Visbestanden in de Noordzee, 1980-2002
Door overbevissing ligt de stand van tong, schol en kabeljauw in de Noordzee onder de niveau's die in het kader van een duurzame visserij internationaal zijn afgesproken. De haringstand heeft zich sinds twee jaar weer hersteld.
Vissoorten onder druk
Veel vissoorten in de Noordzee zijn de laatste decennia overbevist. In 2002 ligt de hoeveelheid volwassen dieren (=paaibestand) binnen de tong-, schol- en kabeljauwbestanden onder het voorzorgsniveau. Dit betekent dat deze soorten zich maar moeilijk van de visserij kunnen herstellen doordat er te weinig nakomelingen geproduceerd worden. Sinds twee jaar ligt de stand van haring weer boven het voorzorgsniveau.
Kabeljauw steeds zwaarder in de problemen
Het bestand volwassen kabeljauw ligt al twintig jaar onder het voorzorgsniveau (150 miljoen kg) en al tien jaar rond of onder het limietniveau (65 miljoen kg). Dit laatste betekent dat er binnen een visbestand erg weinig volwassen dieren voorkomen. Hierdoor is de productie van nakomelingen zo laag dat er een gevaar bestaat dat het visbestand instort. Het doorbreken van deze negatieve trend om zo de kabeljauwstand in de Noordzee en aangrenzende zeegebieden te herstellen is alleen mogelijk door de bevissing sterk te verminderen.
Schol en tong in de gevarenzone
Door overbevissing ligt het bestand volwassen schol al meer dan tien jaar onder het voorzorgsniveau (300 miljoen kg) en in de jaren negentig zelfs zes jaar onder het limietniveau (210 miljoen kg). Een grote productie van nakomelingen in 1996 zorgt voor een licht herstel: sinds 2000 bevindt de scholstand zich weer boven het limietniveau. De stand van tong fluctueert al jaren rond het voorzorgsniveau (35 miljoen kg). Door overbevissing worden sterke jaarklassen (jaren met een grote productie van nakomelingen: 1987, 1991 en 1996) snel opgevist. Hierdoor nam in de jaren negentig het bestand volwassen tong sterk af tot 23 miljoen kg in 1998. In 1999 en 2000 herstelde de tongstand zich enigszins dankzij de sterke jaarklasse 1996, maar de laatste jaren ligt zij weer onder het voorzorgsniveau.
Haringstand hersteld
Het bestand volwassen haring ligt sinds 2001 weer boven het voorzorgsniveau. Dit herstel is een gevolg van enkele jaren met een grote productie aan nakomelingen (1998, 2000) en de in 1996 genomen vangstbeperkende maatregelen. De totale hoeveelheid haring die mag worden gevangen werd in dat jaar gehalveerd en er werd voor de industrievisserij een maximum aan de bijvangst van haring gesteld.
Technische toelichting
Vis is een vernieuwbare hulpbron die bij een duurzaam verbruik tot in lengte van dagen beschikbaar kan blijven. Voor een duurzame visserij is het van belang dat de visbestanden voldoende volwassen dieren omvatten zodat er gemiddeld ieder jaar voldoende nakomelingen voortgebracht worden waardoor de sterfte door de visserij kan worden gecompenseerd. Door overbevissing is de visstand de laatste tientallen jaren sterk afgenomen. Bij een aantal soorten is de stand zo laag dat er te weinig nakomelingen geboren worden voor het herstel van de visbestanden. Voor het beheer vindt er onderzoek plaats naar de omvang van de visbestanden. Om te voorkomen dat de visstand zo laag wordt dat de visbestanden niet meer kunnen herstellen, heeft men twee grenzen gedefinieerd voor de omvang van het bestand volwassen dieren (= paaibestand): het limietniveau en het voorzorgsniveau. Komt het paaibestand onder het limietniveau, dan leidt dit tot een onvoldoende productie van nakomelingen waardoor er een kans bestaat dat het visbestand instort. Om te voorkomen dat het paaibestand in de buurt van het limietniveau komt, is het voorzorgsniveau afgesproken. Boven het voorzorgsniveau kan een visbestand zich, ook na enkele jaren met weinig nakomelingen, altijd nog herstellen. Op basis van het onderzoek naar de omvang van de visbestanden worden er biologische adviezen opgesteld die er op gericht zijn het paaibestand in ieder geval op het voorzorgsniveau te krijgen of daarboven te houden. Op basis van de biologische adviezen worden er internationaal afspraken gemaakt over de vangst.
Methodiek
De grafieken voor schol en tong betreffen de Noordzee (ICES IV). De grafiek voor kabeljauw geeft de ontwikkeling in de Noordzee, inclusief Skagerrak (deel van ICES IIIa) en oostelijk deel van het Kanaal (ICES VIId). De gegevens van haring betreffen de Noordzee inclusief Skagerrak, Kattegat (ICES IIIa) en het oostelijk deel van het Kanaal.
Referenties
- ICES (2002). Report of the ICES Advisory Committee on Fishery Management 2002. International Council for the Exploration of the Sea, Cooperative Research Report nr. 255, Kopenhagen.
Relevante informatie
- Meer informatie over vis is te verkrijgen bij de International Council for the Exploration of the Sea
Archief van deze indicator
- Visbestanden in de Noordzee, 1947-2019 (actuele versie , 05 aug 2019 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1947-2018 (v19 , 21 aug 2018 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1947-2017 (v18 , 03 okt 2017 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1947-2016 (v17 , 20 sep 2016 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1947-2015 (v16 , 04 nov 2015 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1947-2014 (v15 , 14 okt 2014 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1947-2013 (v14 , 26 aug 2013 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1947-2012 (v13 , 03 okt 2012 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1957-2011 (v12 , 16 aug 2011 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1957-2010 (v11 , 24 sep 2010 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1957-2009 (v10 , 14 aug 2009 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1980-2008 (v09 , 11 jul 2008 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1980-2007 (v08 , 07 sep 2007 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1980-2005 (v07 , 04 jul 2006 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1980-2004 (v06 , 24 jun 2005 )
- Paaibestanden in de Noordzee, 1980-2003 (v05 , 20 apr 2004 )
- Visbestanden in de Noordzee, 1980-2002 (v04 , 03 jul 2003 )
- Vis: paaibestanden in de Noordzee, 1980-2001 (v03 , 20 sep 2002 )
Referentie van deze webpagina
CBS, PBL, RIVM, WUR (2003). Visbestanden in de Noordzee, 1980-2002 (indicator 0073, versie 04 , 3 juli 2003 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.