Trend fauna land, 1990-2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De groep, bestaande uit 215 soorten zoogdieren, broedvogels, reptielen en vlinders op het land, is gemiddeld stabiel gebleven sinds 1990.

LPI fauna land

De indicator Trend landfauna is onderdeel van de Nederlandse Living Planet Index en betreft alle gemeten soorten dieren op het land. Deze geeft de gemiddelde trend weer van 215 soorten zoogdieren, broedvogels, reptielen en vlinders. Deze indicator is stabiel over de gehele periode van 1990 tot 2014, maar de onderliggende soorten zijn dat niet. Als er naar individuele soorten wordt gekeken, blijkt dat er nagenoeg evenveel soorten voor- als achteruitgaan.

Rode Lijst-graadmeter land

De Rode Lijst-graadmeter land, die aangeeft hoeveel soorten bedreigd zijn en in welke mate deze bedreigd zijn, laat zien dat voor deze soorten de situatie tot 2005 slechter werd en dat er daarna geen verdere achteruitgang meer was, en zelfs een licht herstel. Nederland heeft veel verloren sinds het referentiejaar 1950, maar het verlies lijkt nu te zijn gestopt.
De ontwikkelingen van de natuur op het land in Nederland zijn momenteel beter dan die wereldwijd: de mondiale LPI voor land (voor gewervelde dieren) neemt voortdurend af (WWF, 2014).

Oorzaken

Om verder te achterhalen hoe de Nederlandse biodiversiteit op het land verandert en wat daarvan de mogelijke oorzaken zijn, zijn er aparte indicatoren per leefgebied land onderscheiden (natuurgebieden, agrarisch landschap en bebouwde kom). De soorten die aan natuurgebieden, agrarisch landschap en bebouwde kom zijn gebonden nemen af; soorten die niet aan die leefgebieden zijn gebonden maar vrijwel overal kunnen voorkomen (zogenaamde generalisten) nemen juist toe.
De nadere onderverdeling van deze indicator Trend landfauna in deel-indicatoren is als volgt:

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Aantalsontwikkeling van alle soorten dieren op het land van vier soortgroepen
Omschrijving
Ontwikkeling populatie-aantallen en verspreiding van alle dierensoorten op het land als groep (LPI landfauna)
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
Soortselectie en dataIn de deze indicator zijn 215 inheemse soorten voorkomend op het land opgenomen van zoogdieren (28 soorten), broedvogels (130 soorten), reptielen (7 soorten) en vlinders (50 soorten), zowel gebaseerd op ontwikkelingen in populatie-aantallen als op basis van veranderingen in verspreiding ) op basis van occupancymodellen (zie Van Strien et al. 2013). Gegevens over populatie-aantallen zijn ontleend aan de landelijke meetnetten in het Netwerk Ecologische Monitoring voor zoogdieren (Zoogdiervereniging), broedvogels (Sovon), reptielen (RAVON) en vlinders (Vlinderstichting). Cijfers van otter, bever, das, hamster en een aantal muizen zijn gebaseerd op andere bronnen (zie de indicatoren in het CLO over deze soorten of soortgroepen) en betreffen deels trends in verspreiding als benadering van de trend in populatie-aantal (bij muizen bijvoorbeeld via braakballenmonitoring van predatoren).TrendberekeningVoor de soorten die in het Netwerk Ecologische Monitoring worden gevolgd zijn jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met GLM-Poisson regressie (software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM). Voor de overige soorten zijn trends bepaald met hulp van occupancymodellen op basis van zogenaamde opportunistische data, waarbij op basis van aan- en afwezigheid trends in verspreiding worden bepaald die ook een goede afspiegeling zijn van de trends in aantallen (van Strien et al. 2013, Termaat et al. 2015).De indicator is berekend door de jaarlijkse indexcijfers over de populatie-aantallen meetkundig te middelen over alle 215 betrokken soorten. Door beperkingen in de beschikbaarheid van goede gegevens verschilt het startjaar tussen de verschillende soortgroepen (met indexwaarde 1990 = 100 voor vogels, amfibieën, vissen en een deel van de zoogdieren waaronder vleermuizen, indexwaarde 1991 = 100 voor libellen, indexwaarde 1992 = 100 voor vlinders, indexwaarde 1994 = 100 voor reptielen en indexwaarde 1995 = 100 voor overige zoogdieren) met uitzonderingen op soortniveau. In de laatste twee tot vier jaren ontbreken eveneens gegevens voor enkele zoogdier- en amfibieënsoorten. Hiermee zijn de cijfers van met name de eerste jaren tot en met 1994 en de laatste twee jaren van deze graadmeter wat minder betrouwbaar. Over de jaren heen is een smoothing algoritme toegepast om flexibele trends te bepalen en daaruit zijn trendklassen afgeleid. De betrouwbaarheidsintervallen van de indicator zijn gebaseerd op de betrouwbaarheidsintervallen van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al. in voorb.). Vergelijking methode trendberekening met LPI internationaalDe gebruikte methode is grotendeels ontleend aan die van de internationale Living Planet Index van WWF (WWF, 2014). Dat houdt in dat de jaarlijkse indexcijfers van de afzonderlijke soorten meetkundig worden gemiddeld en dat dezelfde regel wordt gehanteerd om de invloed van sterk fluctuerende soorten te reduceren. Dat laatste houdt in dat indexcijfers die meer dan een factor 10 verschillen van die in het voorgaande jaar niet meedoen in de LPI (pers. comm. Loh & McRae, 2014). Er zijn echter ook enkele statistische verschillen tussen de Nederlandse en de internationale LPI: (1) De statistische methode om indexcijfers per soort te bepalen is anders. Bij de Nederlandse LPI wordt een GLM toegepast, bij de WWF-LPI een GAM. (2) Om de LPI minder te laten fluctueren van jaar op jaar wordt een smoothing algoritme toegepast. Bij de internationale LPI gebeurt dat met een GAM per afzonderlijke soort. Bij de Nederlandse LPI gebeurt dat pas bij het meetkundig middelen van alle soorten. (3) De betrouwbaarheidsintervallen van de indicator verschillen. Bij de Nederlandse LPI wordt ook de onzekerheid van de indexen per soort opgenomen; bij de WWF-LPI is dat niet het geval.
Basistabel
In de hoofdtekst is een link naar de basistabel te vinden met voor iedere soort de indexen op jaarbasis. De indexen van de onderliggende indicatoren met onderscheid naar habitat met hun trend zijn op een eigen indicatorpagina te vinden. Daar zijn ook de trends van de hieronder vallende afzonderlijke soorten te vinden.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Termaat, T., R.H.A. van Grunsven, C.L. Plate & A.J. van Strien (2015). Strong recovery of dragonflies in recent decades in The Netherlands. Freshwater Science 34(3):1094-1104.Van Strien, A.J., C.A.M. van Swaay & T. Termaat (2013). Opportunistic citizen science data of animal species produce reliable estimates of distribution trends if analysed with occupancy models. Journal of Applied Ecology 50, 1450-1458.WWF (2014). Living Planet Report (2014), Species and spaces, people and places. WWF, Gland, Zwitserland. WWF Nederland (2015). Living Planet Report Nederland, staat van biodiversiteit/natuur. WWF, Zeist.
Opmerking
Deze indicator en bijbehorende soortenlijst is afgestemd in relatie tot de overkoepelende indicator Living Planet Index fauna Nederland en twee andere subindicatoren per leefomgeving (marien en zoet water/moeras).
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
07
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Trend fauna land, 1990-2014 (indicator 1579, versie 01,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.