Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie per regio, 1990-2011
In 2011 is de wereldwijde uitstoot van koolstofdioxide (CO2) ten opzichte van 2010 met 3% toegenomen tot een recordhoogte van 34 miljard ton. In China nam de gemiddelde CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking met 9 procent toe tot 7,2 ton CO2/inwoner. Die uitstoot is van dezelfde orde van grootte als die in geïndustrialiseerde landen. In de Europese Unie was de CO2-emissie per inwoner in 2011 gelijk aan 7,5 ton. De Verenigde Staten had in 2011 met 17,3 ton per inwoner nog steeds één van de hoogste waarden.
Totale wereldwijde uitstoot van CO2 op recordhoogte in 2011
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie hebben becijferd dat in 2011 de wereldwijde uitstoot van koolstofdioxide (CO2), het belangrijkste broeikasgas, ten opzichte van 2010 met 3% is toegenomen tot een recordhoogte van 34 miljard ton, zie het tweede tabblad boven de figuur. De mondiale uitstoot steeg de laatste 10 jaar met gemiddeld 2,7% per jaar. In 2008 was er sprake van een daling, er was een scherpe stijging van 5% in 2010 (Olivier et al., 2012).
Top 5 landen met grootste uitstoot in 2011: VS en EU dalen, China, India en Rusland stijgen
De top-5 CO2-uitstoters zijn China (29%), de Verenigde Staten (16%), de Europese Unie (EU) (11%), India (6%), en de Russische Federatie (5%) (zie vierde tabblad boven de figuur voor de CO2-uitstoot per land). Het feit dat mondiale emissies ook in 2011 nog steeds een positieve trend vertonen lijkt op het eerste gezicht opmerkelijk, gezien het feit dat in veel OESO-landen de uitstoot van CO2 in 2011 juist daalde - in de EU met 3%, in de VS met 2% en in Japan met 2%. Die daling was vooral het gevolg van moeilijke economische omstandigheden, warme winters in verschillende landen en hoge olieprijzen. Vooral de zeer zachte winter in Noordwest Europa zorgde voor een recordafname van het Europese gasgebruik in 2011 van 11%. In Europa is de CO2-uitstoot van de bedrijven die meedoen aan het Europese Emissiehandel Systeem (EU-ETS) in 2011 met 2% afgenomen, na een eerdere toename van 3% in 2010 als gevolg van het herstel van de industriële output. In 2009 was er een uitzonderlijk grote afname van de CO2-uitstoot van 11,8%. Het aandeel van de OESO-landen in de totale mondiale emissies is nu nog maar een derde. Dat aandeel is gelijk aan dat van China en India samen. De CO2-uitstoot in 2011 groeide in deze landen met respectievelijk 9% en 6%. Dit heeft de doorslag gegeven in de stijging van het mondiale totaal.
Uitstoot CO2 in China en India
Sinds 2002 is de economische groei van China toegenomen van 4% tot 11% per jaar. De CO2-uitstoot is ten opzichte van 2002 met 150% toegenomen. In India was de toename in die periode 75%.
In 2011 is de uitstoot van China ten opzichte van 2010 met 9% toegenomen tot 9,7 miljard ton. De stijging van de uitstoot in China werd vooral veroorzaakt door de voortdurende hoge economische groei, met bijbehorende stijging in het gebruik van fossiele brandstoffen. Deze groei in brandstofgebruik kwam vooral door de groei in constructiewerkzaamheden en uitbreiding van de infrastructuur, zoals blijkt uit de groei in de productie van cement en staal. Het gebruik van kolen groeide in China in 2011 met 9,7% en de import van kolen met 10%; hiermee haalde China in 2011 Japan in als de grootste importeur van kolen ter wereld.
In India, waar de binnenlandse consumptie driekwart van het bruto binnenlands product bedraagt, had de CO2-uitstoot ook weinig relatie met de recessie en is de uitstoot in 2011 met 6% toegenomen tot 2,0 miljard ton. India is het vierde land qua CO2-uitstoot, vóór Rusland en na de EU-27.
Overige ontwikkelingslanden
In het totaal is de uitstoot van de overige ontwikkelingslanden met 2% toegenomen in 2011, na een toename van 7% in 2010 toen de economie sterk verbeterde na de recessie van 2009. Van de grotere landen had Saoedi Arabië in 2011 een toename van de CO2-uitstoot van 7% en Brazilië en Zuid Korea van 3%.
De hier gepresenteerde voorlopige emissiecijfers zijn exclusief de CO2-emissies door bos- en veenbranden en door de afbraak van onverbrande biomassa en van veenlagen. Die emissies vinden vooral plaats in de ontwikkelingslanden. Als die worden meegeteld dan verhogen ze het mondiale CO2-emissietotaal dat wij hier beschouwen met 20%, hoewel de uitstoot jaarlijks sterk kan fluctueren en ook een hoge mate van onzekerheid kent.
Van de grote landen heeft Australië de hoogste CO2-uitstoot per persoon
Omdat de bevolkingsomvang en het niveau van economische ontwikkeling sterk verschilt tussen landen, laat de CO2-emissie per persoon een heel andere volgorde zien dan de uitstoot per land (zie derde tabblad boven de figuur).
Australië staat dan op de eerste plaats en de Verenigde Staten op de tweede plaats in de top-25 van landen met de hoogste uitstoot in 2011 . Sinds 1990 nam de CO2-uitstoot per persoon in de EU-27 af van 9,2 naar 7,5 ton CO2 per persoon en in de Verenigde Staten van 19,7 naar 17,3 ton CO2 per persoon. Opvallend is de scherpe daling na 2007 in de VS. Deze is voornamelijk veroorzaakt door de recessie in 2008-2009, hoge olieprijzen en een groeiend aandeel van gas in de fossiele brandstofmix.
Ontwikkeling CO2 per inwoner van China
In China nam de CO2-uitstoot tussen 1990 en 2011 toe van 2,2 naar 7,2 ton CO2 per persoon. Door de snelle economische ontwikkeling is de gemiddelde CO2-uitstoot per persoon in China nu op eenzelfde niveau als het gemiddelde in de Europese Unie in 2011 (7,5 ton). De emissies per inwoner in China, het land met de meeste inwoners ter wereld, zijn nu vergelijkbaar met het niveau in de grote geïndustrialiseerde landen (tussen de 6 en 19 ton per hoofd van de bevolking. Hoewel de uitstoot per persoon in India sinds 1990 verdubbeld is, is die met 1,5 ton/persoon nog veel minder dan in de industrielanden.
Deze veranderingen weerspiegelen de grote economische ontwikkeling van China, de structurele veranderingen in de nationale en mondiale economie en de impact van klimaat- en energiebeleid.
Cumulatieve CO2 emissies overstijgen mogelijk twee graden doelstelling
Naar schatting is sinds 2000 cumulatief zo'n 420 miljard ton CO2 uitgestoten door menselijk handelen (inclusief ontbossing). Om de gemiddelde mondiale temperatuurstijging te beperken tot 2° C boven pre-industrieel niveau mogen de cumulatieve emissies tussen 2000-2050 niet uitstijgen boven 1000-1500 miljard ton CO2 (Meinshausen et al., 2009). In de wetenschappelijke literatuur wordt veelal aangehouden dat beperking van de gemiddelde mondiale temperatuurstijging tot 2° C boven pre-industrieel niveau - de doelstelling die internationaal is overeengekomen in VN klimaatonderhandelingen - mogelijk is mits de cumulatieve CO2-uitstoot tussen 2000-2050 niet uitstijgt boven 1000-1500 miljard ton CO2. Als de huidige mondiale stijging in CO2 -emissies doorgaat, overstijgen de cumulatieve emissies dit totaal binnen twee decennia.
Aanbod hernieuwbare energie breidt in versneld tempo uit
Het aandeel 'nieuwe' hernieuwbare energiebronnen (exclusief waterkracht), zoals windenergie, zonne-energie en biobrandstoffen groeit in versneld tempo. Het aandeel deed er twaalf jaar over (1992-2004) om te verdubbelen van 0,5 tot 1%. Het duurde vervolgens slechts 6 jaar om te komen tot een aandeel van 2,1% in 2011. Dit is het equivalent van circa 0,8 miljard ton in mogelijk vermeden CO2-emissies door fossiele brandstoffen en wegtransport en is te vergelijken met de huidige CO2-emissies van Duitsland. Ondanks de sterke groei is dit aandeel nog beperkt. Inclusief waterkracht is de het aandeel van hernieuwbare energie in de mondiale energievoorziening 8,5%.
Referenties
- BP (2012), BP Statistical Review of World Energy June 2012.
- JRC/PBL (2011), Emission Database for Global Atmospheric Research (EDGAR), release version 4.2. European Commission, Joint Research Centre (JRC)/Netherlands Environmental Assessment Agency (PBL).
- Meinshausen M, Meinshausen N, Hare W, Raper SCB, Frieler K, Knutti R, Frame DJ and Allen MR. (2009). Greenhouse-gas emission targets for limiting global warming to 2 °C, Nature, 458, 1158-1162, doi:10.1038/ nature08017
- Olivier, J.G.J., G. Maenhout-Janssen, J.A.H.W. Peters, (2012), Trend in global CO2 emissions; 2012 report. PBL Bilthoven. Rapportnummer 500114022
Relevante informatie
- Mondiale koolstofdioxide-emissie per sector
- Mondiale broeikasgasemissies
- Emissie broeikasgassen in Europa, 1990 - 2018
- Emissies broeikasgassen, 1990-2021
- Inleiding tot het broeikaseffect
- Klimaatverandering: beleid ter vermindering van broeikasgasemissies
- Concentratie broeikasgassen, 1950-2018
- Versterkte Broeikaswerking, 1950-2018
- Een uitgebreide referentiedatabase EDGAR met wereldwijde emissies van broeikasgassen per land voor de periode 1970-2008 is te vinden op de website van het Joint Research Centre (JRC).
- Uitgebreide internationale statistieken met mondiale energieproductie en sectoraal energiegebruik per land en CO2-emissies van verbranding van fossiele brandstoffen voor de periode 1960/1971-2010 zijn te vinden op de website van het Internationaal Energie Agentschap in Parijs.
- Beknopte maar actuele internationale statistieken met mondiaal energieproductie en gebruik per land en per energiedrager voor de periode 1965/70/80 tot en met 2011 is te vinden in de BP Statistical Review of World Energy, die ook op internet beschikbaar is (als PDF- en Excel-files)
- Informatie over de officieel door landen gerapporteerde broeikasgasemissies is te vinden op de website van het VN-Klimaatsecretariaat.
- Informatie over de toekomstige mondiale ontwikkelingen zijn te vinden in de Global Environmental Outlook 5, waaraan het PBL ook heeft meegewerkt.
Technische toelichting
Naam van het gegeven
Mondiale CO2-emissies van fossiel energiegebruik per regio
Omschrijving
De CO2-emissiecijfers omvatten naast de emissies door gebruik van fossiele brandstoffen ook de emissies door cementproductie en andere toepassingen waarbij kalksteen of dolomiet gebruikt wordt, van niet-energetisch gebruik van brandstoffen in de ijzer- en staalproductie en in de basischemie (bijv. ammoniakproductie) en de emissies door afblazen en affakkelen van ongebruikt gas dat vrijkomt bij de olie- en gaswinning. Mondiaal gezien dragen de laatste activiteiten ongeveer 10% bij aan de totale CO2-emissies (exclusief bosbranden). De zeer geringe CO2-emissies van ondergrondse kolenbranden in China en elders zijn ook meegenomen.
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving, Auteur: J.G.J. Olivier
Berekeningswijze
De CO2-emissiecijfers voor 2009 tot en met 2011 zijn gebaseerd op voorlopige schattingen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie, waarbij gebruikt gemaakt is van energiestatistieken van het Internationaal Energie Agentschap voor 2008 en 2009(IEA, 2011) de recent door de oliemaatschappij BP gepubliceerde energiestatistieken die lopen tot en met 2011 (BP, 2012). Voor andere bronnen zijn de CO2-emissiecijfers gebaseerd op cijfers voor productie van cement, kalk en ammoniak tot en met 2010 van US Geological Survey (USGS, 2012), met uitzondering van cementproductie voor China in 2010 waarvoor nationale statistieken gebruikt zijn. Daarnaast is gebruik gemaakt van recente statistieken voor staalproductie (WSA, 2012) en voor affakkelen en afblazen van gas (NOAA/NCDC, 2011) In de berekeningen zijn de nieuwe standaard IPCC-emissiefactoren voor CO2 gebruikt (IPCC, 2006).De CO2-emissies voor de periode 1970 tot en met 2008 zijn gebaseerd op cijfers uit de EDGAR 4.2 studie van het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie en het PBL, waarbij ondermeer gebruik is gemaakt van de statistieken voor energiegebruik van het Internationaal Energie Agentschap (IEA, 2010) en de nieuwste richtlijnen voor de methoden voor berekening van de uitstoot van broeikasgassen en de nieuwe standaard emissiefactoren uit 2006 (IPCC, 2006). CO2-emissies van ontbossing/landgebruik zijn niet meegenomen. Dit betreft bos- en veenbranden, biologische afbraak van overblijvende biomassaresten na verbranding en biologische afbraak van veen in deels gedraineerde veengronden. Voor de trend in alle CO2-emissies, inclusief bronnen als cementproductie, bosbranden en ontbossing, veenbranden en biologische afbraak van biomassaresten, zie: Mondiale emissie koolstofdioxide per sector, 1970-2004 De emissies van alle bronnen van broeikasgassen, inclusief methaan, lachgas en fluorhoudende gassen, wordt toegelicht in: Mondiale broeikasgasemissies, 1970-2004
Andere variabelen
CO2 per eenheid van bruto binnenlands product
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks in juni/juli
Achtergrondliteratuur
J.G.J. Olivier, G. Janssens-Maenhout en J.A.H.W. Peters (2012). Trend in global CO2 emissions; 2012 report. PBL publicatienummer 500114022. PBL Netherlands Environmental Assessment Agency (PBL), Bilthoven, Juli 2012.
Opmerking
Annex I-landen in het VN-Klimaatverdrag: landen met een jaarlijkse rapportageverplichting van hun emissies, ook wel de geïndustrialiseerde landen of meer ontwikkelde landen genoemd, bestaande uit: landen in 1990 horend tot de OESO, deze worden ook wel "Annex-II-landen" genoemd (blauwtinten in de figuur); Economieën In Transitie: Oost-Europese landen en landen van de voormalige Sovjet-Unie (groentinten in de figuur). Annex B-landen in het Kyoto Protocol: landen met een bindende limiet van hun emissies in de periode 2008-2012. Dit zijn dezelfde landen als de Annex I-groep, behalve Turkije, Kazachstan en Wit-Rusland, die geen emissielimiet hebben. Daarnaast hebben de VS besloten het Protocol niet te ratificeren. De 'niet-Annex I-landen' zijn dus de overige landen, ook wel ontwikkelingslanden genoemd (roodtinten in de figuur). Deze hebben alleen een meer algemene periodieke rapportageverplichting over hun gevoerde klimaatbeleid (ongeveer eens per 4 jaar).Internationaal transport (bruin in de figuur) is de totale uitstoot van internationale luchtvaart en scheepvaart, die niet tot een landtotaal wordt gerekend.
Betrouwbaarheid
De onzekerheid in de emissies van de meeste bronnen van verbranding van fossiele energie wordt geschat op gemiddeld circa 5%. Voor de geïndustrialiseerde landen die deel uitmaken van Annex I van het Kyoto Protocol, zijn de totale CO2-emissies per land in EDGAR 4.2 in het algemeen binnen 3% van de officieel door de landen zelf gerapporteerde emissies, met uitzondering van enkele Economieën in Transitie zoals Rusland. De emissies van de meeste ontwikkelingslanden waaronder China worden als minder zeker geschat, circa 10% onzekerheid. De onzekerheid in de emissietrends is meestal echter minder groot. Een uitzondering is internationale scheepvaart en luchtvaart, waarvan de emissies een veel grotere onzekerheid hebben, omdat in nationale energiestatistieken soms verschillende definities voor zogenaamde 'marine bunkers' en internationale luchtvaart worden gebruikt. De BP-raming voor recente jaren lijkt redelijk betrouwbaar. Op basis van eerdere BP-cijfers werd de toename voor 2005 op 3,3% geschat. Met de later verschenen IEA-cijfers voor 2005 was dit 3,2%. Voor 2004 was het verschil ook slechts 0,1%. Per land kunnen de onzekerheden groter zijn, vooral bij landen met een groot aandeel in de internationale scheepvaart (zogenoemde bunkerbrandstof) en met een groot aandeel in brandstofgebruik voor non-energetische doeleinden. Daarnaast zijn energiecijfers voor snel veranderende landen als China minder nauwkeurig dan die van de traditionele industrielanden in de OESO. Recente analyses van het gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie suggereren dat de onzekerheid in de CO2-emissies voor China mogelijk 15 to 20% kan zijn (Gregg et al., 2008) en Guan et al. (2012) wijst op de discrepantie tussen nationale en provinciale energiestatistieken, waarbij gebruikt van de laatste een 1,4 miljard ton hoger CO2-uitstoot oplevert dan wanneer de nationale statistieken gebruikt worden. De schatting voor China van Gregg et al. is echter gebaseerd op de energiestatistieken voor de overgangsperiode eind jaren '90, die in 2006 en 2010 door het Chinese Bureau voor Statistiek herzien zijn (Tu, 2011), en zou dus wellicht niet op de meer recente statistieken van toepassing kunnen zijn. Guan et al. vergelijken onder andere de CO2 schatting van EDGAR 4.1 voor 2007 en 2008 met zijn CO2-schattingen voor China gebaseerd op de lagere nationale en hogere provinciale energiegebruiksstatistieken. Daaruit blijken de EDGAR schattingen, die gebaseerd zijn op IEA-statistieken, dicht bij de hogere CO2-schattingen gebaseerd op de provinciale statistieken te liggen.Mede gebaseerd op de revisies van emissieschattingen van de IEA schat het PBL de onzekerheid in de voorlopige emissieschattingen voor China op circa 10%.
Archief van deze indicator
- Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie per regio (actuele versie , 01 apr 2021 )
- Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie per regio, 1990-2012 (v08 , 31 okt 2013 )
- Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie per regio, 1990-2011 (v07 , 18 jul 2012 )
- Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie per regio, 1990-2010 (v06 , 27 jul 2011 )
- Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie per regio, 1990-2009 (v05 , 01 jul 2010 )
- Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie per regio, 1990-2008 (v04 , 25 jun 2009 )
- Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie per regio, 1990-2007 (v03 , 13 jun 2008 )
- Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen per regio, 1990-2006 (v02 , 14 jun 2007 )
- Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen per regio, 1990-2004 (v01 , 08 jun 2007 )
Referentie van deze webpagina
CBS, PBL, RIVM, WUR (2012). Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie per regio, 1990-2011 (indicator 0533, versie 07 , 18 juli 2012 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.