2006 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.

Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR.