Recreatie in groenblauwe gebieden, 2006-2021

Het bezoek aan natuurgebieden is in de periode 2017-2021 toegenomen. Ook over een langere termijn (2006-2021) is sprake van een toename van het bezoek aan natuurgebieden en stadsgroen. Natuurgebieden, bos en agrarisch gebied zijn bij recreanten geliefd voor vooral wandelen en fietsen.

Bezoek aan natuurgebieden en stadsgroen neemt toe

Burgers brengen in hun vrije tijd regelmatig een bezoek aan stadsgroen, platteland en natuurgebieden. Tussen 2017 en 2021 is het bezoek aan natuurgebieden toegenomen; meer Nederlanders gaven aan regelmatig tot zeer vaak natuurgebieden te bezoeken (van 59 naar 64%). In dezelfde periode is het bezoek aan stadsgroen en platteland gedaald. Over een langere termijn (2006-2021) is sprake van een toename van het bezoek aan natuurgebieden en stadsgroen. In 2006 bezocht 54% van de burgers regelmatig tot (zeer) vaak een natuurgebied en in 2021 was dit gestegen naar 64%. Voor stadsgroen was dit respectievelijk 36% in 2006 en 50% in 2021. Het bezoek aan het platteland loopt sinds 2013 iets terug.

Natuurgebieden in 2021 het meest bezocht

In 2021 kwam 64% van de burgers regelmatig tot (zeer) vaak in natuurgebieden. Voor stadsgroen was dit 50% en voor het platteland 49%. Ongeveer een kwart van de Nederlanders kwam in 2021 (bijna) nooit in stadgroen of op het platteland en 11% (bijna) nooit in natuurgebieden. Platteland en natuurgebieden werden vaker bezocht door mensen die minder stedelijk wonen. Stedelingen en jongeren bezochten vaker stadsgroen.

Wandelen en fietsen populair in groene gebieden

Groene gebieden voorzien in een grote en diverse behoefte van zowel mensen die rust zoeken als mensen die actief bezig willen zijn. In 2018 waren wandelen (38%) en fietsen (22%) veruit de meest ondernomen activiteiten. Beide activiteiten werden vaak in een groene omgeving verricht. Wandelsport en recreëren (respectievelijk 12 en 11%) volgden op afstand. Watersport, hardlopen en wielrennen/mountainbiken maakten elk tussen de 4 en 6% uit van het totaal aan activiteiten. Voor paardensport en schaatsen/skaten/skeeleren was dit minder dan 2%.

Wandelen in het bos, fietsen in het agrarisch gebied

Het bos was in 2018 voor veel recreatieactiviteiten de meest bezochte omgeving. Van de activiteiten wandelen en wandelsport vond 40% in het bos plaats. Ook voor wielrennen/mountainbiken was het bos populair (36%) evenals voor paardensport (33%) en hardlopen/trimmen (31%). Het agrarisch gebied was voor paardensport de meest bezochte omgeving. Daarnaast werd het platteland vooral gebruikt voor de activiteit fietsen en wielrennen/mountainbiken. De activiteit recreëren (zonnen, luieren, barbecueën en picknicken) vond vooral plaats in recreatiegebied, maar ook aan het water, in bos en park. Het rivier-, plas- en merengebied was voor watersport -zoals verwacht- de meest bezochte omgeving.
Uit eerder belevingsonderzoek is bekend dat het publiek agrarisch gebied beoordeelt als minder aantrekkelijk dan bos of natuurgebied. Uit de analyses blijkt dat omgevingen met een lagere kwaliteit (belevingswaarde, aantrekkelijkheid), zoals agrarisch gebied, een belangrijke functie hebben als recreatieve bestemming vanwege nabijheid: voor veel mensen zijn deze gebieden vanuit huis, al wandelend of met de fiets bereikbaar. En daarmee bieden ze ook gelegenheid om ze op doordeweekse dagen te bezoeken, even tussendoor en voor relatief kortere uitstapjes. Op momenten dat mensen minder tijd hebben, moeten ze het veelal doen met wat hun omgeving te bieden heeft aan groen, maar dat groen zorgt er wel voor dat ze naar buiten gaan.

Bronnen

  • Boer, T.A. de & F. Langers (2022). Maatschappelijk draagvlak voor natuur in 2021 en trends in het draagvlak. WOt-rapport 138. Wageningen, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WUR.
  • Langers, F. (2023). Recreatie in groenblauwe gebieden; Actualisatie van CLO-indicator 1258 op basis van data van het Continu Vrijetijdsonderzoek uit 2018. WOt-technical report 240. Wageningen, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WUR.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Recreatie in groenblauwe gebieden, 2006-2021
Omschrijving
Hoe ziet het bezoek aan groenblauwe gebieden voor recreatieactiviteiten eruit? Op basis van de draagvlakenquête uit 2021 is de frequentie van het bezoek aan natuurgebieden, platteland en stadsparken weergegeven voor 2021 en de trend in dit bezoek voor 2006-2021 (Boer, de & Langers, 2022). Op basis van het Continu Vrijetijdsonderzoek (CVTO) is voor 2018 geanalyseerd welke recreatieactiviteiten mensen ondernemen in groene gebieden en in welke mate (Langers, 2023).
Verantwoordelijk instituut
Wageningen Environmental Research (WENR). Auteur: Tineke de Boer
Berekeningswijze
WENR: Enquête onder Nederlanders over draagvlak voor natuur (Boer, de & Langers, 2022). In 2021 is voor de zesde keer in vijfentwintig jaar een enquête gehouden over maatschappelijk draagvlak voor natuur onder een representatieve groep inwoners van Nederland.CVTO: Het CVTO brengt het vrijetijdsgedrag van inwoners van Nederland in beeld. Het betreft de vrije tijd die men buiten de eigen woning doorbrengt. Het CVTO is een wekelijks online-onderzoek, dat bestaat uit 52 weekmetingen. In totaal worden wekelijks netto circa 375 personen van alle leeftijden ondervraagd (kinderen tot 13 jaar samen met een volwassene) over hun vrijetijdsactiviteiten in de voorafgaande week (Langers, 2023).
Basistabel
Zesde editie Draagvlakenquête, SPSS-file van het CVTO, van NBTC-NIPO
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
n.v.t.
Verschijningsfrequentie
Onregelmatig
Betrouwbaarheidscodering
C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
08
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Recreatie in groenblauwe gebieden, 2006-2021 (indicator 1258, versie 08,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.