Invoer en uitvoer van afvalstoffen, 1998-2010

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De uitvoer van afval is na 2004 met circa een kwart gedaald van 4,2 miljard kg in 2004 naar gemiddeld 3,1 miljard kg in de jaren erna. De invoer van afval laat in 2006 en 2007 een sterke stijging zien. Van zowel het ingevoerd als uitgevoerd afval wordt het grootste deel nuttig toegepast.

Invoer van afval

De invoer van afvalstoffen was tussen 1998 en 2005 redelijk stabiel met gemiddeld 470 miljoen kg per jaar. Daarna verdubbelde de hoeveelheid ingevoerd afval tot ruim één miljard kg per jaar in de periode vanaf 2007. De laatste jaren zijn vooral meer grond, zand en stenen ingevoerd. In 2009 bestond 29 procent van de invoer uit deze afvalstoffen. Van het buitenlands afval wordt in Nederland 90 procent nuttig toegepast.

Uitvoer van afval

Rond de eeuwwisseling verachtvoudigde de uitvoer van afval ruimschoots van 0,5 miljard kg in 1998 naar 4,2 miljard kg in 2004. De jaarlijkse hoeveelheid afval die in 2005 en de jaren erna wordt uitgevoerd ligt met gemiddeld 3,1 miljard kg ongeveer een kwart lager. De daling die in 2005 optreedt is een gevolg van het stortverbod dat in dat jaar in Duitsland van kracht wordt. Door dit stortverbod is de uitvoer van vooral restfracties uit mechanische afvalscheiding naar Duitsland sterk afgenomen: in 2004 bestond nog eenderde van de totale uitvoer uit dit afval terwijl dit in 2009 nog maar 15 procent was.
De belangrijkste stromen binnen het afval dat in 2010 werd uitgevoerd zijn: houtafval (23 procent), gemengd stedelijk afval (8 procent) en overig brandbaar afval (Refuse Derived Fuel). Het grootste deel van het uitgevoerde afval (80 à 90 procent) is bestemd voor nuttige toepassing.

Beleid

De in-, door- en uitvoer van afval in Nederland wordt sinds 1994 geregeld door de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) (EG 1013/2006). Uitgangspunt van de EVOA is dat het afval zoveel mogelijk in het eigen land verwerkt moet worden.
Afval mag doorgaans alleen worden uitgevoerd indien het bestemd is voor nuttige toepassing of voor nascheiding waarbij minimaal 50 procent van het afval nuttig toegepast wordt.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Invoer en uitvoer van afvalstoffen
Omschrijving
Ontwikkeling van de totale hoeveelheid ingevoerd, respectievelijk uitgevoerd afval, verdeeld naar wijze van verwerking (nuttige toepassing, verwijderen). De gegevens hebben uitsluitend betrekking op afvalstoffen die met kennisgeving in het kader van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) (EG 1013/2006) zijn in- of uitgevoerd. Afvalstoffen die op de zogenaamde groene lijst (bijlage II van de verordening) vermeld staan mogen zonder kennisgeving binnen de OESO landen in- of uitgevoerd worden en zijn daarom dus niet in de cijfers inbegrepen. Voorbeelden van afvalstoffen die op de groene lijst staan zijn papier en karton, textiel, kunststoffen en metalen.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van gegevens van Agentschap NL
Berekeningswijze
Berekening op basis van een registratie van de kennisgevingsformulieren in het kader van de EVOA door Agentschap NL, Uitvoering Afvalbeheer (tot 2005 gebeurde dit door het Internationaal Meldpunt Afvalstoffen).
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Detailgegevens over de in- en uitvoer van circa 25 verschillende afvalstromen
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Nederlands afval in cijfers, gegevens 2000-2008 (Agentschap NL, 2011)
Betrouwbaarheidscodering
A (integrale registratie)

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
10
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Invoer en uitvoer van afvalstoffen, 1998-2010 (indicator 0520, versie 05,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.